Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn heerlijkheid aanschouwen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn heerlijkheid aanschouwen

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vader! Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijne heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. Joh. 17:24.

Van de Vader gebeden

, Vader! Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt." Nog één keer willen wij ter oorzake van de hemelvaart des Heeren een bede uit het Hogepriesterlijk gebed overdenken. Het is maar niet een mens, die hier bidt, maar niemand minder dan de gezegende Zone Gods. Als wij ooit in een binnenkamer des gebeds binnentreden, dan is het hier. Dit is niet het gebed van een stervende Jacob, niet dat van een worstelende David, niet van een naar het leven gestane Daniël, maar dit is het gebed van de Zoon Gods, als Hij eigenlijk al niet meer in de wereld was, maar het gebed, dat Hij komend tot Zijn Vader voor onze oren nog uitspreekt.

Met de Vadernaam vangt Hij Zijn bede aan. Nooit anders dan vol vertrouwen, nooit anders dan gelijk het bij de Zoon hoort, spreekt Hij tot de Vader. Aan het kruis is Zijn eerste en Zijn laatste bede ér één met de Vadernaam. Als Hij klaagt over de Godverlatenheid, dan noemt Hij de Godsnaam met het vertrouwensvolle Mijn God, Mijn God. Nu Hij hier reeds voor Zijn lijden en sterven Zich gereed maakt om tot de Vader weder te keren en dus ziet op Zijn hemelvaart, nu Hij zegt: ., Ik ben niet meer in de wereld", noemt Hij de allerinnigste naam Gods, namelijk de Vadernaam. Reeds bij Zijn sterven ging Zijn ziel op tot de Vader, bij Zijn opstanding werden ziel en lichaam weder verenigd en bij Zijn hemelvaart gaat Hij op met Zijn volle menselijke natuur. Reeds als twaalfjarige noemde Hij God Zijn Vader, tijdens Zijn omwandeling op de aarde noemde Hij God Zijn Vader in Zijn onderwijs, in Zijn lijden en sterven noemde Hij God Zijn Vader. Hoeveel te meer kan Hij in Zijn opstanding en in Zijn hemelvaart God bij die naam noemen. Elke trap van Zijn verheerlijking bracht meer gloed, meer warmte in die naam, waar de Heere Jezus aan het begin van dit gebed, in vers 5 gebeden had: , , En nu verheerlijk Mij, gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was." Deze verheerlijking is nu aan het komen bij de hemelvaart, nog meer bij het zitten ter rechterhand Gods. En ten slotte het allermeest aan de jongste dag, let wel hij is genoemd de jongste dag, als Hem het oordeel over allen en alles zal overgegeven zijn. Vandaar dat de Vadernaam met al maar dieper betekenis wordt aangebeden door de Zoon, maar ook met al maar groter mogelijkheid om verhoord te worden.

„Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt." Vader, Ik wil... Calvijn zegt en in zijn navolging zeggen ook de kanttekenaren, dat willen hier wensen betekent. De kanttekenaren zeggen: Ik wil, dat is: , , Ik wens of verzoek." Hoe nederig heeft de Heere Jezus gebeden aan de ingang van Zijn lijden in de hof van Gethsemané: „Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede!" En als nu de wil des Vaders geschied is in Zijn lijden en in Zijn sterven, maar ook in Zijn opstanding en dan in Zijn hemelvaart, zal dan de Zoon gebiedend tegenover de Vader staan? Dat hoeft niet, want de Vader heeft al Zijn welbehagen in Zijn Zoon. Dat kan niet, want het is des Vaders welbehagen om alles wat de Zoon wil te doen. De minste wens, het minste verzoek des Zoons is den Vader aangenaam op grond van Diens aangebrachte gerechtigheid. De bede des Zoons dan nu is, dat de gegevenen van de Vader daar mogen zijn, waar de Zoon is. Het zijn toch diegenen, die van de Vader gegeven zijn in de raad des vredes. Het zijn toch diegenen, die van de Vader gegeven zijn in en getrokken tot het offer van Christus. Het zijn toch diegenen, die door de Geest van de Vader gegeven, geleid worden in Christus en in al Zijn heil. Hoezeer zal de Vader een bede voor Zijn eigen gegevenen verhoren? Hoezeer zal Hij een bede, voor de gekochten door de Borg gedaan, verhoren? Hoezeer zal de Vader een bede wen verhoren voor hen, die door de Geest in alle waarheid geleid zijn.

Als nu Christus een plaats gegeven wordt bij de Vader, als Hem gegeven wordt verhoogd te worden van de aarde, als Hem gegeven wordt verhoogd te worden tot in de hoogste heerlijkheid, tot de troon des Vaders, aan de rechterhand des Vaders, ver boven alle overheid, macht en kracht, kan Hij dan willen, dat daar ook die bij Hem zijn, die Hem van God gegeven zijn? Voorzeker is dat mogelijk. Vooreerst is hun door de genade Gods in Christus, door de schuldvergeving aldaar een plaats bereid. Een van schuld ontheven volk hoort in de hemel. Daar is voor hen plaats bereid. Voor een van schuld ontheven volk is zelfs plaats bereid om met Hem te zitten in de troon. Hoe dat mogelijk is, dat zal de eeuwigheid openbaren! Dat volk zal met Hem heersen over al de engelen, over alle schepselen. Hoe dat mogelijk is, dat zal de eeuwigheid openbaren! Op alle vragen is maar één antwoord. Alle geheimen der heerlijkheid, alle wonderen der genade zijn op te lossen in dit ene woord: „Ik wil dat zij bij Mij zijn!" Bij Mij, dat is de plaats der heerlijkheid. Bij Mij, dat is de vervulling van hun aller zielewensen. En dat zal hen stellen voor wonder op wonder. De eeuwigheid zal de tijd en de plaats van de gadeloze wonderen zijn, omdat het de plaats is van die God en Zaligmaker, Die alleen wonderen doet, niets dan wonderen. Onthoudt u dit maar goed: Het is bij Mij!

Van de Vader verheerlijkt

„Opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt." De heerlijkheid des hemels is een voor de mens ongekende. Als wij de heerlijkheid van Gods schepping aanzien, dan kunnen wij daar enig beeld van krijgen, maar niet dan een zeer flauw beeld, want deze aarde is met al wat haar omgeeft een door de zonde verworden, een zelfs gevloekte aarde, zodat zij met zon, maan en sterren zal vergaan. Wij kunnen wel iets

van de heerlijkheid des hemels kennen uit de Schrift, maar daar heet het toch, dat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geen mensenhart is opgeklommen, wat God weggelegd heeft voor die Hem vrezen. Wij kunnen daar iets van kennen, als wij door het geloof engelen mogen ontmoeten, als voor het geloof een ogenblik de hemel afdaalt, als voor het geloof de hemelen geopend worden als bij de herders van Efratha, als voor Johannes op Padmos. De discipelen hebben iets van Christus' heerlijkheid gezien op de berg, maar dat is volgens Calvijn „als een klein en schemerig licht, dat door smalle reten tot iemand komt, die in het donker is opgesloten". Het geloof mag inderdaad iets van de heerlijkheid aanschouwen als het Christus mag kennen, met Hem in- en uitgaan.

Dit staat vast: heerlijk, oneindig heerlijk, zal de plaats zijn, die de plaats der heerlijkheid genoemd wordt: de hemel. Heerlijk zijn de troongeesten Gods, de engelen, volmaakt heerlijk. Heerlijk is het volk, dat hier tot God bekeerd werd, dat hier de Heere vreesde, dat daar reeds mocht ingaan. Onuitsprekelijk heerlijk. Heerlijk zijn daar de leraars, die hier de waarheid Gods mochten ontvouwen, die hier mensen mochten rechtvaardigen: zij zullen blinken als het uitspansel, als de sterren. Maar hoe heerlijk moet zijn de God der heerlijkheid, Die op de troon zit. Dat is alle voorstelling, dat is alle gedachte verre, zeer verre overtreffend. Even onovertreffelijk nu zal de heerlijkheid zijn, die aan Christus gegeven werd bij Zijn hemelvaart. Dat is de heerlijkheid, die Hij had bij de Vader. Maar het is ook de heerlijkheid, die Hem gegeven wordt als loon op Zijn gezegende arbeid. Het is een van God gegeven heerlijkheid, dus Goddelijke heerlijkheid. Het is een van de Vaaer gegegeven heerlijkheid, zo wel verdiend door lijkheid. Daarin is al de heerlijkheid Gods gelegd en óók al de liefde Gods. Het is gegéven heerlijkheid, zowel verdiend door de Zoon, maar ook zo met volle gewilligheid, met zoveel overgave gegeven door de Vader.

De heerlijkheid des Vaders, de heerlijkheid des Zoons en de heerlijkheid van de Heilige Geest zal al de heerlijkheid der zalige engelen, der gezaligde mensen, en ook al de heerlijkheid van die plaats verre te boven gaan. En die heerlijkheid van Christus zullen nu de Zijnen mogen aanschouwen.

Aanschouwen — dat is dat plechtig woord, wat veel meer is dan zien, wat veel meer is dan horen, wat veel meer is dan gevoelen, dan tasten. Wij spreken hier ook wel van aanschouwen door het geloof. Aanschouwen, dat is eerbiedig aanzien op een afstand. Aanschouwen, dat is voor ogen krijgen, geheel voor ogen krijgen. Aanschouwen is ook gelovig naderen en eerbiedig aanraken. Ik meen zelfs te mogen zeggen: het is gebruiken — zoals Calvijn zegt, dat hij na rijpe overdenking meent dat Christus hier spreekt over de volkomen zaligheid der vromen. Dit aanschouwen van de ten hemel gevaren Chris- H V e g b s t Z w Z d 194 tus maakt inderdaad de zaligheid der vromen uit.

Maar 't vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd,

Daar zij hun wens verkrijgen. Hun blijdschap zal dan, onbepaald, Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen.

Heft Gode blijde psalmen aan,

Verhoogt, verhoogt, voor Hem de baan.

Laat al wat leeft Hem eren. Bereidt de weg, in Hem verblijd, Die door de vlakke velden rijdt, Zijn Naam is HEER' der heren.

Van de Vader geliefd

Nog één stuk: „Want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld." In den beginne schiep God hemel en aarde en in zes dagen schiep en ordende God alle dingen, die daarin, daaraan, daarop zijn — het geheel, alles. Dat begin noemt de Heere hier de grond-legging der wereld. Laat ons toch over de schepping niet redetwisten, want die is voor de mens niet te vatten. Het gewoon maar houden bij wat daar bijbels gegeven is. Het gewoon maar gelóven. En dat is zo gewoon nog niet. Het is veel meer en hoger dan alle wetenschappelijk onderzoek en dan alle wetenschap tezamen. „Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die de mens ziet niet geworden zijn uit dingen die gezien worden" (Hebr. 11 : 3).

Vóór die grondlegging nu van hemel en aarde, waar was God? Mozes geeft daarop dit ware, dit diepe, dit onnaspeurlijke antwoord: „Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God" (Psalm 90 : 2). God was, God is, God zal zijn. Alzo de Vader. Alzo de Zoon. Alzo de Heilige Geest!!!

Welnu, toen reeds heeft de Vader de Zoon liefgehad. Van mensen zegt de HEERE zelfs: „Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met koorden van goedertierenheid." Met zo'n liefde, maar dan veel hoger, veel inniger, heeft de Vader de Zoon liefgehad, zodat Hij van Hem gezegd heeft bij de verheerlijking op de berg, dat Hij in Hem Zijn welbehagen heeft.

Toen de Grieken Jezus wilden zien heeft een stem uit de hemel geklonken: „En Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal em wederom verheerlijken" (Johannes 12 : 28).

Zo groot is de liefde geweest van de ader tot de Zoon, dat de ganse kerk der euwen, al het volk, dat zalig wordt, Hem egeven is tot een gemeente, tot een ruidsgemeente, tot Zijn deelgenoten en peelgenoten. Spreuken 8 : 30 en 31.

De liefde des Vaders deed Hem Chrisus geven een gemeente. De liefde des oons deed Hem de gemeente weder vererven voor Zijn Vader tot de prijs van ijn ziel, van Zijn bloed. Omdat Christus e Beminde des Vaders is, zijn de Zijnen de beminden Gods. En de gekenden Gods zijn gekend in Christus.

Wie zullen toch de heerlijkheid van Christus mogen aanschouwen? Wie anders dan alleen de gegevenen des Vaders aan de Zoon? Wie anders dan de geschrevenen in Gods boek?

Dat is dan dus te weten aan dat gegeven wórden aan de Zoon. Dit kunt ge klaarlijk weten, of gij een gegevene zijt. Dan wordt ge ergens uit genomen om gegeven te worden aan de Zoon. Ge wordt dan genomen uit de wereld, uit de duisternis der Godsvervreemding, uit de zonde en ge wordt overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde, ge wordt dan overgezet in Gods wonderbaar licht. Dat zult ge zéér wel en terstond weten, waar gij uitgehaald wordt. Het moge u dan terstond niet zo klaar zijn, dat ge aan Christus gegeven zijt, maar wat ge verlaten moet, dat weet ge van meet af en zeer duidelijk. Daar komt ook een duidelijke breuk, een breuk met de satan, met de wereld en met de zonde. Wordt ge echter aan Christus gegeven, het zal niet lang lijden voor ge weet, dat Hij uw nieuwe Bezitter zal zijn. 't Kan lang duren voor ge weet, dat Hij uw Bezitter is en gij Zijn eigendom, maar dat Hij uw Bezitter moet zijn, dat weet ge spoedig. Ziet dat aan de discipelen. Was hun keuze spoedig gemaakt, hoe lang deden zij over het ver^ staan van de koop door Borgtocht.

Ge bekomt ook zicht op de heerlijkheid van Christus. Geld en goed, eer en aanzien, macht en roem, zij verbleken alle bij de begeerte naar en het zien van heerlijkheid in Jezus. De heerlijkheid van Christus is ten volle nog niet geopenbaard, maar wij zullen Hem zien gelijk Hij is. En wat wij ervan zien, dat is toch wel dit, dat Hij is de schoonste der mensenkinderen, dat Hij is de Gezegende Gods. Zijn schoonheid hoog te loven gaat al het schoon der mensen ver te boven. Daarvoor zeggen wij gaarne: Weg wereld, weg schatten! En wij beklagen hen, die geen deel dan in dit leven wachten. Wij beklagen nog veel meer hen, die in de zonden en in de wereldzin, in de wereldse geneugten en vermakelijkheden hun lust zoeken. Wij hebben een andere lust, andere begeerten. Zijn heerlijkheid moge maar onze lust zijn. Zijn eer ons leven. Zijn verheerlijking onze zaligheid. En bij Hem te zijn ons deel en ons zaligst lot. En dat voor eeuwig.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Zijn heerlijkheid aanschouwen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's