Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Utrechtse theologische faculteit

In „Theologia Refonnata" vertelt prof. dr. H. Jonker het een en ander over de Utrechtse theologische faculteit. Oorspronkelijk was deze faculteit een „protestantse" in wezen, hoewel de universiteit van Utrecht van de staat uitgaat. Dat heeft natuurlijk allemaal zijn oorsprong en geschiedenis gehad, waar ik hier nu niet op inga. Enkele jaren geleden hebben ook de roomsen hun intrede gedaan in deze faculteit. Op zichzelf betreur ik dit zeer. Er zijn, globaal genomen, 300 hervormde studenten, 65 rooms-katholieken en 35 die tot andere kerken behoren van protestantse signatuur. Maar van de hoogleraren en hun medewerkers zijn er 45 reformatorische en 13 rooms-katholieke docenten. Overigens is er wel veel veranderd bij voorheen. De studie is geheel anders geworden dan in de tijd toen ik nog studeerde aan deze faculteit. En wanneer ik studenten van nu spreek komt toch wel openbaar dat het contact tussen hoogleraren en studenten toen nauwer was dan nu. Dat ligt natuurlijk ook wel aan het aantal studenten en zeker ook aan de vele docenten van nu, daar er in „mijn tijd" slechts 7 hoogleraren waren. Nu zijn het er veel meer, zoals prof. Jonker ons vertelt:

„Het aantal docenten is in de afgelopen jaren enorm uitgebreid. In de oorlogstijd bestond de faculteit uit 5 staatshoogleraren en 2 kerkelijke hoogleraren, zonder medewerkers. De eerste wetenschappelijke assistent kwam in 1946. Thans bestaat het hele wetenschappelijk docentenbestand uit 58 personen! De gegevens ontleen ik aan de gids van de theologische faculteit 1972/73. De 58 docenten worden verdeeld in 21 hoogleraren en 37 lectoren, wetenschappelijke hoofdambtenarer, ambtenaren en assistenten. Van de 21 hoogleraren zijn er 16 reformatorisch, 4 rooms-katholiek en 1 bijzonder hoogleraar van huis uit rooms-katholiek, rrtear buiten het „gentleman's agreement" om benoemd voor het hellenisme. Wat de verhouding van het docentenbestand aangaat (dus hoogleraren en medewerkers tezamen) zijn er 45 reformatorische en 13 roomskatholieke docenten, dus een verhouding van

3M '• !•" •— Hier zou ik aan willen toevoegen dat de roomskatholieken, gezien het aantal roomse studenten, wel rijkelijk vertegenwoordigd zijn onder de docenten.

Verschillende „soorten" hoogleraren

Het is wel goed dat prof. Jonker ook een en ander vertelt van en over hen die onderwijs geven aan de theologische faculteit te Utrecht:

„Wij komen nog even op de hoogleraren terug. Er zijn verschillende „soorten" van hoogleraren en over de onderscheiding heersen nog al eens misverstanden. Aan de theologische faculteiten onderscheidt men gewone, kerkelijke, buitengewone en bijzondere hoogleraren. De gewone hoogleraren zijn geheel voor rekening van de staat, worden door de Kroon benoemd en hebben een volledige dagtaak van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs aan de universiteiten. De kerkelijke hoogleraren zijn „gewone hoogleraren op buitengewone wijze" om het met de woorden van wijlen minister Cals te zeggen. Ze hebben ook een volledige dagtaak van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs ten aanzien van de kerkelijke vakken, zijn ook voor rekening van de staat al ontvangen zij hun salaris via de kerk, doch zij worden niet door de Kroon maar door de generale synode der Ned. Herv. Kerk benoe»d. Er zijn in Nederland 8 kerkelijke hoogleraren, of ook wel genoemd hoogleraren vanwege de Ned. Herv. Kerk. De figuur van de kerkelijke hoogleraar dateert uit 1876, toen er tussen de Staat en de Ned. Herv. Kerk een regeling tot stand kwam, waarbij het onderwijs in de dogmatiek en de praktische theologie onder de verantwoordelijkheid van de Ned. Herv. Kerk kwam met haar recht om haar eigen hoogleraren te benoemen, die zij betaalt met staatsgelden gelijk aan die voor een gewoon hoogleraar. De „staats'hoogleraren in de theologische faculteiten hebben qua functie met de Kerk geen enkele formele band, noch wat de benoeming noch wat de verantwoordelijkheid betreft. De kerkelijke hoogleraren dienen jaarlijks via de Commissie voor het Theologisch Wetenschappelijk Onderwijs hun jaarverslag in bij de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk. Naar verluidt zal het kerkelijk onderwijs in de a.s. novembervergadering van de synode ter sprake komen." —

Dan zijn er nog buitengewone hoogleraren, die een andere hoofdfunctie hebben, maar die college geven in een bepaald „vakgebied". Ook de roomse hoogleraren, die verbonden zijn aan de Katholieke Theologische Hogeschool te Utrecht, zijn tevens „buitengewoon" hoogleraar aan de universiteit. En dan zijn er nog bijzondere hoogleraren. Onder hen is nu ook prof. dr. C. Graafland. De staat betaalt deze hoogleraren niet en benoemt ze ook niet. Over prof. Graafland vertelt prof. Jonken

„De derde bijzondere hoogleraar werd deze zomer aan de Utrechtse Universiteit aangesteld en wel dr. C. Graafland, benoemd door de Gereformeerde Bond in de Ned. Hervormde (Gereformeerde) Kerk. Deze leerstoel bestaat in de theologische faculteit reeds meer dan vijftig jaar. Hij werd in 1914 aan de Utrechtse universiteit gevestigd en bezet door prof. dr. Hugo Visscher en na hem door prof. dr. J.

was de leerstoel vacant.

De beide hoogleraren waren staatshoogleraren en vervulden hun bijzonder hoogleraarschap als een bijfunctie. De nieuw benoemde hoogleraar zal zijn arbeid als een „full-time job" gaan verrichten en hoopt in het komende academiejaar colleges te geven in de „gereformeerde godgeleerdheid" en wel over de theologie van de Confessio Belgica. Wij wensen dr. Graafland ook in deze rubriek van harte geluk met zijn benoeming en hopen op een goede en vruchtbare samenwerking. De faculteit ontvangt dr. Graafland positief, wat blijkt uit de mededeling van de secretaris van de faculteit aan het wetenschappelijk corps waarin de benoeming wordt beschouwd „als een verrijking in onze veelkleurige faculteit, wat slechts tot vreugde kan stemmen"." —

Door het bovenstaande zullen mijn lezers de onderscheiding tussen de verschillende hoogleraren beter kunnen begrijpen.

De studenten

Wanneer er geen studenten zouden zijn zouden er ook geen hoogleraren hoeven te zijn. Maar er is een groot aantal studenten. Over hen schrijft prof. Jonker o.a.:

„De theologische student, gekomen uit de geborgenheid van een kerkelijke gemeenschap met eerbied voor het geloof, de bijbel, de kerk en het ambt, treedt nu een sfeer binnen waarin kerk, theologie als weinig zinvol voor de moderne samenleving worden aangevochten. Wie wordt er nu dominee? Wie studeert er nu theologie? Wat betekent de kerk nog? enz. De roeping tot het ambt, eens door een stralenkrans omgeven, wordt nu door de onverbiddelijke en radicale kritiek der mede-studenten onduisterd. De „gesloten" student onttrekt zich: laat ze kletsen. De „open" student heeft het er moeilijk mee. Als hij door Gods hulp toch doorzet zal hij later merken dat de andersdenkenden bij al hun kritiek een nauwelijks verholen respect hebben voor hem, die in weerwil van alles toch de beslissing voor het Evangelie blijft nemen.

Ook de theologische opleiding valt in het begin tegen. Hij dacht voor dominee, voor pastor te leren en krijgt in het begin een louter theoretisch onderricht in Hebreeuws, bijbelse archeologie en de eerste beginselen van de filosofie. Wat heeft dit alles te mciken met de praktijk van het predikantschap? Later zal hij pas inzien, hoe noodzakelijk deze eerste beginselen voor het predikantswerk zijn wil dit theologisch verantwoord worden verricht.

De derde ontgoocheling heeft te maken met het bijbelse geloof. De bijbel wordt kritisch becommentarieerd en anders gelezen dan hij gewend was. Vele heilige huisjes vallen om. Houd je nog iets van je geloof over? Het is alles zo zakelijk, filologisch, negatief. De kale interpretatie van woorden en zinnen doet de mythische glans van de geloofsbevinding, waarmee teksten kunnen zijn omgeven, verdwijnen.

Heeft hij dit alles doorgemaakt en toch het geloof behouden, en toch — en nu op een nieuwe wijze — de rode draad van Gods openbaring in Christus in de heilige Schriften en door de geschiedenis van de Kerk heen onderkend, dan komt de vierde uitdaging, « n.1. de discussie over een bepaalde interpretatie van het belijdend geloof in de goddelijke openbaring ten aanzien van de Schriftbeschouwing, de doopopvatting, de mensbeschouwing, de Godsgedachte, de kerkbeschouwing enz. Te vroeg of te snel ingenomen standpunten worden in discussie gesteld. Ook nu zal hij in dialoog moeten treden, zijn opvatting in de waagschaal moeten leggen en daarbij op zoek zijn naar zijn eigen identiteit.

Uit dit alles moge duidelijk geworden zijn, dat het verblijf aan de universiteit en het theologisch leerproces voor de student geen eenvoudige aangelegenheden zijn. Medeleven van gemeente en pastor heeft hij vooral in onze tijd ten zeerst nodig. Theologische studie is een stuk geestelijke worsteling, die een theoloog aan den lijve moet meemaken om later anderen in hun levensproblematiek te kunnen bijstaan. Communicatie blijft opdracht om te komen tot een verantwoorde eigen identiteit.

Toch wil ik de hele studie niet alleen zwaarwichtig zien onder het gezichtspunt van de „geestelijke strijd", deze is er onmiskenbaar, maar daarbij mag ook met meer blijmoedigheid gewezen worden op de vele aspecten van „de veelkleurige wijsheid van Christus" om het met een woord van Paulus te zeggen. Het is een voorrecht theologie te mogen studeren en geattendeerd te mogen worden op de vele kanten van de levensproblematiek, waarmee de mens worstelt om met zichzelf, met de ander, met God in het reine te komen. Theologie is in diepste zin levensleer in het licht van het profetisch Woord." •—

Tot zover prof. Jonker. Ik zou er aan toe willen voegen dat het een grote en een heerlijke zaak is wanneer men van huis-uit het geloof heeft meegekregen in die zin dat men heeft geleerd waar het om gaat en waar het op aankomt. Prof. Severijn sprak vroeger graag over het Schriftgeloof. Onze studenten kennen van huis-uit de Bijbel als Gods Woord en de gereformeerde belijdenisgeschriften van de kerk. Laten ze maar nooit daarbuiten gaan staan. De theologische studie aan een universiteit in onze tijd bergt zoveel verzoekingen en twijfelingen in zich, dat men het Woord Gods maar als het vaste punt moet vasthouden: Er staat geschreven!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1972

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 november 1972

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's