Gods Woord houdt stand in Eeuwigheid
In de verwarring van de tijd waarin we leven kan één ding slechts ons in het rechte spoor houden of in dat spoor terugbrengen: het Woord Gods! De ontbindende krachten die zich in de na-oorlogse jaren steeds meer gingen openbaren, hebben niet alleen hun werk gedaan in de wereldse levenssfeer, maar zijn ook doorgedrongen tot de kerken en tot allerlei christelijke instellingen waaronder zeker ook de scholen in de eerste plaats genoemd moeten worden. En de verwoesting gaat door, het leven verwildert en het aardse paradijs dat we ons gesticht hebben verandert-in een geestelijke woestijn. Met alle welvaart die onze tijd gebracht heeft, voelt de mens zich armer en leger dan ooit en ondanks alle welzijnszorg en maatschappelijk werk voelt de mens zich menigmaal alleen en in de steek gelaten omdat hij geen enkel houvast meer heeft in deze wereld. Met het Woord Gods dat hij losgelaten heeft en met het christelijk geloof dat hij de rug toegekeerd heeft, is hij de grond van zijn bestaan kwijtgeraakt zodat hij de vraag stelt waar hij eigenlijk voor leeft zonder daar ooit een antwoord op te krijgen. En daarbij is de mens een slaaf geworden van de welvaart. Hij heeft zich vrijgemaakt van Gods gebod en hij is gebondener dan ooit. Hij wil zich niet meer laten dwingen om naar de kerk te gaan, maar hoe moe komen de duizenden automobilisten op zondagavond thuis omdat men nu eenmaal met zijn auto rijden wil, een slaaf geworden is van dit vervoermiddel. Moe en leeg en teleurgesteld omdat een mens nu eenmaal zoekt naar geluk. En dat geluk en die vrede en dat heil is alleen te vinden in God, Die men de rug heeft toegekeerd. Men worstelt en vecht om het verloren paradijs terug te krijgen, men voert akties om een nieuwe maatschappij op te bouwen, marxistische en communistische machten maken gebruik van het algemeen onbehagen om hun doelstellingen te verwezenlijken. Maar alles wat er overblijft voor de mens van onze tijd is één grote teleurstelling.
En in het midden van deze wereld leeft en werkt de kerk. Temidden van de grote zedelijke en geestelijk verwildering, temid-
den van de grootste geloofscrisis die het christendom heeft meegemaakt sinds het ontstaan van de christelijke kerk, zou de kerk moeten zijn een „pilaar en vastigheid der waarheid" in onze door golven van ongeloof en revolutie heen en weer geslingerde samenleving. Die kerk zou in het midden van onze wereld profetisch moeten getuigen van het heil en van de vrede die in haar Koning en Heere te vinden is, ze zou priesterlijk bewogen moeten zijn met „de schare die de wet niet kent" om haar heen te wijzen naar Hem Die alle krankzinnigheden op Zich genomen en alle smarten gedragen heeft en die in de weg van Zijn lijden en sterven verzoening heeft teweeggebracht en gerechtigheid heeft aangebracht voor een ieder die in Hem gelooft. En ze zou op een koninklijke wijze moeten proclameren de komst van de Heere Jezus Christus op de wolken des hemels wanneer het nieuw Jeruzalem ook zal neerdalen van God uit de hemel en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen komen waar gerechtigheid en vrede zullen wonen: „De bergen zullen vrede dragen, de heuvels heilig recht, Hij zal hen vrolijk op doen dagen, het heil hen toegezegd."
Maar dat is de nood van de kerk van onze tijd dat ze ook bezig is het Woord Gods te verliezen en los te laten waardoor ze haar „wezen" als kerk verliest en tenslotte geen enkele bestaansgrond meer zal hebben naast die verenigingen en instituten die zich inspannen voor maatschappijveranderingen, min of meer geïnspireerd door links gerichte ideologieën. Let wel, hier spreken we van de kerk zoals ze zich in haar organisaties openbaart. Een superorganisatie van de kerk, de Wereldraad van kerken is meer met de politiek bezig, met de steun aan terroristische bewegingen, met de verandering van de structuren van onze maatschappij dan met het Woord Gods. Daarbij is het veelbetekenend dat men tegen alerlei structuren van onze westerse maatschappij aanschopt, maar de communisten ontziet waar de mens helemaal een slaaf van het systeem en van de ideologie is geworden. Dat is de zonde van de kerk van onze tijd, zoals ze spreekt door haar hoogste organen, dat ze niet oproept tot bekering, tot wederkeer, tot gehoorzaamheid aan Gods Woord, tot het knielen voor haar Koning en Heere Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde. Wanneer de kerk zou staan voor haar boodschap, wanneer ze ook aan de wereld zou prediken de enige weg tot zaligheid, wanneer ze land en volk zou oproepen tot een gehoorzame wandel in de wegen des Heeren, zou er dan geen vrucht openbaar komen? Zou de Heilige Geest Zich niet paren aan die verkondiging van het Woord waarin getrouw de boodschap van het evangelie wordt overgebracht? Waar we tot de Heere roepen om genade, waar we zonder Hem niet meer verder kunnen, waar we als verloren zonen wederkeren tot Hem, daar zal Hij Zich toch ontfermen en daar zal Hij toch genadig zijn! Maar daar waar een politieke prediking wordt gebracht en daar waar men de boodschap van het evangelie is kwijtgeraakt, waar men het Woord Gods in de loop der jaren ondermijnd heeft en de eigen belijdenis van de kerk verworpen heeft, daar moet de kerk toch wel afsterven? En de gevolgen komen steeds meer openbaar. Duizenden en duizenden keren de kerk nu ook formeel de rug toe nadat ze reeds lang los waren van het geloof van de kerk. In de steden moeten predikant splaatsen opgeheven worden en kerken gesloten worden, terwijl de opkomsten in de meeste kerken die nog opengebleven zijn minimaal genoemd moeten worden. De cijfers van de volkstelling hebben duidelijk uitgewezen hoezeer de ontkerstening in de laatste jaren is voortgegaan. Het politieke evangelie dat men brengt slaat niet aan. En de boodschap van de midden-orthodoxie die lange jaren de hervormde kerk geleid heeft, is zo uitgehold dat men het eigenlijk geen boodschap meer noemen kan, omdat de belijdenis van de kerk en de boodschap van het evangelie er niet meer helder en klaar in doorklinken.
Het is jammer dat het Getuigenis dat op duizenden leden van de kerk zo'n diepe indruk heeft gemaakt weer in het vergeetboek dreigt te geraken. Natuurlijk heeft het zijn werk wel gedaan. Maar daarin wordt de nood van de kerk zo duidelijk aangewezen en daarin worden we ook zo duidelijk heengewezen naar Schrift en belijdenis dat we er als kerk nog lang niet mee klaar zijn. Het is jammer dat de synode er alleen maar zijn waardering over uitgesproken heeft, als we het zo mogen noemen, maar daarna tot de orde van de dag is overgegaan. Duidelijker dan ooit is de geestelijke machteloosheid van de synode onzer kerk daarbij uitgekomen.
Misschien vindt u dit allemaal wel erg pessimistische klanken. En misschien wordt hier en daar de vraag gesteld of het nu juist hier de plaats is om deze dingen te zeggen? Naar onze mening inderdaad wel! Want wij leven in deze tijd en wij behoren tot deze kerk. En de geest van onze tijd gaat niet zonder meer aan ons voorbij. We leven als hervormd gereformeerden niet meer geïsoleerd. De massamedia beinvloeden ook onze mensen en onze jeugd. En de revolutiegeest vindt gehoor in veler harten. We zullen sterk bewapend' moeten zijn, geestelijk bewapend — en vooral voor jongere mensen is dit het geval — om aan al die boze geesten en machten die rondom zijn, weerstand te bieden en vast te houden aan het christelijk geloof en aan het Woord van God. En het is geen wonder dat velen zich afvragen wat er toch van hun kinderen terecht moet komen in deze wereld, die zozeer in de machten van het materialisme en van de revolutie terechtgekomen is. Dat er grote zorgen leven in de harten van diegenen die aan Gods Woord willen vasthouden en naar dat Woord willen leven, kunnen we goed begrijpen. Het is immers of alles voor de boodschap van het Woord toegesloten is en alsof er geen geopende wegen meer zijn. Maar daartegenover mogen we zeggen: Gods Woord houdt stand in eeuwigheid!
Wat is het groot en heerlijk dat de boodschap van Gods Woord tot ons komt in de woestijn van het leven waar de doornen en de distelen groeien. Wij zijn gevallen mensen die als God wilden zijn. En dat willen we in de diepste grond van de zaak nog. Daarom willen we onszelf een paradijs maken, in eigen kracht, in de woestijn van de gevallen mensheid. Maar dat zal nooit lukken. Dat zegt dat Woord Gods ons ook: „Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des Heeren daarin blaast; voorwaar het volk is gras..." Zeker, er is van het vlees, dat is van het natuurlijk bestaan van de mensen veel schoons te zeggen. Zoals er goeds te zeggen is van het gras en van de bloemen. Daarin is iets dat ons hart bekoort. Dat wat aan ons doet. Dat wordt hier aangeduid met het woord: de „goedertierenheid" van het vlees. Maar een dwaas die daarop zijn verwachting stelt. Dan wordt er geroemd in wat het vlees vermag. Dan zegt men: wat een mens, wat een mens! Maar de Geest des Heeren blaast daarin en het gras verdort en de bloem valt af. Zo blijft er over een verwildere en chaotische wereld. Maar in deze wereld komt toch het Woord Gods tot ons, komt de Heere in Zijn Woord tot ons om te spreken van genade en verzoening, van vrede en een verlossing in de Heere Jezus Christus, Die voor een ieder die in Hem gelooft een nieuwe hemel en een nieuwe aarde brengt, het nieuwe paradijs, waar niemand meer honger en dorst zal hebben, maar verzadigd zal zijn van Zijn heil. Dat is troost en kracht voor een ieder die dicht bij dat Woord van God leeft. Want wanneer we met dat Woord verbonden zijn, is er geen reden om te wanhopen aan de toekomst. Maar het is niet onze toekomst doch de toekomst van de Heere Jezus Christus, die toekomst van het Woord, dat stand houdt in eeuwigheid.
Nu komt het er op aan dat we aan dit Woord gebonden zijn en door dit Woord gevoed worden. En hier ligt nu zo'n belangrijke taak voor onze mannenverenigingen, die op plaatselijk niveau kernen vormen waar dat Woord Gods in het middelpunt komt en waaromheen men vergadert om te vragen naar de wil des Heeren, hoe we te handelen en te wandelen hebben. Zo kunnen onze mannenverenigingen ook in het midden van de gemeenten hun geestelijke invloed uitoefenen. Want het zal in de toekomst zeker van de plaatselijke gemeente moeten komen, wil de kerk leven en getuigen van het heil dat in Christus Jezus is. Juist nu in onze tijd de geestelijke verwording niet langs de kerken heengaat zal het er op aankomen of men in de plaatselijke gemeenten getrouw zal zijn aan het Woord Gods. In de laatste tijd is de hervormde kerk als instituut wel zeer in opspraak gekomen door allerlei gebeurtenissen. We behoeven die gebeurtenissen niet op te sommen, maar als we alleen maar herinneren aan de benoeming van Dr. A. H. van den Heuvel tot secretaris-generaal van de synode onzer kerk, zitten we mid-
den in de geestelijke nood waarin deze kerk als geheel verkeert. Deze benoeming is op fel verzet gestoten van die groeperingen in de kerk die aan haar gereformeerde belijdenis willen vasthouden. Niettemin heeft de midden-orthodoxie samen met de vrijzinnigen deze benoeming toch doorgezet. In die kringen verwacht men veel van deze nieuwe man op de zetel van de secretaris. Hervormd Nederland prijst hem hemelhoog: , , De hervormde kerk die tegenwoordig een zware weg heeft te gaan, mag blij zijn dat zij zo'n capabele figuur in theologische, in gelovig, in bestuurlijk opzicht bereid gevonden heeft de post van secretaris-generaal te vervullen... Vanuit het geloof zal met nieuw élan, met nieuwe bezieling verder moeten worden getrokken. We zijn ervan overtuigd dat Van den Heuvel een nieuwe bezieling in en buiten de kerk kan geven."
Zo verwacht men van de mens de redding uit de geestelijke en de kerkelijke malaise waarin men de kerk heeft gebracht. Hoe verkeerd is het echter om „vlees tot zijn arm te stellen", om het te verwachten van een nietig mens. We kunnen het alleen verwachten van de Heere en van Zijn Heilige Geest. We kunnen het alleen verwachten van de wederkeer tot de gehoorzaamheid aan Gods Woord dat stand houdt tot in eeuwigheid. Natuurlijk hadden we liever een man op die post gezien die zou uitgaan in zijn hele beleid van de gehoorzaamheid aan Gods Woord in gemeenschap met — en dat gaat nog veel dieper dan „in overeenstemming met", zo heeft men ons op de synode geleerd — de gereformeerde belijdenis van de kerk. Maar het leven van de kerk openbaart zich niet in de Carnegielaan te Den Haag, waar de zetel van de synode en haar apparaat is, maar in de plaatselijke gemeenten. Minder dan ooit zullen de richtlijnen vanuit Den Haag hun invloed op die gemeenten uitoefenen naarmate ze verder van het Woord en de belijdenis afkomen en meer politiek beïnvloed zijn. En meer dan ooit zal het kerkelijk en geestelijk leven zich afspelen op het plaatselijk niveau van de gemeenten. En deze gemeenten moeten hun impulsen hebben uit het Woord Gods. Vandaar ook dat onze mannenverenigingen meer dan ooit een taak hebben. Ze vergaderen rondom het Woord en ze beïnvloeden de andere gemeenteleden door het Woord. Vandaar ook dat we graag willen opwekken om in die gemeenten waar nog geen mannenvereniging gevonden wordt er een op te richten. Juist in onze tijd van grote geestelijke verwarring die zich vooral openbaart in de „top" van de kerken is het meer dan ooit geboden om het Woord Gods te zien als het richtsnoer voor zijn geloof en leven.
Maar daarom hebben we ook persoonlijk en als gemeente en als kerk een geestelijke opwekking nodig. Stromen van de Heilige Geest zouden door onze gemeenten moeten vloeien om het dode levend te maken en het ingezonkene nieuw leven in te blazen, om de slappen knieën te versterken en een nieuwe geestdrift op te wekken en een brandende liefde voor de Heere en voor Zijn dienst, en een nieuwe gemeenschap met elkaar. Nu kunnen we van allerlei opwekkingen in onze tijd lezen. En we willen ze zeker niet alleen negatief beoordelen. Maar het gaat niet om een oppervlakkige opwekking, die als een strovuur straks weer is uitgeblust, het gaat om een geestesbeweging die diepe voren trekt door de harten en de zielen van de mensen, waardoor we onszelf leren veroordelen en belijden dat we boos en verdorven zijn en dat er van ons geen enkele vrucht zal komen die voor God kan bestaan, maar waardoor we toch ook heerlijk leren roemen in de genade Gods in Christus Jezus en in de nieuwigheid des levens leren wandelen. Ook onder ons is het geestelijk leven menigmaal zo ingezonken, is het gebedsleven zo verdord, wordt de verborgen omgang met God zo weinig gevonden, is er van trouw in kerkgang en Schriftlezing en een wandel in Gods geboden menigmaal zo weinig sprake meer, dat we echt wel mogen schreeuwen om de Heilige Geest, om die stromen van de Heilige Geest, die alles nieuw maken en die de gemeente ook opwekken en de leden van de gemeente tot dienst aan de Heere en de naaste. Een volk tot Zijn lof en dienst bereid! Zo zullen we vanuit het grondvlak van de kerk, vanuit de gemeenten weer moeten worstelen om de kerk ook „in het hoofd" gezond te maken. Want laten we niet vergeten dat de kerk als geheel wordt gevormd door de gemeenten. Meer dan ooit zullen we ons
derhalve moeten richten op het welzijn van de plaatselijke gemeenten, want daar leeft de kerk in haar prediking en catechese, in de dienst des Woords en der Sacramenten, in haar dienst der verzoening en haar dienstverlening aan de naaste in nood. Natuurlijk is het wel belangrijk door wie een kerk bestuurlijk wordt geleid en hoe ze zich naar buiten openbaart. Maar veel en veel belangrijker is voor leen kerk de leiding van de Heilige Geest. En die hebben we allereerst op het plaatselijke en gemeentelijk vlak nodig. Daarom bidden we. „Heere, maak mij uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend, leer mij hoe die zijn gelegen en waarheen G' Uw treden wendt..." Daarom belijdt de kerk ook: : „Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad". En dat Woord Gods bestaat tot in eeuwigheid.
Door de geestelijke nood van de tijd en de zedelijke verwildering van ons volk die ongekende grenzen heeft aangenomen, door de geestelijke malaise in bijna alle kerken, die geen kracht meer opbrengen om tegen de golf van ongeloof en revolutie een dam op tè werpen en die zich ook laten meevoeren door de stroom van deze tijd, is er wel meer samenbinding gekomen van allen die naar Gods Woord willen leven over de kerkmuren heen. We verwerpen een politiek geëngageerde organisatie als de Wereldraad van kerken en we kunnen ons ook niet vinden in de nederlandse tak ervan — als ik het zo tenminste noemen mag — de Raad van kerken in Nederland.
Maar de verdeeldheid van allen die overeenkomstig Gods Woord willen leven moet ons toch wel diep bedroeven. We betreuren het zeer dat de kerkgeschiedenis van ons land spreekt van veel scheuringen en scheidingen in de vorige eeuw die zijn gevolgen tot op onze tijd doen gevoelen. Hoewel we kunnen begrijpen dat de diep vervallen toestand van de kerk velen gebracht heeft tot afscheiding, hoewel we ook weten van de gewetensnood die velen hebben gehad en nog hebben voorzover ze in de hervormde kerk gebleven zijn, geeft de ontwikkeling van de gescheiden kerken nog geen aanleiding om de kerk der vaderen te verlaten hoeveel leed we ook dragen om haar diep verval. Het is waar, dat we menigmaal meer gemeenschap voelen met leden van andere kerken dan met hen die zich hervormd noemen, aan de andere kant is het waar dat predikanten uit gescheiden kerken meer dan eens tegen me gezegd hebben, dat ze meer geestelijke band voelden aan verschillende hervormde predikanten dan met verschillende uit hun eigen kerkgemeenschap. Wij willen als mannenverenigingen blijven werken in het midden van de hervormde gemeenten, wij willen trouw blijven aan de gereformeerde belijdenis van de kerk en die kerk in haar vergaderingen oproepen tot diezelfde trouw. Maar we willen toch ook de band met alle gereformeerde belijders in ons land bevorderen. Meer dan ooit hebben we elkaar nodig in de strijd tegen de geestelijke inflatie en op alle levensterreinen zullen we de handen ineen moeten slaan om samen te strijden tegen de ontbindende factoren in onze samenleving, waardoor de macht van de boze daarin steeds groter wordt. Want op alle terreinen van het leven is er nood. nood omdat men zich niet houdt aan het Woord Gods. Denk alleen maar eens aan het christelijk onderwijs dat in onze tijd ook door een crisis heengaat en de grote vraag zal zijn wat er dan straks van het christelijk karakter van het onderwijs nog over zal zijn, wanneer men niet de handen ineenslaat en overal waar men maar kan de strijd voert tegen de ontkerstening van de christelijke school. Het is misschien een wonderlijke uitdrukking, maar hiermee wordt de nood van het christelijk onderwijs toch wel juist getypeerd. We moeten in staat en maatschappij, in school en kerk, weer terug naar de heerschappij van Gods Woord. Van die weg is zegen te verwachten. Want Gods Woord houdt stand in eeuwigheid.
Daarbij zullen we minder uit het heden en meer uit de toekomst moeten leren leven. Wij verwachten het nog veel te veel van deze gebroken wereld, van deze wereld waar de duivel veel macht gekregen heeft. En het is alsof in de wereld van nu alle krachten van de hel gemobiliseerd worden. Moord en doodslag, terreur en roof, wetteloosheid en gezagsondermijning, revolutie op alle gebieden van het leven waardoor niets meer vast schijnt te staan en waardoor ons volk, waardoor onze kinderen meegevoerd dreigen te worden, ko-
men overal openbaar. We leven in een tijd van grote verwarring. En het is alsof de tekenen van de anti-christ reeds openbaar komen, zodat we gewaarschuw worden dat we als kerk zeer moeilijke tijden tegemoet gaan. En in zijn waan meent de mens van onze tijd dat hij al die machten en krachten wel aan kan. Maar wanneer we niet weten van die Koning der koningen en van die Heere der heren. Die gekomen is om verlossing en redding te brengen uit alle helse machten, ja, uit de klauwen van de duivel zelf, zullen wij geen toekomst hebben. Maar wanneer we bij die grote Christus leren schuilen, wanneer we al ons heil van Hem verwachten, wanneer we hebben leren bouwen op de beloften van Zijn Woord, zullen we nooit beschaamd uitkomen: , Gods Woord houdt
stand in eeuwigheid! De Heere Jezus is gekomen. Hij heeft voor Zijn volk de zonde verzoend en de schuld betaald en de straf gedragen. En in onze wereld, in onze verdorven wereld, in de woestijn van ons leven die we onszelf gemaakt hebben door onze zonden, is Hij neergedaald om ons de blijde boodschap te brengen. Het wonder is geschied. Het wonder van Gods genade waardoor verzoening verworven werd. Het gericht is eigenlijk al ten einde. En al moeten we hier op aarde nog door veel gerichten en door grote nood en door diepe ellende heen, de toekomst van eeuwige vrede, van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en van het nieuwe paradijs komt, want Christus komt op de wolken des hemels...
Neen, we kunnen hier op aarde geen nieuw paradijs maken. We kunnen alleen maar meehelpen om de menselijke noden wat te verzachten. Maar we verwachten als kerk die wederkomst van Christus, de komst van dat eeuwige vrederijk. Die toekomstverwachting zet zijn stempel ook op het leven hier en nu. We zullen hier en nu als vreemdelingen hier verkeren, als pelgrims optrekken. Maar we hebben een doel. We zoeken de vervulling van hetgeen de Heere beloofd heeft in Zijn Woord. En we zullen niet beschaamd worden in die hoop en verwachting. Want alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem van het veld... Maar Gods Woord houdt stand in eeuwigheid.
Strijdt zo de goede strijd. Weest in deze weg getrouw.
En vertroost elkaar met deze woorden.
*) Openingswoord uitgesproken op de toogdag van de Mannenbond op zaterdag 21 oktober te Utrecht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 oktober 1972
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 oktober 1972
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's