Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VERGETEN APOSTEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Mogen we u allereerst voorstellen de man die de brief heeft geschreven? Jakobus. We vragen: welke Jakobus wordt bedoeld? We komen enkele mannen in het Nieuwe Testament tegen die deze naam hebben gedragen. Om te beginnen is daar Jakobus, de broer van Johannes. samen de zonen van Zebedeüs genoemd. Deze Jakobus behoorde met zijn broer Johannes en Petrus tot de intimi van de Heere Jezus. Met z'n drieën begeleidden ze de Heiland op de berg der verheerlijking. Deze Jakobus is de eerste discipel die als martelaar sterft. Hij wordt door Herodes onthoofd. Hij kan onmogelijk de schrijver van de algemene zendbrief zijn. Dan is er nog een andere discipel: Jakobus, de zoon van Alfeüs, ook wel Jakobus de kleine genoemd. Van hem weten we verder niets af. Ook deze is de schrijver van de brief niet.

Wie dan wel? We hebben de oudste traditie aan onze zijde als we Jakobus zien als de broeder des Heeren. Dat de Heere Jezus broers heeft gehad, dat weten we uit bv. Markus 6. Als de Heiland in de synagoge van Nazareth voorgaat, dan nemen de kerkgangers Hem niet aan als de door God geschonken Messias. Ze zeggen: , , Is deze timmerman de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Joses en van Judas en Simon en zijn Zijn zusters hier niet bij ons? " U ziet hoe Jakobus hier het eerst genoemd wordt onder de broers van de Heere Jezus. Wellicht is hij na de Heere Jezus de oudste in het gezin van Jozef en Maria geweest. De genoemde Judas heeft ook een brief geschreven die we in de Bijbel kunnen vinden. Deze Judas noemt zich in de aanhef van zijn brief een broer van Jakobus.

Dat de Heere Jezus broers en zusters zou hebben gehad, is altijd door de Rooms Katholieke kerk ontkend. Maria acht men namelijk te heilig om na de Heere Jezus nog kinderen te hebben voortgebracht. Ze wordt in de gebeden dan ook aangeroepen als: heilige Maria, altijd maagd. Broers wordt dan vertaald met neefs, verwanten. Het is trouwens opvallend dat ook de Kanttekeningen op de Statenvertaling dat doen. Ook de Kanttekenaars hebben kennelijk niet willen weten van het feit dat Maria nog meerdere kinderen heeft gehad na de geboorte van de Heere Jezus. Trouwens, ook Kohlbrügge schrijft in zijn eerder genoemde „Uitleggingen" liever over de neef dan over de broer van de Heere Jezus. Maar genoeg hierover.

Van de broers van de Heere Jezus weten we uit de Evangeliën dat ze niets van hun Broer wilden weten. Dat ze Hem althans niet als de Messias hebben erkend. We lezen dat in het Johannesevangelie. We lezen daar dat de broers van de Heere Jezus tot Hem komen met het verzoek zich op hèt a.s. Loofhuttenfeest als de Messias te openbaren. Maar dan zeggen ze erbij: Indien Ge dat tenminste zijt. „Want",

zegt Johannes er dan ter toelichting achter: „Zijn broers geloofden niet in Hem."

Dat is zo gebleven tot aan het kruis. Want op Golgotha krijgt Johannes de discipel de opdracht van Jezus zich over Maria te ontfermen. Wie had dat eigenlijk moeten doen? Zou het niet Jakobus zijn, na Jezus waarschijnlijk de oudste uit het gezin? Maar hij was er kennelijk niet op Golgotha. Jakobus geloofde niet in Jezus.

Dat is na de opstanding anders geworden. Niet omdat Jakobus tot andere gedachten is gekomen. Maar omdat zijn oudste Broeder, Jezus Christus, hem opzocht in de stellingen van zijn wettisch en Farizeistisch ongeloof. Ik lees in 1 Corinthe 15:7: „Daarna is Hij gezien van Jakobus". Dat kan niemand anders geweest zijn dan Jezus' broer naar het vlees, de schrijver van de zendbrief. Na dood en opstanding heeft de verheerlijkte Christus Zijn ongelovige broer onder vier ogen gesproken. En Hij heeft tot hem gezegd: Jakobus, zie hier ben Ik. Geef je tegenstand nu maar op. Geef je nu maar gewonnen. Ik heb de dood overwonnen en Ik wil ook jouw leven.

Die ontmoeting is voor Jakobus tot een eeuwige zegen geworden. Want na de hemelvaart van Christus vinden we in de opperzaal o.a. Maria, de moeder van Jezus en Zijn broederen. Niet alleen Jakobus, maar ook de andere broers van Jezus zijn dus tot het geloof gekomen.

Wel, deze Jakobus heeft later in de gemeente van Jeruzalem een vooraanstaande plaats ingenomen. Paulus noemt hem in de brief aan de Galaten: een pilaar der gemeente Gods. Wat genade vermag. Wat de opgestane en levende Heere vermag. Op het Apostelconvent, de le synode van Jeruzalem, bekleedt deze Jakobus een leidende positie. Er waren toen grote moeilijkheden in de gemeente. Deze vraag hield de gemeente bezig: moeten de Christenen uit de heidenen zich houden aan de Mozaïsche wetten of niet? Jakobus spreekt dan met groot gezag en bezweert de dreigende breuk in de gemeente. Zelf blijft hij, ook als Christen, trouw aan de inzettingen van de Joodse wetten en leefgewoonten. Maar hij wil dat niet aan een ander opleggen. Nauw voor zichzelf, kan hij alleen maar ruim voor een ander zijn.

Jakobus wordt, naar een oudkerkelijk geschrift, door de Joden de rechtvaardige genoemd vanwege zijn vroomheid en rechtschapenheid. De overlevering vertelt van hem dat hij zo vaak op zijn knieën lag in het gebed dat z'n knieën vereelt waren als van een kameel. Flavius Jozefus vertelt dat hij tussen de jaren 60 en 70 na Christus als martelaar gestorven is. Toen de Sadducese hogepriester Ananias hem wilde laten stenigen, hielden de trouwste aanhangers van de Wet hem de handen boven het hoofd. Toch stierf hij de marteldood. Nadat hij velen tot het geloof in Jezus als de Christus had mogen brengen door zijn gebed en prediking, grepen de Schriftgeleerden hem.

Op het Paasfeest zetten ze hem boven op de tinnen van de tempel. En toen eisten ze van hem dat hij het volk zou aanraden bij het oude Joodse geloof te blijven. Maar toen verkondigde hij Jezus als de verheerlijkte Christus. Daarop wierpen ze hem naar beneden en sloegen hem dood. Zo hfceft Jakobus zelf zijn geloof getoond in de werken.

Als we nu vanuit deze achtergrond de aanhef van de zendbrief lezen, dan valt het ons direct op hoe Jakobus zich niet aan ons voorstelt als de broer van de Heere Jezus, maar als een dienstknecht van God en van de Heere Jezus Christus. Er staat letterlijk: een slaaf van God en van Christus. Hij laat zich niet voorstaan op de band des bloeds met Jezus. Hij had immers geleerd dat de band van het bloed niet zalig maakt. De band van het bloed bracht juist ergernis aan Jezus teweeg. Nee, het woord „slaaf" spreekt ons van een andere band. Het is de band des Geestes, de band van het geloof. Een band die van boven af gelegd wordt. De kinderen Gods zijn immers niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren. De band van het bloed sterft af bij de dood. Maar de band van het geloof blijft door dood en graf heen.

„Dienstknecht", „slaaf", in die namen ligt iets vernederends. Maar, zo merkt Kohlbrügge op, „dat verandert in de hoogste eer als we bedenken wie de Heere van deze dienstknecht is." Ik zou zeggen, lezer, zeg me wie ge dient en ik zal u zeggen wie gij zijt. Onder wie staat u? Wiens eigendom bent u? Van nature liggen we allen onder de slavernij van de zonde. We noemen en we voelen ons vrije mensen. Maar we weten niet dat we gebondenen zijn. Gebondenen van satan. Gebondenen van de hardste heer die er is, de duivel. Met duizend ketenen vastgeklonken aan de ongerechtigheid en daardoor geklonken aan de dood. Hebt u er wel eens last van gehad? Hebben ze u wel eens gekneld: deze banden des doods. Ik weet er Een die u vrij kan maken. Zijn Naam is Jezus. Ik lees van Hem: , , en zij bonden Hem". Hij gebonden opdat gebondenen in vrijheid zouden heengaan. Als ze Hem binden, hoor ik Hem een vrijgeleide eisen voor Zijn gebonden discipelen: Indien ge dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. Zijn banden geven de vrijheid aan Zijn kerk.

Heden wil deze Jezus in uw huis blijven. Hij kent uw ketenen. Ik weet zeker, als u ze Hem toont, dat Hij ze zal verbreken. Dan verandert u van eigenaar. Dan wordt u een slaaf van Jezus Christus. Maar Zijn juk is zo zacht en Zijn last is zo licht. Zalige slavendienst onder de liefelijkste Heere die er is. Uit die slavendienst wil nooit meer iemand ontslagen worden. Deze slavernij wil geen enkele slaaf afgeschaft zien. Loonsverhoging wordt onder deze Heere nooit geëist. Want Hij betaalt het hoogste loon ter wereld. Het eeuwig zalig leven zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

EEN VERGETEN APOSTEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1973

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's