Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE MINSTE DE MEERDERE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE MINSTE DE MEERDERE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Johannes de Doper heeft dus niet gediend in het Evangelie van de vervulde erzoening door kruis en opstanding. Zijn bijzondere roeping en taak in de geschiedenis van het heil was om als heraut van de Koning des vredes voor Hem de weg e bereiden. Daarom bleef de Doper staan óór de vervulling van het heil op Goede rijdag, Pasen en Pinksteren. Hij heeft het heil wel gepredikt; maar overeenkomstig de plaats, die God zijn knecht had toegewezen en geschonken (als heraut, boetgezant en wegbereider van Christus), heeft hij niet geleefd uit de vervulling en er dus ook niet uit gediend in het Evangelie, hoewel hij wel evangelisch werkzaam is geweest. Hoe zou het ook anders kunnen, daar hij de Beloofde heeft mogen aanschouwen.

Maar het moet ons nu wel duidelijk zijn geworden, waarom er in Matth. 11:11 staat, dat de minste in het Koninkrijk der hemelen meerder is dan hij. Dat wil toch zeggen, dat de geringste dienaar, die uit het volbrachte werk van Christus mag prediken, meerder is dan hij, n.1. wat de bediening betreft.

Als de Heere Jezus daarop zo zeer de nadruk legt, mag dat aan ons niet voorbijgaan.

Nu is het zoenoffer gebracht: nu is Christus als Overwinnaar van hel en dood uit het graf getreden; nu is Hij opgewekt door Zijn Vader. Dat alles is voltooide tijd. Dat heilsgeschieden heeft de grote wending gebracht. Nu is Christus in de hemel als verheerlijkte Zaligmaker. En van daar heeft Hij Zijn Geest gezonden. Als deze met Pinksteren gezonden Geest wordt Hij genoemd de beloofde Geest (Hand. 1:4). Dat wil dus zeggen, dat voordien de Geest niet zó in de Kerk aanwezig was. Want met Pinksteren is de Heilige Geest eerst met de volheid van het volbrachte werk komen inwonen in Zijn Kerk. Als Pinkstergeest brengt Hij zo ook de volrijpe vrucht mee als onderpand van het kindschap. Want Hij verheerlijkt de Zoon in Zijn middelaarsbediening in het hart der Kerk en de Vader in Zijn eeuwig welbehagen en goddelijke liefde. De Geest is de Geest des Vaders en des Zoons. Hij neemt het alles uit de tot heerlijkheid gebrachte kruis- en zoenverdiensten van Christus. „Hij zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen", zei Jezus.

Daarom wil Christus door Zijn Geest gekend en verheerlijkt worden door Zijn bruidskerk op aarde als de Heere haar gerechtigheid, als haar Bruidegom, die haar kocht met Zijn bloed en in Wie zij vrede met God heeft. t w h

Naar de aard der bedeling, waarin de Doper zijn roeping en taak had (n.1. de oude, zij het ook vlak voor de drempel van de nieuwe) is hij voor de heerlijkheid van de vervulling blijven staan. Hij heeft er heen gewezen en er met nadruk de aandacht op gevestigd, dat ze nabij gekomen was. g o d E o a G e

Zo was Johannes de laatste profeet der oude bedeling. En als laatste was hij onder al de profeten tegelijk de grootste. Dat bedoelt Mattheüs met de woorden: „Onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper" (11 : 11). d e d b v z H

Uit het verband van dit vers wordt het ons duidelijk, dat bij deze uitdrukking „niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper" moet gedacht worden aan zijn profetische bediening. Het gaat hier dus niet om Johannes' geestelijke kennis of zijn geloofsoefening en de kracht ervan. Johannes wordt als profeet naar voren gehaald en dan op die bijzondere plaats, waarop God hem gesteld had. Vandaar de woorden van Jezus: „Maar wat zijt gij uitgegaan om te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet." n d d h z B n h Z h

Tegenover de schare, die voor het grootste deel geen goed woord meer had voor de gevangen Doper, geeft de Heere aan Zijn getrouwe dienstknecht de ereplaats, die hij van God had ontvangen. De Heere kwam voor Zijn knecht op. juist op het ogenblik, dat er bij de schare in de vraag, waarmee de discipelen van Johannes waren gekomen, aanleiding zou gezocht kunnen worden om hem door het slijk te halen.

Dat is de trouw van Jezus ten opzichte van Zijn knechten en discipelen. Hij gedoogt niet, dat er kwaad van hen gesproken wordt. Het zal dan ook zeker gewroken worden. Jezus dekt hun hoofd als met een schild. Zij hebben zelf wel niets goeds van zich te vertellen, daar ze in alles zo veel gebrek en zonde telkens opdoen, maar God is niet onrechtvaardig, dat Hij hun werk zou vergeten, en de arbeid der liefde, die zij aan Zijn Naam bewezen hebben, als die de heiligen gediend hebben en nog dienen. Hoeveel goeds had de heraut van zijn Koning gezegd, nu sprak de Heere goed van Zijn knecht.

We maken ons maar al te vaak zorgen, als men onze woorden verkeerd uitlegt, er gif uit zuigt en ons onbillijk bejegent. We doen er ons ongeloof in op. Het gaat heus niet aan de aandacht van onze Koning voorbij. Laat het maar aan Hem over. Hij staat in voor Zijn Woord. „Over al wat heerlijk is zal een beschutting zijn. Alle instrument, dat tegen hen bereid is, zal niet gelukken, en alle tong, die tegen hen opstaat, zult Gij verdoemen. Dat is de erve der knechten des Heeren, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE." — Dat blijft ook een les in herhalingsonderwijs.

Welnu, zo heeft Johannes gestaan aan et einde van die lange reeks van Godsgetuigen van de oude dag. Hij stond daar p het keerpunt der tijden. Maar zijn beiening is nog in de orde van die van een lia, een Jesaja, een Jeremia. Zoals Elia priep tot bekering, zo ook Johannes; zols Jesaja de majesteit en de gerechtigheid ods predikte, zo ook hij; zoals Jeremia n Ezechiël het gericht over het eigenerechtigde vrome jodendom verkondigen, zo ook hij.

Maar zoals de profeten uit de vervlogen euwen ook de genade hadden verkonigd, zo had ook Johannes de heerlijkste oodschap voor hen, die verwachtten de ertroosting Israëls. Zo mocht Johannes ijn naam eer aandoen. Johannes = de EERE is genadig.

Nu heeft het wel een bijzóndere betekeis, dat zo met nadruk gezegd wordt door e Heere Jezus, dat Johannes meerder is an allen, die voor hem geweest zijn. We ebben gezien, dat de reden daarvan geocht moet worden in het feit, dat hij de eloofde mocht zien, namelijk als verscheen Verlosser, in Wie het Koninkrijk der emelen doorbrak.

Maar juist dat zegt ons, dat Christus en ijn heil — dus ook Zijn kennis — het art van de openbaring is; en dat de Kerk in de loop der eeuwen alleen maar met Hem bezig is geweest, met de belofte van Hem. Het meerdere van Johannes lag alleen daarin, dat hij die dag mocht beleven, waarnaar de Kerk van de oude dag met alles in haar uitgezien had.

Dat heeft ons heel wat te zeggen. Want hiermee wordt voor ons voorgelegd het karakter van het Oude Testament en wordt ons gezegd hoe het wil uitgelegd worden.

Het gaat erom, dat we leerling der Schriften zijn en daarbij de Heilige Geest als Leraar mogen hebben, opdat we van de Heere geleerd mogen zijn en alzo op- 1 wassen in de kennis van Christus. Want dat is toch de voorwaarde voor Schriftuurlijk bevindelijk leven. Al zpuden we nog zo veel geestelijke ervaringen hebben, we zouden ons bedriegen, indien ze de toets van het Woord niet kunnen doorstaan. Gezegend zijn we als we ons leven in de Schrift verklaard en bevestigd vinden.

Wat is dan het bijzonder karakteristieke van het leven der Kerk in de oude bedeling? — Dat het overeenkomstig de gang der openbaring geheel gericht was op het komende Koninkrijk van de Messias. Het hele Oude Testament is belovend en voorbereidend aangaande dat Heil, dat in de komst van de Messias zou worden geopenbaard.

Van het paradijs af — na de zondeval — het Vrouwenzaad beloofd. De heerlijkheid van de Messias wordt steeds rijker door de mannen Gods geprofeteerd en in allerlei typen en schaduwen voorgesteld. Denk maar aan de offer- en tempeldienst, waardoor Christus' middelaarswerk zijn schaduwen heeft vooruitgeworpen. Alles in de oud-testamentische kerk stuwt naar de grote dag van Vorst Messias.

Hoe hebben de ouden zich verblijd in de Geest over het toegezegde heil! Hoezeer hebben ze reikhalzend uitgezien, gebeden en geworsteld: Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt! Adam noemde < — ziende op Hem — zijn vrouw Eva, moeder der levenden. Lamech werd getroost aan de wieg van zijn kind, omdat hij door mocht blikken tot op de dag van Christus. Daarom noemde hij zijn kind Noach: Deze zal ons troosten. Abraham heeft Zijn dag gezien en is verblijd geweest. Izak zag op Hem, toen hij Jakob bij diens verlaten van de ouderlijke woning de zegen gaf: Hij geve u de zegen van Abraham, aan u en uw zaad met u (namelijk: In uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden). Jakob riep — de handen uitstrekkend naar Hem -— stervende uit: Op Uw zaligheid wacht ik, o Heere!

Waar zullen we het einde vinden? Want de ganse kerk onder de belofte heeft één uitzien gekend, één hunkering, over" eenkomstig de prediking van de Beloofde en Zijn Koninkrijk. Dezelfde Geest, die de openbaring schonk, voedde ook ermee het leven der kerk. We zullen altijd weer de getuigenissen der kerk b.v. in de psalmen misduiden, als we dit diepteperspektief er

niet in lezen. Als de Geest in het hart der kerk legde: Ik blijf de Heer' verwachten. mijn ziel wacht ongestoord...; hoop op de Heer', gij vromen dan deed Hij dat als Geest van Christus, Die stuwde naar Zijn dag.

Wat heeft dan de kerk de beloofde Koning gekroond, met haar roep om Hem, haar hijgen naar Zijn dag, haar vreugde over de belofte van Hem.

Het gaat dus niet maar om enkele Messiaanse beloften in het Oude Testament. Neen, het gehele Oude Testament is messiaans. En daarom lezen we in Hebr. 11 aangaande de oud-testamentische gelovigen: Deze allen hebben door het geloof getuigenis geheid; ze hebben de belofte geloofd en omhelsd, maar... niet verkregen, alzo God wat beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden .

„Wat beters." Dat ziet op de vervulling. De kerk van de nieuwe dag kent de verschenen Middelaar, Die Zijn ziel gegeven heeft tot een rantsoen voor velen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 maart 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE MINSTE DE MEERDERE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 maart 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's