Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aldaar zal een verheven baan zijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aldaar zal een verheven baan zijn

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En aldaar zal een verhevene baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genoemd worden, de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor dezen zijn: die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen. Daar zal geen leven zijn, en geen verscheurend gedierte zal daarop komen, noch aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daar op wandelen. Jesaja 35 : 8 en 9.

De heilige weg

, , En aldaar zal een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden." In de adventstijd, waarin de komst van de Messias-Koning tot Zijn Israël, tot Zijn volk, gedacht wordt, neemt een belangrijke plaats in de wegbereiding voor de komende Koning: „Bereidt de weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een baan voor onze God." Het is de weg voor de Koning èn voor Zijn heirscharen, voor de Koning en voor Zijn volk. „Aldaar" zal die weg zijn, in het herstelde Israël, in de Evangeliekerk. „Aldaar": het ziet op Christus en op Zijn gezegend Koninkrijk.

In de staat Israël zijn na de wegvoering van de tien stammen, en daarna van de twee stammen, niet alleen de steden verwoest en ontvolkt en niet alleen de bossen, de wijngaarden en de akkers geheel verstoord en in de loop der decennia en der eeuwen tot een woestijn geworden. Eén wildernis werd dat, maar voor de mirt een distel is gekomen en voor de denneboom een doorn, waar wilde vogels, roofvogels en wild gedierte, steenuilen en leeuwen de bewoners van de sinds lang verlaten behuizingen geworden zijn.

Maar in de loop van de tientallen van jaren en van de eeuwen zijn ook de wegen geheel vergaan en verworden. Nu profeteert Jesaja dat er weer een weg, een verheven weg, een heirbaan zal zijn door het land. En begrijp goed, wat een rijk bezit dat is in een land van heuvels, van bergen en van dalen, als daar een opgehoogde, nu eens niet een steil oplopende of aflopende, maar een vlakke weg zal zijn. Dat is recht een weg voor de Koning, dat is recht een heirbaan voor Zijn koninklijk volk. En waar Jesaja deze heirbaan een heilige weg noemt, daar is tegelijk aan niets anders te denken dan aan het Koninkrijk van Christus, aan Zijn kerk, aan de Evangeliekerk. Nu dan!

Hoe verheven is de baan, waarin Christus gaat met Zijn volk, hoe verheven is de baan van het Evangelie. Dit is waarlijk een „weg". Hoe verheven is de baan des Evangelies, de baan des Woords, de baan der kerk, als men hem vergelijkt met al die diepten van zonde, van ongeloof der wereld. In de zonde kan men niet gaan, daar kan men alleen maar verongelukken, daar kan men alleen maar verloren gaan. Al lijkt het een brede weg, toch is het er vol putten en kuilen, vol voetangels en klemmen. Het ongeloof is een onbegaanbaar pad, dat u nergens brengt. Wie God niet gelooft en zijn naaste niet gelooft, die komt nergens, 'k Heb geen onvruchtbaarder zaak gevonden dan het ongeloof, dan de jamaars, de jamaars, de jamaars, de bedenkingen, de bedenkingen, de bedenkingen.

In de godsdienst van de méns, in de voorschriften van gebod op gebod, regel op regel, inzetting op inzetting, is het al even onmogelijk om te gaan. Onder de schijn van zeer strakke godsdienstigheid, onder de schijn van heel zware eisen, die aan de méns gesteld moeten worden, ziet men duizenden een kommervol bestaan lijden, zonder ooit verder te komen, zonder ooit een uitweg te vinden. En het bedriegelijke ervan is, dat men zich in een diepte bevindt, waaruit men niet verlost wil worden, waarin men zich in een pijnlijke behagelijkheid gevoelt. Dit is een religieus dramatisch genoegen, waarin duizenden zich bevinden. Dit is een vasten, waarin gij u kromt als een bieze, wat God niet behaagt. Dit is een toestand, waar gij niet uitkomt, waarin gij niet verder komt. Het is geen wèg! Het is ook geheel iets anders dan de ontdekking aan zonde en schuld, want die raakt u zo zeer, dat gij er uitkomt. Het Evangelie is een weg, een verheven baan.

Christus is de Weg! Hoe verheven is de baan van Gods verbond en woorden. Hoe verheven is de baan van de beloften zijn des Evangelies. Hoe verheven is de baan van Gods inzettingen en rechten. Hoe verheven is de baan van de bediening des Woords en der sacramenten en der gebeden. Deze verheven baan voert door het ganse Koninkrijk Gods, door al de stammen, die de kerk Gods uitmaken. „Ik ben een vriend en metgezel van allen, die Uw naam ootmoedig vrezen." Deze verheven baan voert door het hele Woord Gods, door geheel de leer der zaligheid. Christus is de W^eg! Met hoeveel ruimer hart, met hoeveel blijder gemoed betreedt een christen, voor wie het Evangelie is opengegaan, de nu effen baan. Mijn God verhoort nu mijn gebed, 'k Zal Hem met blijde klanken, in Zijn vergaad'ring danken, wanneer Zijn gunst mij heeft gered.

„Deze weg zal genaamd worden de heilige weg." Hoe heilig is het Evangelie, hoe heilig zijn de beloften Gods, hoe heilig is de weg in Zijn verzoening in dat reine en heilige bloed van Christus en in Zijn Heilige Geest. Hoe heilig is de dienst des Heeren, hoe heilig de bediening des Woords — zult u daar altijd om denken? Zult u haar niet ontheiligen door haar te verzuimen, door haar immer met kritiek te bejegenen? — hoe heilig is de bediening der sacramenten — hoe heilig is de dienst der gebeden. Daarin gaat Christus met Zijn volk. Daarin en daardoor wordt ook het volk ge-heiligd! Er gaat zo'n invloed uit van de dienst des Evangelies •— dat kan een mens in het diensthuis der zonde niet verstaan, niet geloven. Er gaat een heiligende kracht van uit, niet minder dan tot zaligheid.

Die daarop wandelen

„De onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor dezen zijn: die deze weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen." Op deze Evangelieweg gaat alleen een rein volk, en een rein volk is het volk, dat gereinigd is door het bloed en de Geest van Christus. Verder is alle vlees, is elk schepsel onrein. Zelfs deze voorname, edele priesterzoon Jesaja, deze prins onder de profeten Gods, moest belijden voor Gods heiligheid: „Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man ben, onrein van lip-

pen en woon te midden van een volk. dat onrein van lippen is." En David, de man naar het hart van God. beleed en hij loochende het niet: „Ontzondig mij met hysop en ik zal rein zijn; was mij en ik zal witter zijn dan sneeuw." Onze ontvangenis bracht ons onrein in aanzijn, onze geboorte bracht ons onrein voort en onze ontelbare zonden maakten en maken ons zo schrikbarend onrein! Maar groter dan onze onreinheid is, is de reiniging door Christus, de Messias. Al wat Hij geeft, reinigt witter dan sneeuw.

Zo gij het geloven kunt: de Doop, de Heilige Doop, heiligt en reinigt, de bediening van Gods heilig Woord heiligt en reinigt, het Heilig Avondmaal heiligt en reinigt, indien het met het geloof maar gemengd is. De Heere legt als het ware in de heilige bediening van het Evangelie niet minder dan het bloed van Christus, niet minder dan de Geest van Christus voor ieder die gelooft. Door het geloof wordt de kerk gereinigd in de instellingen Gods. De Heere zegt: „Gijlieden zijt rein om het Woord, dat Ik tot u gesproken heb", Joh. 15:3.

Zo is dan het ongeloof de grote oorzaak, die een mens onrein laat blijven onder de hele dienst des Evangelies. Dan blijft voor die mens de verheven baan, de heilige weg, die de Evangeliebediening is, toegesloten, onbegaanbaar. De onreine zal er niet doorgaan.

Het is een heilig volk, dat het Evangelie hóórt, wezenlijk hoort, hóórt en gelóóft. Hier geldt ten volle het zo vaak liturgisch gesproken woord: , , Zalig zijn zij, die het Woord Gods horen en die het bewaren." Het ware alleen te wensen, dat daar, waar dit woord liturgisch gesproken wordt na de Schriftlezing, ook de bediening des Woords, de bediening des Evangelies goed tot haar recht kwam. Dan zou dit liturgisch gesproken woord ook meer in vervulling gaan. Een rechte en grondige Woordbediening draagt haar eigen zegen in zich!

, .Maar hij zal voor deze zijn."

De vraag is waar het woord „deze" op slaat. Het is, dacht ik, nogal eenvoudig, namelijk: dubbele punt: , , die deze weg wandelt". Het gaat om het bewandelen van de weg des Evangelies. Voor deze is de weg. Voor deze is heel de bediening des Woords en der sacramenten. Die gaat voor hem open. Al de schatten van Christus, al de schatten van Zijn heilverbond gaan voor hem open, zijn voor hem. Wandelen in de weg. Dat is niet zo eens een keer kerken, maar gestaag kerken en met vermaak kerken. Wandelen doet u met rust en met lust. Wie nu wandelt in Gods wet, in Gods Thora, in Gods Woord, die is naar Psalm 119:1 welgelukzalig. Een wandelaar staat zo eens hierbij stil, dan eens daarbij stil, hij neemt de dingen in zich op, hij geniet de dingen. Zo is het bij de rechte Evangelieganger. Hij wandelt deze weg, deze verheven baan.

Onder die wandelaars zullen zelfs de dwazen niet dwalen. De kanttekenaren wijzen op hen, die van goddelijke zaken niets verstaan, of de eenvoudige christenen. Het is dus zo, dat minbegaafde kerkgangers tot de gelovigen kunnen behoren, dat minbegaafde kerkgangers met de volle zegen van de Evangeliebediening kunnen bedeeld worden. Christus' bloed en Christus' Geest kan hun zowel ten deel vallen onder de bediening als hun, die wèl bij hun verstand zijn. Ik breng u hier in herinnering de gelijkenis der talenten. Iemand kan mogelijk lang niet alles volgen, wat er in Doop, Avondmaal, gebed, prediking omgaat, en er toch de zegen van hebben. Onze kleine kinderen bekomen vaak de volle zegen des Woords. Er zijn vaak eenvoudige en simpele zielen, die in de kerk de zegen wegdragen, al kunnen zij u alles zo in orde niet verhalen. Zelfs verstandeloosheid staat Gods zegen, de zegen van de verheven baan niet in de weg. De dwazen zullen niet dwalen. Niet dwalen, daar komt het op aan. Het bij het Woord houden, dat is niet dwalen. Het bij het Evangelie van Jezus' genade houden, dat is niet dwalen. Het bij Gods wetten houden, dat is niet dwalen.

Een eenvoudige wandel in de dienst Gods, zelfs van achterlijke, of klein begaafde mensen, die doet ten volle mee. Hier zijn de armen van geest, die zalig gesproken worden. Het is maar weer een bewijs van Gods vrijmacht, dat ook aan de niet wijzen het Koninkrijk der hemelen toebehoort! Wist u, dat dit de eerste van Jezus' zaligsprekingen is? Wat wij zo als laatste nog eens behandelen, dat neemt Jezus als de eerste in de rij. Zij zullen niet dwalen, zegt Jesaja, zelfs zij niet, hoeveel te minder dan zij, die wèl bij hun verstand zijn en dan bovendien nog een verlicht, een geheiligd verstand hebben. Zij zullen niet dwalen, als zij maar in het geloof wandelen.

Gods verborgen omgang vinden Zielen, daar Zijn vrees in woont; 't Heilgeheim wordt aan zijn vrinden, Naar Zijn vreêverbond getoond. D' ogen houdt mijn stil gemoed Opwaarts, om op God te letten; Hij, die trouw is, zal mijn voet Voeren uit der bozen netten.

Zie daar hebt gij dan de zielen, waar Zijn vrees in woont, eenvoudige zielen misschien, maar Godvrezende zielen.

Daar zal geen leeuw zijn

„Daar zal geen leeuw zijn, en geen verscheurend gediete zal daarop komen, noch aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daarop wandelen."

Hier zijn beelden, ontleend aan het vrederijk van de Messias, die eens ten volle zullen zijn vervuld, als de leeuw zal stro eten gelijk de os. Toch zeggen deze voorzeggingen deze dingen niet. Hier wordt geprofeteerd de veiligheid in het weergekregen land, als er een hoge weg, een verheven baan door het land zal lopen. Dan ook wordt er geprofeteerd van de veiligheid voor de Evangeliekerk van Christus onder het nieuwe verbond.

Zoals gezegd is het grote roofgedierte en het verscheurend gedierte weer sterk toegenomen in het verlaten land na de Assyrische wegvoering van het Tienstammenrijk en na de Babylonische wegvoering van het Tweestammenrijk. Als het land leeg wordt van inwoners, als de landhuizen verlaten zijn en de wegen stil geworden zijn en onbegaanbaar, dan keert het wilde en roofgedierte terug in een land. Zij wonen graag in wildernissen. Ontfermt Zich nu de HEERE over het land, zodat de wegen weer begaanbaar zijn, dan wijkt het wilde gedierte, de leeuw en het verscheurend gedierte zullen daar niet komen en zelfs niet gevonden worden in de schuilplaatsen, ravijnen, rotsholen naast de wegen, zodat er ook geen gevaren kunnen dreigen voor de reizigers en voor de wandelaars op de wegen.

Want, zegt de tekst nog eens ten overvloede: „de verlosten zullen daarop wandelen". Het zal een verlost volk zijn, dat het land weer betrekt.

Het volgende vers noemt hen vrijgekochten. Daar is voor betaald. Dat zijn dure, dat zijn kostbare mensen. Het is een volk, voor wie de schuld is geboet, is uitbetaald ten volle. Het is een volk, dat het land rechtens weer gaat bewonen. De Losser leeft, Die de prijs der lossing voor een verarmd volk heeft betaald. Dit volk gaat weer wonen in betaald land. Zij hebben er een eigendomsrecht. Daarom gaat God een verbond aan met de dieren des velds, om hen te bedwingen. Op Gods bevel mogen zij daar niet meer komen, zodat Israël zeker mag wonen en zelfs wandelen (zonder enige vrees) op verhoogde wegen.

Ziet dit nu in Nieuw-Testamentisch licht. Gij weet wie onder de leeuw te verstaan is: de satan. Gij weet ook, dat met het verscheurend gedierte de vijanden van het geloof bedoeld worden. Wie weet niet, hoe de satan briest als een leeuw, zoekend om de gelovigen te verslinden. Let wel: verslinden. De satan geeft niet een haal met zijn nagels naar een kind Gods, ook niet een beet met zijn tanden, maar niet minder doet hij dan hem verslinden. Een kind Gods moet nergens zijn, hier niet, daar niet, nergens. Vandaar dat hij ze zoekt te verslinden. Zóéken meer niet, tot het verslinden komt hij nooit. Wij kunnen zijn brullen horen, wij kunnen zijn tanden zien, zijn nagels voelen, maar meer niet. Satan is een overwonnen vijand. Daarom ontzegt Christus hem de weg, de verheven baan, de Evangelieweg, waarop de christenen gaan. De heilige kerkdienst is zo veilig. Voor die in het geloof schuiling in Christus zoekt, zal bevinden dat daar voor hem geen leeuw zal zijn. Een verlost volk is verlost, ook van de boze, al zal hij er wel dagelijks om bidden, om ervan verlost te zijn. De verheven baan, de hoge weg geeft vrije doorgang, vrije wandeling zelfs. Ook zullen de verscheurende dieren, de vijanden der kerk binnen het geloof fn het Evangelie niet kunnen schaden. Daar kunnen soms grote Evangelievijanden zijn onder de Sadduceeën der vrijzinnigheid, veel grotere nog onder de Farizeeën van een wettische rechtzinnigheid, die u

de weg betwisten, uw plaats op de weg betwisten, uw gaan, vooral uw rustig wandelen op de weg betwisten. Let wel, dat uw staan in het Evangelie van de Zaligmaker, in de beloften des heils, u meer betwist zal worden dan elk vertrouwen op de wet. Verheel het u ook niet, dat dezulken als verscheurend gedierte zijn, die u niet sparen en die niets aan u sparen. Alleen de Heere, die Zelf van dezulken veel geleden heeft, zal uw voet voeren uit dier bozen netten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 december 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Aldaar zal een verheven baan zijn

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 december 1972

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's