Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van het afdoen van de ceremoniële wet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van het afdoen van de ceremoniële wet

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij geloven, dat de ceremoniën en figuren der Wet opgehouden hebben met de komst van Christus, en dat alle schaduwen een einde genomen hebben; alzo dat het gebruik daarvan onder de Christenen weggenomen moet worden; nochtans blijft ons de waarheid en substantie daar van in Christus Jezus, in dewelke zij haar vervulling hebben.

Intussen gebruiken wij nog de getuigenissen, genomen uit de Wet en de Profeten, om ons in het Evangelie te bevestigen en ook om ons leven te reguleren, in alle eerbaarheid, tot Gods ere; volgens Zijn wil. Art. 25 N.G.B.

De afschaffing van de ceremoniële wetten

Het gaat hier over een belangrijk deel van onze bijbel, namelijk over een deel der wetten, n.1. over de ceremoniële wetten. Zij nemen een niet onaanzienlijk stuk van de Heilige Schrift in beslag. Van die Schriften weten wij, dat al de Schrift van God is ingegeven, ook dat zij nuttig zijn tot lering en onderhouding van hen, die in de rechtvaardigheid zijn. De heilige mannen Gods, door de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze ons gegeven. Van de wetten, ook de ceremoniële wetten, geldt dat wel in bijzondere zin. Deze toch heeft de Heere Zelf gegeven, vooreerst reeds in knop in het paradijs, toen de Heere Adam en Eva rokken van vellen maakte, toen Kaïn en Abel Gode gingen offeren en het slachtvee van Abel Gode aangenaam was, toen de Heere onderscheid maakte bij Noach tussen rein vee en onrein vee, toen daarna rein vee geofferd werd ten brandoffer, toen Abraham de besnijdenis instelde. Al deze dingen waren een voorspel van de ceremoniële wetten, die de Heere Zelf ten laatste aan Mozes op de berg gaf, als een eeuwige inzetting, dat is als een inzetting voor eeuwen, onder de geslachten Israëls.

Deze geboden gaf de Heere om Zijn ontzag en Zijn dienst onder Zijn volk in de vóór-Israëlietische tijd onder de oudvaderen te stichten en na Mozes onder Zijn volk Israël. Dan deed God dit om Zijn volk af te zonderen en te onderscheiden van de heidense volken. Daarna ook om Zijn volk een eigen en heilige Godsdienst te geven, anders dan alle volkeren, die God Zijn verbondsgeheimenissen niet wilde geven.

Door deze ceremoniëndienst wilde de Heere op zinnebeeldige wijze leren de aard en de strafwaardigheid van hun zonden. Dan wilde Hij ze leren, dat er bij Hem verzoening en vergeving is, opdat Hij gevreesd zou worden met kinderlijke eerbied en liefde. Ook wilde Hij door deze wetten en inzettingen Zijn volk bijzonder prepareren op de komst van de Messias, als de Zaligmaker, Die de verzoening zou teweegbrengen. En ten slotte wilde Hij door heel de dienst van offer, van altaar, van tabernakel en tempel ze leren te vragen naar die wetten, die anders dan de ceremoniële, namelijk het hele zedelijke leven voor God en de naaste zouden regelen voor eeuwig, om ze zo te leiden tot Zijn blijde dienst.

Tot deze wetten behoorden dus al die wetten, die de dienst van altaar, van de hele eredienst in tabernakel en tempel beschreven en opdroegen. Dit waren de instellingen Gods, die omschreven, wie de heilige personen, de hogepriesters, de priesters, de Levieten, de Gibeonieten, de Nethinim, die houthakkers en waterputters waren, de voor een tijd of voor hun leven afgezonderden, de zogenaamde Nazireërs. Dan omschreven de ceremoniële wetten de heilige tijden en de heilige handelingen. Alzo heel de dienst Gods.

Deze wetten nu hebben met de komst en het werk van de Heere Jezus Christus opgehouden. Heel de bloedige ceremoniedienst hield op, eerst al bij de komst van Christus, maar bijzonder bij het offer van Christus.

Dit ophouden, dit opheffen van de dienst der ceremoniën vond successievelijk plaats. Door de prediking van Christus is de afschaffing al lerend voorbereid. Daarna met het scheuren van het voorhangsel is het duidelijk teken gesteld, dat de dienst der ceremoniën moest ophouden. En ten laatste heeft de Heere de voorzegging, dat geen steen van de tempel op de andere gelaten zou worden, doen in vervulling gaan, toen Jeruzalem verwoest werd.

Niet, dat het Oude Testament geen voorzegging of geen aanwijzing dienaangaande gedaan zou hebben. Reeds de profeten wezen herhaaldelijk af van de offers en héén naar Christus. Toen reeds werd het ongenoegzame van dieroffers aangezen en toen reeds werd het genoegzame van dat offer aangewezen, wat de Zoon Gods zou brengen. Denkt u slechts aan Abrahams afgewezen kinderoffer en denkt u slechts aan de profetie uit de veertigste Psalm. De offers waren, en de hele dienst der ceremoniën was, één schaduwachtige voorzegging van wat Christus als het beeld der zaken zelf zou doen en brengen. Met Zijn komst moet dit alles dus ophouden.

Hield echter de ceremoniële wet op, dat was maar in betrekkelijke zin zo met de burgerlijke wetten. Met de komst van Sions Koning had ook de staat Israël zijn bijzondere voorbeeldende functie van de theocratische staat volbracht. Het Evangelie gaat omvatten Joden en heidenen. De scheidsmuur wordt gebroken, totdat één keer de volheid der heidenen zal zijn toegebracht.

Intussen blijft Israël een bijzondere plaats innemen en het zal dat bepaaldelijk doen in het eind der eeuwen, naar Romeinen 11. De wetten voor de staat Israël en het land Kanaan kunnen niet overgebracht worden op de volkerenwereld. Wel zit in die wetten heel veel, wat het overdenken en het navolgen overwaard zou zijn. Wijze wetten zijn dat. Goede wetten zijn dat. Artikel 25 spreekt dan ook niet over de burgerlijke wetten, maar alleen over de ceremoniële wetten. Over de zedelijke wetten, de wet der Tien geboden, wordt hier helemaal niet gehandeld. Deze zijn met de komst van Christus uiteraard niet opgeheven. Het Nieuwe Testament leert ons, dat én de Heere Jezus én de apostelen ze noemen en prediken als het merk der christenen. De kerk heeft dus geleerd en houdt de tien geboden Gods!

Misbruik en gebruik van de ceremoniële wetten

Met de komst van Christus hebben de schaduwen een einde genomen en dus ook alle schaduwachtige wetten. Tot een eeuwige inzetting, dat betekent hier dus tot een inzetting voor eeuwen. Het werden

van Mozes af dus veertien eeuwen en van Adam af veertig eeuwen. Nu zegt de belijdenis dit: „alzo dat het gebruik daarvan onder de Christenen weggenomen móét worden; nochtans blijft ons de waarheid en substantie daarvan in Christus Jezus, in dewelke zij haar vervulling hebben."

Zij moeten onder de christenen weggenomen worden. U weet, dat de Roomse kerk in feite een Oud-Testamentische eredienst heeft aangenomen en door de eeuwen heen behouden. Deze kerk heeft priesters, terwijl toch met de enige Hogepriester èn de hogepriesterlijke dienst èn de priesterlijke dienst heeft opgehouden. Het Nieuwe Testament kent geen altaren meer. Jezus stelde geen priesters meer aan, maar predikers. Daar werd na Jezus' enige zoenoffer geen enkel offer meer gebracht dan alleen het dankoffer. Houdt Rome nu de Oud-Testamentische ceremoniëndienst aan, neemt dat niet de leerdienst aan, dan wijst Rome dus de overgang van Oud naar Nieuw Verbond in feite niet aan. Dit moet dus als gevolg hebben, dat ook het enige offer van Christus in het gedrang komt. Zij willen natuurlijk wel geloven, dat Hij dit offer gebracht heeft, maar zij trekken daar de consequenties niet uit. Met al de gevolgen van dien.

Niet alleen de Rooms-katholieke kerk, maar ook degenen, die door een ver doorgedreven oecumenisch streven met Rome samen gaan en die door hun liturgische aanleg zich meer aangesproken voelen door de rijke ceremoniën van andere kerken (niet alleen de Rooms-katholieke!), brengen de gemeenten ook min of meer terug tot de ceremoniële plechtigheden, waarin zij menen, dat door een mysterieus goddelijk handelen de vleeswording des Woords zich zou voortzetten. Het valt te verstaan, dat daarmee het geestelijk karakter van onze Gereformeerde eredienst geweld wordt aangedaan en dat ook de prediking bij elke uitbreiding van liturgie van haar centrale plaats wordt verdrongen. Dat noemt de belijdenis dus misbruik van de ceremoniële wetten.

Nu dan het gebodengebruik!

De waarheid en de substantie van de ceremoniële wetten zijn in Christus vervuld en blijven dus. Zij blijven nog veel meer dan in het Oude Verbond. Daar waren zij schaduwen, nu zijn ze heerlijk vervuld. Gods Woord is in zijn geheel blijvend, ook de heerlijke profetie en de voorafschaduwing van het Oude Testament. Lezen wij nu deze wetten en prediken wij ze vanuit de vervulling in Christus, dan lichten zij schoon en heerlijk op. Het moet voor de kerk, die net zo wel het Oude Testament preekt als het Nieuwe, dan ook een waar genoegen zijn om deze kostelijke dingen één en allemaal, in het licht der vervulling in Christus te prediken en te horen prediken.

Laat mij u als klassiek voorbeeld geven, namelijk de overschone Hebreënbrief, waar de heilige apostel (ik meen altijd, dat die bepaald Paulus geweest is, al staat het niet in de tekst van de brief zelf) vanuit de vervulling in Christus het licht op de Oud-Testamentische schaduwdienst laat terug vallen. Het is een en al heerlijkheid, het is één en al Christus, in heel de tabernakeldienst, in heel de offerdienst, het is dan ook een en al troost voor het volk van God beide Joden (vooral voor hen, omdat hun die woorden waren toebetrouwd) en heidenen. Maar wij offeren dat alles zeer bepaald niet, niet meer. De waarheid en de substantie heeft de kerk van al deze overschone dingen in Christus. Wij buigen het niet terug van Christus naar de ceremoniën. Dan zouden wij zeker in de schaduwen terugvallen. En wij zouden vallen onder het oordeel van Galaten 5:1. Wij zouden met het juk der dienstbaarheid wederom bevangen worden.

Des HEEREN werken zijn zeer groot; Wie ooit daarin zijn lust genoot. Doorzoekt die ijv'rig en bestendig. Zijn doen is enkel majesteit, Aanbiddelijke heerlijkheid En Zijn gerechtigheid onendig.

't Is trouw, al wat Hij ooit beval; Het staat op recht en waarheid pal. Als op onwrikb're steunpilaren. Hij is het, die verlossing zond Aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond Met hen in eeuwigheid bewaren.

Het nut van de prediking der ceremoniële wetten

„Intussen gebruiken wij nog de getuigenissen, genomen uit de Wet en de Profeten, om ons in het Evangelie te bevestigen, en ook om ons leven te reguleren, in alle eerbaarheid, tot Gods eer, volgens Zijn wil." Het gaat nu dus niet over de zedelijke wet. Dat die blijft, en dan door Christus' offer ontdaan van de vloek der wet, dat staat voor ons buiten kijf. Degenen, die de Wet der tien geboden niet prediken, niet scherpelijk prediken en die de wet een plaats ontzeggen in de liturgie, mogen wel weten wat zij doen. Men hoort soms zulke smadelijke dingen zeggen, door predikanten nog wel, en dat wel over Gods wet.

Maar nu dan het gebruik van de ceremoniële wetten. Die willen gebruikt zijn, want ze zijn van God en ze zijn van heilige mannen Gods, die ze ons gegeven hebben, geïnspireerd door de Heilige Geest. Zij zijn net zo goed Gods Woord als de Evangeliën en als de brieven en als het Hooglied. Ik weet nog niet, of ze recht gebruikt door het gelovig hart van een kind Gods, hem nog niet leiden in het binnenste heiligdom van het lijden van de Heere Jezus Christus. Ze zijn getuigenissen, zowel als uit de profeten, getuigenissen van Hem, alleen van Hem, altijd van Hem en overal van Hem. Hij is het offer. Hij is de Hogepriester. Hij is de kandelaar, de lichtende kandelaar. Leest u daar de Tabernakel van Dr. H. F. Kohlbrügge maar eens op na: het is Christus voor en Christus na. Al getuigenis!

De ceremoniële wetten bevestigen ons dan ook in het Evangelie. Daar komen wij vaster in te staan door de Evangeliën, zowel dat van Marcus als dat van Johannes. Daar komen wij vaster in te staan door de brieven, maar bepaaldelijk ook door'al de schaduwen der wet. Heerlijk dat zo overal en op allerlei manier de bijbel bezingt die enige naam.

De wetten van heel de Oud-Testamentische eredienst reguleren dan ook ons leven. Ik kan nooit verstaan, dat iemand een kind van God kan zijn en de instellingen Gods verachten. Daar zou een mens toch wel altijd bij willen zijn, waar het vrome volk vergaart. Welnu, de ceremoniële wetten kunnen een mens zo bij uitstek leren, om de hele Nieuw-Testamentische eredienst der verzoening te verstaan en lief te krijgen. Zingt nu met Gods Kerk van Gods altaren, dan doet u dat spoeden tot de prediking van het volbrachte heil in Christus. Zo reguleert de wet mede uw leven.

Zo'n leven in de doorschouwde dienst der verzoening door Jezus' bloed, dat geeft een christen eerbaarheid. Dat siert, dat veredelt het leven van zo'n mens, als hij de dingen des Heeren bijbels leert verstaan in al zijn diepten. Ge wordt christenen in de zin van de Hebreënbrief, en dat zijn sierlijke christenen. Eerbare mensen, omdat zij goed bijbelse mensen zijn. Men moet niet door de helft van de bijbel zijn heengegaan, maar door de hele bijbel. Dat is tot Gods eer. Men eert God nergens meer mee, dan door bijbels in Christus te leren geloven, maar dan ook voluit bijbels. Dat is niet alleen tot Gods eer, maar het is ook volgens Zijn wil. Hij heeft Zijn bijbel niet voor niets gegeven en Hij heeft niets in de bijbel voor niets gegeven. Ook niet de ceremoniële wetten. Die verkondigen u Zijn wil, namelijk uw verzoening met Hem door Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Van het afdoen van de ceremoniële wet

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 februari 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's