Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN VEELZEGGEND WOORDJE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VEELZEGGEND WOORDJE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Vorige keer eindigde ik met Jes. 52 : 13: Zie, Mijn Knecht..., na er op gewezen te hebben, dat de moderne theologie een andere Jezus voordraagt dan in de Openbaring Gods ons gegeven is. Dat behoeft nog verdere toelichting.

In Jesaja 52 : 13 spreekt God de Vader, die wijst op Zijn Zoon als Zijn Knecht. Hij vraagt aandacht voor de Messias, zoals Deze is aangesteld in de eeuwige vrederaad om het Middelaarswerk te volbrengen. De Vader droeg dit werk op en de Zoon aanvaardde het. De Vader gaf een volk van goddelozen aan de Zoon, opdat de Zoon ze gerechtvaardigd in Zijn bloed tot de Vader terug zou brengen. De Zoon was spelende voor Gods aangezicht en Zijn vermaking was met de mensenkinderen. „Zie", zo sprak Hij, „Ik kom, o God, om Uw wil te doen". Zo is de Zoon gekomen als de Knecht des HEEREN om als het Lam te worden overgeleverd in de handen van zondaren, naar de bepaalde raad en voorkennis van God. En als de enige Knecht heeft Hij Zijn werk in gehoorzaamheid volbracht. De eerste Adam werd revolutionair en stak God naar de troon en kroon, waaröm hij kwam onder de toorn en de vloek Gods. Maar de tweede of laatste Adam heeft Zijn dienstplicht aanvaard en vervuld. Hij draagt van begin tot het einde het welgevallen Gods. Toen Jezus zich overgegeven had om gedoopt te worden en Hij daarin getuigenis gaf van Zijn indalen in de wateren van de zonde en dood van Zijn volk, klonk uit de hemel: Deze is Mijn Zoon, in wie al Mijn welbehagen is. En na de arbeid in de volbrenging van Zijn zoenoffer volbracht te hebben heeft de Vader Hem op Paasmorgen de vrede gegeven.

Zo is er één Knecht, op wie Gods welgevallen rust, en wel vanwege de arbeid Zijner ziel in Zijn borgtochtelijk lijden en sterven. Het gezegend plaatsbekledend lijden van de Borg in Zijn vernedering is het voorwerp van vermaak van God de Vader en... van de Kerk. Het is de bloemkelk, waaruit de honing wordt gepuurd.

Wat wordt nu van de Knecht des HEE- REN gezegd? — Dat Hij verstandelijk zou handelen. — Dat betekent hier zo veel als dat Hij Zijn ambt bekwaam, met wijs beleid zou vervullen en voorspoedig daarin zou zijn. Daarmee wordt dus de wijze van Zijn arbeid omschreven.

De Knecht des HEEREN zou derhalve in Zijn arbeid openbaren, wat van Hem geprofeteerd is: Op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.

Nu verschijnt dat verstandig handelen van de Knecht des HEEREN hier in het licht van Zijn vernedering. Want Jesaja 52 : 13—15 vormt een inleiding op het bekende hoofdstuk van de lijdende Knecht, waarin het plaatsbekledende lijden van Christus op zo'n aangrijpende wijze door Jesaja is geprofeteerd.

Het met wijs beleid, verstandig handelen zal zich dus openbaren in het gaan van de kruisweg.

Het verstandig en voorspoedig handelen van de Knecht des HEEREN zal dus gestalte krijgen in datgene, wat naar de maatstaf van alle menselijk denken de grootste dwaasheid is.

We weten hoe dat vervuld is. De discipelen hebben zich telkens geërgerd aan de handelwijze en beslissingen van hun Meester. Als de weg open lag om eer te oogsten en met koninklijke glorie te worden omringd, onttrok Hij zich aan de schare. Judas had in zijn volgen van Jezus het oog op het aardse koninkrijk en eigen eer. Hij zou, geheel gedesillusioneerd, zijn Meester verraden. Maar ook de Doper zou laten vragen: Zijt Gij nu de Christus, of verwachten wij een ander. En zelfs Petrus maakte zich tolk van de anderen met zijn bewering: , , Dat zal U geenszins geschieden", toen namelijk Jezus sprak over Zijn lijden en kruis. Ook zij zagen telkens Zijn handelen aan voor dwaas.

En verre van voorspoedig te zijn ging de Meester steeds weer een weg van tegenspoed op. Velen volgden Hem niet meer. De toeloop werd steeds geringer en de haat en vijandschap werden steeds groter.

Zo ging de weg, die Jezus aflegde, in tegen alles, wat vlees houdt voor wijsheid en voorspoed. Het slot is, dat de Heere geslagen werd en dat de schapen werden verstrooid.

Maar intussen wordt vervuld: Mijn Knecht zal verstandig handelen, zal wijs en voorspoedig zijn.

Het dwaze Gods lijkt wijzer te zijn dan de mensen. Door het Kruis gaat het tot de Heerlijkheid. In de kruisweg wordt geopenbaard de eeuwige wijsheid Gods en de voorspoed van de Knecht des HEE- REN. Want zo heeft Hij het Koninkrijk Gods van gerechtigheid en vrede geopenbaard, Zich Zijn bruidskerk ten eigendom verworven en tot eeuwige heerlijkheid geleid.

Hoe centraal dit „verstandig handelen" in het gaan van de weg van het kruis tot het brengen van het enige zoenoffer gesteld wordt, treedt duidelijk aan het licht in het gehele verband. Om alleen maar te wijzen op het veertiende vers: Gelijk als velen zich over u ontzet hebben, alzo verdorven was Zijn gelaat, meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van andere mensenkinderen.

Het kan zijn, dat met „u" de Messias wordt bedoeld: Gelijk als velen zich over U. o Messias, ontzet hebben. Het kan ook zijn. dat er de Kerk mee aangeduid wordt: Gelijk als velen zich over u, Jeruzalem. ontzet hebben... Dat laatste zou ons brengen bij Christus' plaatsbekleding en borgtochtelijk lijden. Het zou ons zeggen, dat Christus juist tot in die diepte der eeuwige vervloeking zich vernederd heeft, waarin Zijn Kerk verloren lag.

Hoe dan ook, alles spreekt van het verzoenend lijden en sterven van de Borg tot verlossing en zaligheid der Kerk. En daarin wordt Zijn wijsheid en voorspoed geopenbaard.

Zo heeft de Kerk der eeuwen Hem mogen beschouwen in het geloof, en dat tot haar diepe verootmoediging en tot haar aanbidding van het mysterie der verzoening. Hij is immers ingedaald in de schande en ellende, de verdoemenis, die rust op de verachters van Zijn naam, op oproerlingen en verraders van God. Zijn gelaat was meer verdorven dan van andere mensenkinderen. Want de Adamskinderen zijn nog onder de dragende lankmoedigheid Gods. Maar ook deze algemene zegeningen zijn aan de Borg onthouden. Christus werd in Zijn kruisweg ont-menst. Hij werd beroofd van alle menselijke waardigheid, toen Hij bespuwd en geslagen werd, en van Zijn kleren beroofd gespijkerd werd aan het hout.

Voor deze Kruisborg tot verzoening, voor Zijn verstandig handelen tot onze zaligheid in de weg Zijner vernedering vraagt de Vader aandacht: Zie, Mijn Knecht... Zo zal Hij in Zijn Kerk gekend, beleden, geëerd, geliefd, bewonderd en geprezen worden. Zo alléén, in dit Zijn verstand en in deze Zijn voorspoed.

Maar wat nemen we nu waar op het erf der Kerk? — Dat velen Hem zo niet willen erkennen. Door de wereld dreunt het geroep „Dat zal u geenszins geschieden". En die roep komt — dat is het ontstellende — vanaf het erf der kerk. Die velen willen Jezus als hun politieke en sociale leidsman, die zij volgen en met wie zij samenwerken om een nieuwe wereld van gerechtigheid en vrede onder de volken te scheppen. Daar moet Hij dan koning zijn op hun wijze.

Doch Jezus staat wenend aan de poort van Jeruzalem. Hij herkent zichzelf niet in het beeld, dat men op het erf der kerk van Hem maakt. Hij wordt op Zijn hart getrapt en in Zijn eeuwige middelaarsliefde wordt Hij niet geacht. Hij weent over Jeruzalem, omdat de eer van Zijn Vader niet wordt gezocht. Er klinkt geen oproep tot bekering en wederkeer tot het Woord van God en tot het houden van Zijn geboden. Zo wordt Zijn kruis, waarin al de wijsheid Gods geopenbaard is, verworpen.

Jezus weent over Jeruzalem! — Want het oordeel zal niet uitblijven. Het begint bij het huis Gods. Met onvruchtbaarheid zal al het werken en woelen, dat niet naar het Woord is, geslagen zijn. Of beter: de gevolgen ervan zullen bitter zijn, want de zonde en ontrouw aan het Woord Gods

straft zichzelf. We zien het al steeds meer geschieden.

De menselijke wijsheid moge denken wegen te vinden tot oprichting der volken en tot genezing van breuken, het zal alles op het grote fiasko uitlopen. Kracht en zegen zullen geopenbaard worden alleen in de erkenning van en het geloof in de Christus der Schriften en Zijn Zoen-Evangelie.

Dat geldt ook voor alle arbeid der zending. Als de zending zich zou laten verleiden het Woord der verzoening met God voor verloren zondaren te laten inschrompelen terwille van allerlei werk der medemenselijkheid, zal zij geen vrucht afwerpen en zich inwerken in een kluwe van problemen, waar ze niet meer weet uit te komen.

Het trof ons, dat we in vers 15 (Jes. 52) lezen: Alzo zal Hij vele heidenen besprengen. — Alzó! — Zoals Hij dus is en zoals Hij verstandelijk handelt. Als Middelaar Gods en der mensen, in Zijn kruis- en zoenverdiensten; in Zijn werk tot verzoening van zondaren met God. — Alzó! — Dat is dus: in het uitdragen van dat Evangelie der verzoening. En niet in het verkondigen van een evangelie naar menselijke wijsheid, een evangelie dat zonder woorden is en enkel in daden van medemenselijkheid bestaat. Zo'n evangelie moge het in onze tijd schijnbaar doen, maar het is niet meer dan schijn. Als men er erg in krijgt, zal het te laat zijn.

Alzó zal Hij vele heidenen besprengen. — Daar hebben we weer zo'n woordje, dat ons ineens ontzaggelijk veel zegt. Alleen , , alzó", je behoeft het niet op een andere wijze te proberen. Alleen in het sprengen van het bloed van Christus door dit Evangelie zullen zondaren opspringen (een andere vertaling), en kan waarlijk het volksleven vernieuwd worden.

Daarom zal ook de prediking van dit Evangelie voor onze kerk haar enige redding zijn. Diskussiediensten en allerlei andere vormen van oppeppen van het kerkelijk leven zullen zonder sukses blijven. Maar de bediening van het Woord zal vrucht afwerpen. Maar dan zal het wel de zorg van de dienaren des Woords hebben te zijn om duidelijk te maken, dat we in die bediening niet hebben te doen met een monoloog, die de kritische vraag oproept: Waar blijft de dialoog, maar dat we er in te doen hebben met het dragen van de last van het Woord des Heeren in het midden der gemeente.

Het gaat immers om de uitleg der Schriften en de toeëigening aan de harten, opdat God Zijn hart kwijt kan aan de gemeente en de gemeente haar hart kwijt mag aan haar God.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

EEN VEELZEGGEND WOORDJE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 november 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's