Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de heiligmaking des mensen en de goede werken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de heiligmaking des mensen en de goede werken

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij geloven, dat dit waarachtige geloof in de mens gewrocht zijnde, door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens en hem doet leven in een nieuw leven, en hem vrij maakt van de slavernij der zonde. Daarom is het zover van daar, dat dit rechtvaardigmakend geloof de mensen zou doen verkouden in een vroom en heilig leven, dat zij daarentegen zonder hetzelve nimmermeer iets doen uit liefde Gods, maar alleen uit liefde tot zichzelf en uit vreze van verdoemd te worden. Zo is het dan onmogelijk, dat dit heilige geloof ledig zij in de mens, aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zulk een, hetwelk de Schriftuur noemt: „het geloof door de liefde werkende". Gal. 5 : 6, dat de mens beweegt om zich te oefenen in de werken die God in zijn Woord geboden heeft. Welke werken als zij voortkomen uit de goede wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn, overmits zij allen door zijn genade geheiligd zijn. Intussen komen zij niet in rekening om ons te rechtvaardigen, want het is door het geloof in Christus, dat wij gerechtvaardigd worden, ook eer wij goede werken doen; anderszins zouden zij niet meer kunnen goed zijn, evenmin als een vrucht van de boom goed kan zijn vóórdat de boom goed is. Zo doen wij dan goede werken, maar niet om te verdienen (want wat zouden wij verdienen? ); ja, wij zijn in God gehouden voor de goede werken die wij doen, en niet Hij in ons; aangezien „Hij het is, die in ons werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen", Pil. 2 : 13. Laat ons dan letten op hetgeen geschreven staat: „Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan hetgeen wij schuldig waren te doen", Lukas 17: 10. Intussen willen wij niet loochenen, dat God de goede werken beloont, maar het is door zijn genade, dat Hij zijn gaven kroont. Voorts, al is het dat wij goede werken doen, zo gronden wij toch onze zaligheid niet daarop; want wij kunnen geen werk doen, of het is besmet door ons vlees, en ook strafwaardig; en al konden wij er één voortbrengen, zo is toch de gedachtenis van één zonde genoeg, dat het van God zou verworpen worden. Alzo dan zouden wij altijd in twijfel staan, herwaarts en derwaarts drijvende zonder enige zekerheid en onze arme consciëntiën zouden altijd gekweld worden, indien zij niet steunden op de verdienste van het lijden en sterven van onze Zaligmaker.

Artikel 24 N.G.B.

Het geloof vernieuwt het leven

Na nu gehandeld te hebben over de rechtvaardigmaking als de enige grond van onze zaligheid, wordt nu in één enkel artikel gehandeld over de heiligmaking. De vrucht van de rechtvaardigmaking door Christus' offer is echter veel groter. Die bestrijkt welbeschouwd heel het verdere van de geloofsbelijdenis. Door Christus' offer wordt de heiligmaking mogelijk, wordt de cefemoniële wet afgeschaft, volgt Christus' enige voorbede en ontstaat de kerk met haar ambten, met haar sacramenten, met haar staan in deze wereld en strekt zij zich uit naar het eind aller dingen. Dit is eigenlijk alles de heiligmaking en de heerlijkmaking van de aparte mens uit, naar het grote en wijde verband van alle dingen. Zoals u ziet, is het geloof van wereldwijde betekenis. Wij hebben een zeer diep en vérstrekkend geloof!

Van dit geloof, mits het een waarachtig geloof is, wordt nu gezegd, ten eerste dat het gewerkt wordt door het gehoor van het Woord Gods èn door de werking van de Heilige Geest. Dat zijn bekende klanken voor ons. Zo en zo alleen ontstaat het geloof, namelijk door het gehoor van het Woord Gods. Onverantwoordelijk is het, als de kerk niet het Woord Gods predikt en laat prediken. Dat en dat alleen is het zaad der wedergeboorte. Geen ding mag op de preekstoel gebracht worden dan het Woord Gods. Dat bevat het heil voor zondaren, dat gaat in op alle wezenlijke noden van de mens en dat wijst hem de weg naar de zaligheid en ook door heel dit bonte leven. Het heeft de beloften voor dit en voor het toekomende leven. Dit Woord móét gepreekt worden en het moet aangehoord worden, want als u uw bijbel wilt geloven en als u uw belijdenis, de belijdenis der kerk, wilt geloven: „aan het gehoor van het Woord Gods hangt het geloof". Het geloof toch is uit het gehoor en het gehoor is door het Woord Gods. Laat ons ons dit vast inprenten, zowel de predikers als het volk. Preken en niets dan het Woord Góds preken en horen, maar dan ook het Woord Gods horen.

Bij de prediking van het Woord Gods, bij het horen van het Woord Gods, wordt genoemd de werking van de Heilige Geest. De Heilige Geest moet voor dit Woord opening maken in het gehoor en ook opening maken in het hart. Hij moet dan ook dat Woord er in dragen èn in het oor èn in het hart. Hij moet een plaats maken in dat hart voor het Woord, niet een plaats bij de weg, niet een plaats op steenachtige bodem, waar het geen diepte van aarde heeft, ook niet in de doornen, waar het verstikt wordt, maar in de goede aarde. Dan gaat de Geest met dat Woord wérken. En het werk, dat de Geest Gods doet, is dat dit Woord geloof wekt, waarachtig geloof. Dat wordt in de mens gewrocht. Gewrocht! Heel die werking van de Geest wordt hier genoemd de wedergeboorte. Dat is weer een aparte visie, die de belijdenis geeft op de wedergeboorte. Die wordt hier gesteld achter de rechtvaardigmaking. Die wordt hier gesteld in de heiligmaking. Die wordt hier gesteld door het geloof. Leest het met uw eigen ogen: „Dit waarachtig geloof wederbaart hem." Dit waarachtig geloof maakt hem tot een nieuwe mens. Dit waarachtig geloof doet hem leven in een nieuw leven. Dit waarachtig geloof maakt een mens vrij van de slavernij van de zonde. Ik zou xleze enkele zinnetjes wel willen griffen in uw harten en in het mijne. Het is om nooit te vergeten! Hier hebt u de bijbelse bekering, die volgt op het rechtvaardigmakende geloof in Christus. De apostelen predikten het geloof en de bekering. Hier hebt u de reformatorische leer in al haar glorie. Christus alleen mijn gerechtigheid voor God. En dit geloof wederbaart een mens. Niets verlost een mens van de slavernij der zonde dan Christus en Christus alleen. En dit geloof doet hem leven in een nieuw leven. En dit geloof maakt hem tot een nieuw mens.

Het is er dan ook verre vandaan, dat dit geloof, dit rechtvaardigend geloof, de mensen zou doen verkouden, doen verkoelen in een vroom en heilig leven. Integendeel: dit geloof maakt een mens niet koud, niet onverschillig, het maakt een mens eerst recht vroom en heilig. Wat toch uit God geboren is, dat zondigt niet.

Dit geeft een warm en hartelijk gezind leven. „Vroom" heeft helaas een kwalijke klank gekregen onder ons. Ten onrechte door veel onkundig getheologiseer. Het bijbelse woord „vroom", dat is een goed woord voor een goede zaak. David bidt daarom. Het oud-Hollandse woord vroom betekent „moedig". Het is een volk, dat met de slavernij der zonde breekt. Hier hebt u de rechte heiligheid, die de wedergeboorte, die de genade, die het geloof, verleent. Dit geloof is zo nodig, dat men zonder dit rechtvaardigend geloof, dat uit Christus leeft, nooit iets kan doen uit liefde tot God. Zonder dit geloof is al wat wij doen alleen uit eigenliefde, hoogstens uit vrees verdoemd te worden.

Dit echte geloof kan nooit ledig zijn. Het is geen ijdel geloof. Het is een geloof door de liefde werkende. Dit geloof óéfent zich in de werken, die God ons in Zijn Woord geboden heeft. Daarin bewijst het, dat het uit een goede bron komt, want al wat niét uit het geloof is, is zonde, maar al wat wèl uit het geloof is, dat is wat uit Christus is, dat is Gode aangenaam. Wat uit het geloof, wat uit Christus vloeit, dat is Gode heilig.

Het geloof is de voorwaarde tot het doen van goede werken

God beveelt het doen van goede werken. Dat leest u op alle bladzijden van het Oude en van het Nieuwe Testament. En al wat God beveelt is goed. Hij beveelt nooit wat verkeerds. Geeft nu Christus als de wijnstok kracht en het vermogen, om vruchten te dragen, dan kan die vrucht niet dan Gode aangenaam zijn. Een boom moet toch goed zijn, wil hij goede vruchten dragen. Toch komen onze goede werken niet in aanmerking, om ons voor God te rechtvaardigen. Stel u voor, dat iemand bij u in de schuld staat voor een groot bedrag van vele duizenden en het is door zijn schuld, dat hij niet kan betalen. Hij heeft het er doorgebracht. Bent u nu zo goed, om hem ondanks zijn zondig en schuldig leven, heel dat bedrag, heel die schuld kwijt te schelden, dan zal het toch aan die kwijtschelding niet toedoen, als die man u later een enkele gulden bezorgt. Die enkele gulden mag toch geen naam hebben. Tegen al de zonden, die wij tegen God gedaan hebben, zwaar en menigmaal, kan toch niet opwegen die enkele goede daad, die ge na de schuldvergeving doet? Brengt dat beetje goed toch niet in rekening tot uw rechtvaardigmaking. Daarvoor was dat bloed van Christus volkomen voldoende. Moeten daar zo'n paar simpele goede werken, daarna gedaan, bij gerekend worden? En voordien deden wij geen enkel goed. Bovendien zijn onze beste werken, gezien in Gods heilig licht, nog maar zeer gebrekkig goed. Met zonde bevlekt en bezoedeld.

Maar niettemin willen zij gedaan worden! Dat kan niet anders. Christus' genade, de werking van de Heilige Geest, het stuwende geloof, zorgen daarvoor. Maar wij doen dat helemaal niet om te verdienen. Wat zouden wij toch verdienen? Wij zijn in God gehouden om ze te doen. God is niet in ons gehouden voor die werken! Wij zijn bij God in de schuld om goede werken te doen, God is niet in de schuld bij ons, om die werken van ons dankbaar te aanvaarden. Is Hij het toch niet. Die die werken werkt in ons leven en in ons hart en in onze hand en in onze gang, door Zijn genade in Christus, door Zijn Geest en door het geloof, dat Hij wekte en werkzaam deed zijn? Ja, de Heere doet dat naar Zijn welbehagen. En daar hebt gij dan de mate der gaven en der werken, die Hij Zelf bepaalt naar Zijn vrijmacht.

Wij zijn in de schuldvergeving toch zo steil en diep afhankelijk van de Heere. En wij zijn even steil en diep afhankelijk van Hem in het stuk der heiligmaking. Maar het is zo'n goede zaak van Hem afhankelijk te zijn. Van niemand kan men beter afhankelijk zijn dan van die grote God, van die barmhartige God, van die genadige Vader, bij Wie milde handen zijn en vriendelijke ogen van eeuwigheid. Zo keren wij dan met al onze goede werken maar weer tot de Gever van alle goed weer en ook tot Zijn genade. En het is alleen het geloof in Hem en in Zijn Zoon, die ons in staat stelt ze te doen en ze zo te doen, dat wij zeggen: „Wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan, wat wij schuldig waren." Dat is het geloof, dat zich verlaat op genade en op genade alleen. Dat is het geloof, dat over zijn beste werken vraagt genade en genade alleen.

Och schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest! Mocht die mij op mijn paan ten leidsman strekken! 'k Hield dan Uw wet, dan leefd' ik onbevreesd: Dan zou geen schaamt' mijn aangezicht bedekken. Wanneer ik steeds opmerkzaam waar' geweest, Hoe Uw geboön mij tot Uw liefde wekken.

Ik zal, oprecht van hart, Uw naam, o HEER', Gestaag de roem van Uwe grootheid geven, Als ik 't gezag en 't heilig oogmerk leer Van 't vlekk'loos recht, door Uwe hand beschreven, 'k Zal Uw geboön bewaren tot Uw eer; Verlaat mij toch niet gans'lijk in dit leven.

Het geloof ziet het loon op de werken, uit genade en tot zekerheid

Dat lijkt zo'n hard woord: „Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen." Het is een woord van de Heere Jezus! Het is een woord van Hem, Die alles voor ons volbracht! Wat zoudt ge toch op die sobere werken van ons willen verwachten? Een uitbundige en nederige dankbetuiging Gods? Denk nog maar eens aan dat grote bedrag, dat kwijtgescholden werd en aan die simpele guldens, die de man daarna bracht. Hier valt nu het waarachtige geloof zo ten volle en zo geheel bij, als Jezus dit zegt. Wij zijn onnutte dienstknechten, als wij alles zouden doen, wat bevolen was. En wat doen wij slechts van al, wat geboden werd en wordt? Een miniem klein beetje, zelfs de allerheiligste. Brengt het toch niet in rekening!

„Intussen willen wij niet loochenen, dat God de goede werken beloont: maar het is door Zijn genade, dat Hij Zijn gaven kroont." Prachtig gezegd. Daar hebt u de belijdenis. Zeker niet minder mooi dan de Catechismus het zeide. Wij loochenen de beloning niet. Hoe zou het ook? Reeds in dit leven zien wij. dat God uit genade zaligt, maar dat Hij eveneens uit genade, naar de mate der heiligmaking, beloont. Het is toch maar zo, dat een leven in de instellingen Gods — kerk, eredienst, sacramenten — zich aftekent zelfs op ons lichaam, ook in onze geest. Het is toch maar zo, dat een leven in de dienst des Heeren een frisheid geeft, zelfs tot in de ouderdom. Het is toch maar zo, dat veel lezen en onderzoeken het geestelijk zielebezit merkelijk verrijkt. Het is toch maar zo, dat een innig gebedsleven een christen afhankelijker voor God en dan ook rijker gezegend maakt. Zo zal de Heere stellig ook naar iemands heiligmaking in het toekomende leven belonen. Die beker koud water, aan de minste Zijner discipelen gegeven, zal zijn loon geenszins missen. Een bekeerde moordenaar, die enkele uren na zijn bekering binnen gaat, wordt zeker zalig. Maar hij heeft maar weinig tijd gehad, om zijn God daarvoor te eren in dit leven. Paulus daarentegen heeft na zijn bekering bijna het derde deel van het Nieuwe Testament beslagen met zijn onbaatzuchtige dienst in Gods Koninkrijk. Dat zal, als de Heere loon naar werken geeft in die dag. wel een verschil maken. Toch praat Paulus niet over loon, maar hij hoopt om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Want dat is zeer verre het beste. Wat wel zeker waar zal zijn. Zij leggen toch allen hun kronen maar aan Zijn voeten!

Die onnutte dienstknechten. God kroont Zijn gaven. Het was maar van U, wat vruchten afwierp. En onze goede werken zijn zo besmet, dat zij nog eerder strafwaardig zijn. En tegenover al onze werken is de gedachtenis aan één enkele zonde genoeg om ons aan geen loon te doen denken.

En wat is dat een zegen, dat wij zo over onze goede werken mogen denken, dat die geen verdienstelijkheid hebben, want als onze zaligheid daarvan afhing, dan zouden wij altijd geslingerd worden. Dan zouden wij nooit zekerheid hebben van onze staat voor de eeuwigheid. Vandaag brengen wij het er aardig af, naar wij denken, morgen weer allerdroevigst. En wij struikelen allen dagelijks in velen. Zo zouden onze arme gewetens altijd gekweld worden, zo zij niet steunden op de verdiensten van het lijden en sterven van onze Zaligmaker.

Maar nu — zo weet het geloof: onze hulp en onze geheel enige verwachting is van de Heere. Maar nu — zo weet het geloof: onze werken worden met vergeving opgenomen. Dat zegt de grote Calvijn. Dat mogen gelukkig ook de kleinste christenen hem nazeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van de heiligmaking des mensen en de goede werken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's