Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kracht van het Evangelie*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kracht van het Evangelie*)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Paulus de brief aan de Romeinen schreef had hij veel jaren van zendingsarbeid in Klein-Azië en Griekenland achter zich. Wij weten, dat hij dicht bij het einde van zijn missionaire loopbaan was gekomen. Zijn leven was — sinds het Evangelie als een kracht Gods in Damaskus in zijn hart was doorgebroken — vervlogen in een voortdurende strijd met joden en heidenen aangaande de alleengeldende heerlijkheid van Jezus Christus en zijn genade. Hij had van de kant van de mens (ook bij zichzelf) niets anders ervaren dan de weerbarstigheid en het fel verzet van hart en geest. Welke tegenkrachten had Paulus door zijn prediking al niet opgeroepen! En wat had hij in de strijd met hen niet vaak onder moeten liggen! Als hij bespot en verguisd werd, als de satan en de mensen hem verhinderden het Evangelie te spreken tot de heidenen, of als hij voor een valse apostel werd* uitgemaakt. Wat heeft de upperten van de beschaving en kuituur zich telkens smalend van hem afgewend! — Inderdaad had hem telkens zwakheid de benen gebroken. Ook in de gemeenten zelf was er zo veel geweest, wat hem volkomen had kunnen desillusioneren.

Menselijkerwijs gesproken had het best kunnen zijn, dat Paulus zich toch langzamerhand wel een beetje was gaan schamen voor het Evangelie of dat hij tot de konklusie gekomen was, , dat , , de prediking het niet overal doet"; dat , , ze niet aansluit"; dat „daarom in bepaalde omstandigheden en kringen op een andere wijze aansluiting gezocht moet worden", enz.

Daartegenover stelt de apostel direkt in het begin van deze brief aan de gemeente te Rome, waar het hart van kuituur en wetenschap klopt, dat hij zich het Evangelie van Jezus Christus niet schaamt (1 : 16). Het is niet maar alleen een woord voor de eenvoudige lieden van het platteland, maar ook in de wereldstad moet het even goed en even ongenuanceerd klinken. Het is zelfs om zo te zeggen Paulus steeds helderder geworden, dat dit Evangelie van de gekruiste en opgestane Christus, dit Evangelie van verzoening in het enige zoenoffer van Christus, dit Evangelie, waarin de geschonken gerechtigheid Gods tot vergeving der zonden wordt geopenbaard. het alleen is en alleen doet.

Daarom trachtte Paulus nooit zich aan te passen — hoe zeer hij ook de joden een jood werd en de grieken een griek — maar stelde hij zich met het Evangelie radikaal tegenover het jodendom en de heidense religie op, welke overmacht ze beiden ook aan de dag mochten leggen. Hij zocht niet voorzichtige wegen van geleidelijkheid te gaan, maar viel steeds jodendom en heidendom frontaal aan en trof hen in hetgeen hen het allerliefst was: in hun eigengerechtigheid en hun afgoden.

Paulus kan eenvoudig niet anders. Hij weet de schrik des Heeren en... het Evangelie is kracht Gods! (1 : 16, zonder lidwoord). In het Evangelie wil God dus zijn kracht openbaren. Alleen in dit Evangelie. Het is het enige, dat het doet en doen zal. Want in dit Evangelie wordt niet alleen de boodschap gevonden van Gods heilswerk in Jezus Christus, maar God deelt ook door dit Evangelie het heil werkelijk mee. De genade tot verzoening der zonden, de verkiezende liefde Gods en de overwinning van hel en dood worden er door uitgewerkt. Goddelozen worden er door gerechtvaardigd om niet en wat neergeworpen is zal er door de liefde Gods smaken. Alle weerstanden worden er door verbroken.

Het Evangelie is kracht. Ja, dat moet je dan zeggen, als je zelf telkens onderligt! — Maar Paulus heeft er diep in gekeken. Want die Kracht (we moeten ze eigenlijk met een hoofdletter schrijven) is kracht Góds. Dat wil maar niet alleen zeggen, dat alle menselijke kracht van zoeken om ingang te krijgen en aanpassing met één zwaai ter zijde geschoven wordt, maar ook dat dit Evangelie doorbreekt in een weg van zwakheid, van nederlaag op nederlaag. Zo bewijst het Kracht Góds te zijn tot redding. Het breekt bergen van graniet, het redt verloren mensen en werkt allerlei heil in een wereld, die onder de verdoemende kracht der zonden zich voortspoedt op een weg naar de eeuwige ondergang.

Dit alles heeft ons veel te zeggen. Niets zal het ook in de wereld van vandaag doen dan het Evangelie des kruises. Hoe zeer ook nodig is de geest van deze tijd te verstaan en de andere godsdiensten te doorgronden, nochtans zal alle streven van aanpassen met lamheid zijn geslagen. Van dienst aan de naaste moge iets machtigs uitgaan op het gemoed der mensen, indien ze niet opbloeit uit dit Evangelie, heeft ze geen dageraad. Frustratie zal slechts het resultaat zijn en zelfs juist het omgekeerde kan wel eens worden bereikt van wat men beoogt.

Daarom moet het Evangelie der Schriften klinken. Het is Kracht Góds, de krachtcentrale van de hemel. Dit Evangelie alleen breekt door strukturen van mens en volken heen. Want God zelf is er in bezig, in de openbaring van de gekruiste en opgestane Christus in zijn Geest.

Wat gevolg dat voor de zending heeft? Wat wij hebben te leren tevreden te zijn met het Woord. En dat houdt in, dat we naar het zichtbare en tastbare zwakheid, zonden en schuld ontmoeten. Er schiet voor ons geen heerlijkheid, kracht of enige wijsheid over. Ja, het is zelfs zo, dat we juist in ons bezig zijn met de heiligste dingen het meest schuld op ons laden. Vermeerderen we onze schulden niet dagelijks vooral in een tere aangelegenheid als b.v. het gebed? Hebben Gods kinderen zich daarover niet steeds weer te verootmoedigen? — Zo is het ook met de arbeid der zending. Hoe worden we hier dagelijks gekonfronteerd met menselijke zwakheid en zonden, zodat we ons moeten schamen en er voor ons niets overblijft dan dat we onze benen breken en dat onze handen worden afgekapt.

Die staan in het werk van Gods Kracht, het Evangelie der verzoening, hebben zich dagelijks te verootmoedigen en zullen alleen van vergeving kunnen leven. Zo leert het God de zijnen. Het is tot ergernis van ons vrome vlees, maar het is zaligheid om met deze genade tevreden te worden gemaakt, telkens weer opnieuw. O, wat heeft God een arbeid aan zijn kerk!

Maar zo is dan de weg voor onze zendingsarbeid duidelijk uitgezet. Het Evangelie is Kracht Gods. Daardoor werkt God zijn heil. Onweerstaanbaar.

Dat te weten is ook machtige troost in een vaak naar het zichtbare zo troosteloze zaak. Hoe meer we er bij betrokken worden, hoe grauwer alles ons kan voorkomen. Allereerst bij onszelf, maar dan ook in ons zendingswerk. — Doch het Evangelie is kracht Góds. Daarom vindt het zijn weg wel, maar in zwakheid en door het onmogelijke en tegenstrijdige heen. Zo komen ze echter aan door goddelijk licht geleid en zullen de natiën gekerstend worden. Dit door de Heilige Geest gedragen Evangelie dat de mens neerwerpt en de neergeworpen mens opricht, is tot zaligheid, tot redding uit oordeel en gericht, uit vervuiling op stoffelijk, geestelijk en zedelijk terrein.

Zal echter dit Evangelie de wereld ingaan, dan zal er ook een kerk moeten zijn, die in het Evangelie als kracht gelooft. De huidige nood is niet het ongeloof der wereld, maar het ongeloof in de boezem der kerk: dat men in de kerk geen geloof meer heeft in de zaak, waarvoor men staat. Als de wetenschap de visie op de Bijbel bepaalt en men zich in zijn zogenaamde mondigheid verslaaft aan de gesloten kosmos, waarin God niet meer inbreekt en doorbreekt, wordt de mens op zichzelf teruggeworpen. Is het wonder, dat men dan zich verbijsterd afvraagt, waar het met de kerk naar toe zal gaan en dat men tevergeefs driftig tracht de scherven bijeen te rapen en te lijmen met allerlei lapmiddelen?

Het is toch niet vreemd, dat de kerk door krisissen heen moet? Heeft ze die door haar ontrouw zelf niet opgeroepen? — God laat zich niet bespotten.

Het aloude en steeds nieuwe Evangelie van zonde en genade is kracht Gods, de dynamis, het dynamiet. Dit Evangelie, dat nog nooit gepast heeft in het menselijk denken en doen en nooit zich er bij aanpast, is sterker dan welke atoomkracht ook.

Daarom is de preek-dienst van dit Evangelie niet voorbij, maar zal nu weer echt haar heerlijkheid gaan betonen. Maar daarbij zal wel een ziftingsproces plaatsgrijpen, waardoor aan de dag zal komen, wat nu echte Evangelie-prediking is en wat op de asbelt komt. Als alles faalt breekt Gods heilswerk door in zijn Woord. Zie, Hij is op weg, Hij gaat door de kerk, Hij vertrapt alle menselijke wijsheid en kracht. Stof wervelt op. Maar het Evangelie is kracht Gods. Op puinhopen van kerkelijk waanwijs mensenwerk en strukturenbouwsel verrijst het Godsgebouw van Gods glorie. Het Evangelie heeft toekomst en alleen die kerk, die dat Evangelie hoedt.

God staat er met zijn Evangelie zelf voor in, dat er een kerk zal zijn, dat er zondaren zullen zijn, die onder de banier van het Evangelie worden gebracht. Zij zullen het uitdragen en bevestigen met hun werken der liefde, nabij en ver.

Dat bedoelt de apostel met de toevoeging „een iegelijk die gelooft" (1 : 16).

Al zijn kracht heeft onze heerlijke God gelegd in Zijn enige Zoon des mensen, de Mens in slavengestalte, tot in de hel vernederd. En Hij is doorgebroken door alle hellen en doden heen. In zijn Geest openbaart Hij deze zelfde kracht in zondaarsharten: Het is kracht Gods tot redding elk gelovende.

Wat is dat voor een mens: een „gelovende"? — Die is met de hoogspanningsdraad van de hemel in aanraking gekomen (het Evangelie in de kracht des Geestes). Het heeft hem geschokt tot in zijn voegen. Hij is neergeslagen met zijn drijven en denken, zijn streven en voorwaarden stellen. Johannes lag als dood aan de voeten van de Verheerlijkte.

Wie is die mens: de gelovende? «— Die zó voor 't eerst ter zijde geschoven wordt als „stof en as", dat hij God en zijn Woord voorrang geeft. Maar die ook in voortgang telkens weer uitgerangeerd wordt. Doch daarbij wordt hij door diezelfde kracht opgericht en in Gods werk ingezet en opgenomen: in Jezus Christus en zijn genade. Zijn roem en leven is daarom: Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden, spreekt de Heere.

De „gelovende" is en blijft niets dan de zondaar, steeds meer en dieper de zondaar, die van genade leeft, van onverdiende gunst, en... van kracht, eeuwige genadekracht in eigen zwakheid volbracht. Want in het Evangelie wordt de gerechtigheid geopenbaard, de toegerekende gerechtigheid Gods. Daarom verblijdt hij zich in dat Evangelie en ziet hij de reikwijdte ervan tot de einden der aarde, naar de beloften van zijn Koning.

Werd ook ons door dit Evangelie dè wonde voor ons leven toegebracht? Werd het ons dè kracht tot zaligheid?

Tenslotte: als het Evangelie kracht Gods is, dan roept het om ons gebed: gebed van en voor ons, dat we toch onze krachten niet vermengen willen met deze kracht Gods; dat we toch in het geloof mogen dienen, niets hebbende dan armoe-de en... liefde, liefde uit zijn liefde.

Bidt voor ons. opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u.

Het Evangelie is kracht Gods tot zalig-

heid een iegelijk, die gelooft.


*) Intreepreek over Rom. 1 : 16-midden op woensdag 6 oktober 1971.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 oktober 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De kracht van het Evangelie*)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 oktober 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's