Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ROUWKLAGE OVER JEZUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ROUWKLAGE OVER JEZUS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het zal ten dien dage geschieden dat Ik zal zoeken te verdelgen alle heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen. Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over hem rouwklagen als met de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon in het dal van Megiddon. En het land zal rouwklagen, elk geslacht bijzonder, het geslacht van het huis Davids bijzonder en hunlieder vrouwen bijzonder, en het geslacht van het huis Nathans bijzonder en hun vrouwen bijzonder. Het geslacht van het huis van Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder, het geslacht van Simeï bijzonder en hun vrouwen bijzonder. Al de overige geslachten, elk geslacht bijzonder en hunlieder vrouwen bijzonder. Zacharia 12 : 9—14.

Dc Geest der genade en der gebeden

„En het zal geschieden te dien dage, dat Ik zal zoeken te verdelgen alle heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen." Jeruzalem heeft van alle eeuw af vijanden gehad. De kerk van Christus heeft van alle eeuw af vijanden gehad. Deze vijanden zijn dat, omdat ze vijanden van God zijn en omdat zij vijanden van Christus zijn. Deze vijandschap kan hoog oplaaien. Zij is doorgaans het felst daar, waar het christendom echt, levend en bloeiend is. Deze vijanden worden hier heidenen genoemd. Zij komen aan tegen Jeruzalem. Dat is hun een doorn in het oog. Dat aankomen tegen, dat is het verzet tegen, dat is het innerlijke verzet tegen de geestelijke meerderheid van Jeruzalem, de onsterfelijke stad, tegen de kerk. Dat is doorgaans hard aangekomen. Het heidendom is niet zachtzinnig tegen Israël, is ook niet zachtzinnig tegen de kerk. Dat is ook bijzonder gebleken tegen God en tegen Christus. Alle vijandschap tegen de kerk is ten diepste vijandschap tegen God en tegen Zijn Christus. God ziet dat en rekent alles, wat men de kerk aandoet, als Zichzelf aangedaan. Daarom zal de HEERE zoeken alle heidenen te verdelgen. Zóéken te verdelgen! Niet dat God het doen der heidenen nog moet onderzoeken of uitzoeken, want Hij weet alles. Hij hoeft ook niet naar middelen of wegen te zoeken om dat te doen. Het bedoelt te zeggen, dat de HEERE naar een zeer beproefd en doordacht plan te werk zal gaan. Maar het einde aller vijanden der kerk zal zijn: verdelging. God zal zijns vijands kop verslaan, die haar'ge schedel vellen. Verzacht u het maar niet: zo zal het zijn!

„Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden."

Het huis Davids en de inwoners van Jeruzalem - — daaronder hebben wij te verstaan óf sommigen van het oude Davidische koningshuis óf het geslacht en het huis van Christus. Persoonlijk versta ik er liefst onder in het algemeen de overheid, die naar Davids stijl verstaat wat het zij te regeren bij de gratie Gods. Dat is toch een belangrijk ding als een overheid God als haar Koning erkent, Christus als haar Koning erkent. Die overheid alleen zal bestaan voor God. Die koningen namelijk, die Hem haar ontzag zullen betuigen. En alles, wat zich op enigerlei wijze tegen Christus kant, zal vallen. Jeruzalem met al haar inwoners, de kerk met al haar leden zal ten slotte bestaan. De Heere zal de Geest der genade en der gebeden over haar uitstorten. „De Geest Gods" — wat een bezit. De Geest Gods, dat is de Geest der wijsheid, de Geest der zachtmoedigheid, de Geest der ootmoedigheid, de Geest der nederigheid. Hier bijzonder is het de Geest der ontdekking. Het gaat hier over zondekennis ten 'opzichte van Christus, over berouw ten opzichte van Christus. Die Geest wordt uitgestort in milde mate, op koningen, op Jeruzalems inwoners, op vorsten en op de kerk.

Wat een zegen, dat de God die de smaadheid van Zijn kerk ziet en die de wraak van Zijn volk gaat wreken, aan Zijn kerk bij hoog en bij laag zoveel zegen gaat geven. Een milde zegen van Zijn Geest, een milde mate van Geestesgaven. Koningen zullen erin delen. Alle ware leden van de kerk zullen erin delen. Hij geeft genade en gebeden, want deze twee dingen zijn de eigen en wezenlijke dingen van de Geest. Genade is het zich tot God keren en bekeren, gebeden zijn de eerste en de onafscheidelijke vruchten van de genade. De genade blijkt uit, treedt naar voren in gebeden. Genade zuivert en reinigt de harten, opdat gebeden uit oprechte harten kunnen opstijgen tot God. Genade is de bron van het gebed en het voorwerp, het doel van het gebed.

Mij aanschouwen en rouwklagen

Ik zeide zo juist, dat de Geest gegeven wordt ten opzichte van Christus in deze Schriftuur. Dat is bijzonder, want doorgaans laten wij de overtuiging van zonden voorafgaan aan de kennis van Christus. Hier lijkt het, alsof de overtuiging van de Heilige Geest komt over degenen, die Christus gekruisigd hebben in de zin van Openbaring 1 : 7: „Ziet, Hij komt met de wolken, en alle Oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven, ja amen."

En dan denken wij aan de eindtijd met het naderend oordeel. Mij dunkt, dat deze Schrift kan doorgetrokken worden naar de eindtijd, maar dat zij bijzonder hier ziet op de bedeling der genade in Christus. Johannes haalt dit woord in Johannes Evangelie 19:37 aan bij de kruisiging. Naar mijn inzicht is dit heilstijding, als direct gevolg van het ontvangen van de Geest der genade en der gebeden. Die genade, die bewezen wordt aan Davids huis en aan de inwoners van Jeruzalem.

En ook het volgende hoofdstuk direct na onze tekst handelt over de fontein van heil voor Davids huis en voor de inwoners van Jeruzalem. Het ziet dus geheel op de genade van Christus en het is een ontdekkend werk van de Heilige Geest aangaande Christus.

„Zij zullen Mij aanschouwen, dien zij doorstoken hebben." Davids huis, zo zegt de profeet Zacharia, heeft met zijn zonden Hem doorstoken. De inwoners van Jeruzalem hebben met hun zonden Hem doorstoken. En wij ieder van ons doorgriefde Hem met onze zonden. Wel hebben de Joden Hem, de Heere der heerlijkheid, genageld aan het kruis. Wel hebben de Joden de Vorst des levens gedood. In dit opzicht is de Schrift vervuld, opdat de Schrift vervuld zou worden naar Joh. 19 : 34— 37.

Maar déze Schrift sloeg niet alleen op hen. , , 't En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten", zingt de bekende Deventer predikant Jacob Revius. , , En wij dachten er maar niet aan, hoe wij zelf door onze schuld Zijn kroon hebben gevlochten, Zijn beker gevuld", zoals Mac Cheyne zingt. Bij al de zonden, die wij deden en doen, is dit wel de zonde van alle zonde. Dit is speciaal de zonde van Davids huis, dit is wel speciaal de zonde der kerk. Daarom is dit de ontdekking van alle ontdekking door de Heilige Geest, als wij boven het Godonterende van de zonde gaan ontdekken het de Borg dodende van de zonde. Onze zonden zijn Zijn wonden, Zijn nagels, Zijn speerstoot. „Zij zullen Mijn aanschouwen, die zij doorstoken hebben", namelijk het huis van David en de inwoners van Jeruzalem.

„En zij zullen ook over Hem rouwklagen, als met een rouwklage over een enige zoon en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene."

Rouwklagen over-Jezus, dat is gezien als de scharen en de vrouwen heengingen van Golgotha. De aarde droeg rouw over Hem, als Golgotha het rouwkleed van een drie-urige duisternis aandeed. De aarde droeg rouw over Hem als zij beefde, ja tot in en over Jeruzalem, als de rotsen scheurden, als in de stad het voorhangsel scheurde. Zo zal elk, die aan zijn zonde, die aan deze zonde ontdekt wordt door genade des Geestes, biddend smeken en biddend kermen over Hem. Ge hoort dat aan die moordenaar, die ene. Rouwklagen, ja rouw. „Want deze heeft niets onbehoorlijks gedaan, maar wij rechtvaardig, ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben." Zo groot zal de rouw zijn als over een enige zoon. En zo'n rouw is groot, als ge maar één zoon had en hem verloren hebt.

Over een enige zoon!

En hoe kan men niet kermen over zijn eerstgeboren zoon. Dat is een droefheid, die ge niet binnen uw hart kunt houden, die ge niet binnen het bolwerk uwer tanden kunt houden. Dan schreeuwt een mens het uit. Zo nu is de smart, de droefheid over Jezus, als ge Hem als uw betalende Borg leert zien en dat om uw zonden. Dan voelt ge de speersteek, dan voelt ge de nagels en de doornen, want dat zijn uw zonden, uw zonden.

Zij rukken aan, met opgesperde mond. Gelijk een leeuw, al brullend in het rond; Ik vloei daarheen als waat'ren op de grond. Die zich verspreiden. Mijn beend'ren zijn in mij van een gescheiden. O dood'lijk uur! Wat hitte doét mij branden! Mijn hart is week en smelt in d' ingewanden, Als was voor 't vuur.

Mijn kracht is, als een scherf, van sap beroofd; Mijn tong kleeft in mijn mond, door dorst gekloofd, Gij zult eerlang mij, door de dood, het hoofd In 't stof doen bukken: Want van rondom zie 'k honden samenrukken. Een muitgespan Heeft mij ter prooi verkoren. Mijn handen en mijn voeten doen doorboren. Zo fel het kan.

Geslacht aan geslacht, mannen en vrouwen bijzonder v

U ziet, dat de zondekennis en bijzonder de kennis van de zonde tegen de Heere, de Christu? begaan, u niet onbewogen laat. Dat is geen bloot verstandelijke kennis. Dat kost tranen. Bittere tranen, maar omdat zij komen van de Geest der genade, toch ook weer zoete tranen. Het zijn de tranen van de droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Dat deze tranen met liefde gepaard gaan blijkt ook wel uit het feit, dat de rouwklage over Jezus zo groot zou zijn als de rouwklage van Hadadrimmon, in het dal van Megiddon.

De laatste naam is dezelfde als Megiddo. Megiddo was een plaats bij Jizreël, gelegen in het land van Hadadrimmon, waar de godvruchtige koning Josia jong sneuvelde. Deze vrome reformatie-gezinde koning, bij God en het hele volk geliefd. Dat nu zo'n goed en veelbelovend vorst zo jong moest sterven! Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Het heeft Gode ook behaagd Zijn eigen Zoon, de Heere Jezus, reeds na drie-jarige arbeid te doen sterven! Gods wegen zijn wonderlijk, maar altijd goed. Zo groot was de rouwklage over Josia, dat men hem achterna klaagde van Megiddo af tot de stad Jeruzalem toe, toen zijn lichaam derwaarts gedragen werd en heel Juda klaagde hem achterna. Zelfs stelde men een jaarlijkse rouwklage over Josia in, zo lezen wij in 2 Kronieken 35 : 24 en 25. Zulk een rouwklage zou men ook over de kruisiging van de Messias instellen.

Dit nu was niet een klage over Jezus als van de dochteren van Jeruzalem, maar als die der discipelen en der discipelinnen. Bewijs van werking van de Heilige Geest, dat was Zijn genade en dat waren Zijn gebeden. Het land zou rouwklagen, de genade kwam over het ganse land en over het ganse volk. Wat is de genade Gods toch rijk, wat is de genade des Geestes toch overvloedig! Van noord naar zuid, van hoog tot laag. De Heere staat toch voor geen ding, Hem is niets te wonderlijk, Hem is niets te veel. Hij kan genade schenken aan een heel volk, in al zijn geledingen. Voor die Geest zijn geen paleisdeuren gesloten, geen slotpoort gegrendeld. Voor die Geest is ook de eenvoudigste hut niet te gering. Hoort het aan, wat de Heere voor eer, voor kruiseer aan Jezus zal geven. Het geslacht van DaVids huis en het geslacht van Nathan zal over Jezus rouwklagen. Het oude koningshuis is in twee takken uiteengegaan, namelijk het geslacht van Salomo en dat van Nathan, een andere zoon van David. Dit vorstenhuis zou dus tot in de vergeten en wij zouden zeggen verloren gegane staken zich tot Christus bekeren en rouw bedrijven over de pijn en de smart, die zij door hun zonden de Zaligmaker hadden aangedaan. Vorstelijke personen worden dus Jezus' onderzaten!

Ook priesterlijke scharen zullen Jezus eren door over Hem rouw te bedrijven, Levi's huis en het huis van Levi's kleinzoon Simei' — dat zijn dus wel de hoofdschuldigen aan Jezus' dood. Ook zij zullen zich tot Hem bekeren en tot Hem komen met smeking en geween. En daarachter alle overige geslachten, het gewone volk: alle geslachten. Wat een profetie! Hetzij dat zij reeds vervuld is, of nog worden zal. Wat een profetie!

De mannen bijzonder — de vrouwen bijzonder. Zo grote rouw zullen zij bedrijven, dat men zich geheel afzonderen zal, om de rouw volkomen te doen zijn. Als de zonde drukt, als genade en gebeden des Geestes de overhand krijgen, dan zwijgt het vlees. Men kan ook menen: zij zingen bij beurten als bij Josia, toen de ene klaagde: „Ach mijn broeder" en de andere in klaagrij antwoordde: „Ach Heere." Jeremia 22 : 18.

Wat een eer voor Jezus, deze klage in genade en gebeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE ROUWKLAGE OVER JEZUS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's