Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kindeke in het midden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kindeke in het midden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Te dierzelfder ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen?

En Jezus een kindeken tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen. En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Zo wie dan zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen. En wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn naam, die ontvangt Mij. Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee. Matth. 18:1-6.

Een kindeken in het midden

Het geschiedde te Kapernaüm. Het geschiedde bij de gelegenheid dat Jezus onderhouden werd door de inners van de kerkelijke belasting (voor de synagoge) en dat Jezus voor zich en voor Petrus de didrachmen liet betalen: een gouden stater, dat Jezus een kind naar Zich toeriep. Het was in Zijn huis te Kapernaüm. Op diezelfde ure. Kinderen hadden dus in Jezus' woning ook wel vrije toegang. Althans, als Jezus daar is met de discipelen, dan is ook daar binnen of daaromtrent een kind. Een kind kan argeloos mee binnen lopen, waar groten binnengaan. Geen slecht gedrag voor een kind, om daar mee binnen te gaan, waar de discipelen van Jezus binnengaan. Geen slecht gedrag voor een kind om daar binnen te gaan, waar Jezus Zijn huis heeft. Zo'n kind toch! Wij lezen niet hoe het heette, wie het was of van wie het was. Wij lezen niet hoe oud het was. Wat kan er in een kinderhart al niet leven. Het was dan daar of daaromtrent. En hoe klein ook, een kindeken, Jezus riep het. Al dan niet bij name. En het kind kwam tot Jezus, en de Heere stelde het in het midden in de kring van de discipelen. Zoals Jezus eens in het midden van de leraren van Israël gestaan had.

De discipelen kwamen, juist na de zaak met Petrus en de didrachmen, met een vraag: „Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen? " Wie? Petrus, aan wie de sleutelmacht verleend is? Of Andreas, die de eerst geroepene is? Of Judas en Simon, die uit Jezus' bloede waren? Of Judas Iskarioth, die de beursbewaarder was? Zij met hun aardse Messiasverwachting, met hun aardse verwachting van het Koninkrijk, vroegen dit niet voor zichzelf alleen, ook voor de anderen. Laat ons hun bedoeling maar op zijn best nemen. Maar dan toch wel wie de meest, e zal zijn. Wat zit de hoogmoed, de zucht naar de beste, naar de hoogste plaats ons toch diep in het hart, zelfs in de geestelijke dingen, in de kerk, in het Koninkrijk. Wij kunnen ons wel eens nederig aanstellen, maar wij zijn het allerminst. Als nu zelfs de discipelen, deze begenadigde mensen, dat nog zo waren, wie zullen wij dan zijn! Hoogmoed is onze val geweest in het Paradijs. Niet tevreden zijn met het schepsel zijn — als God willen zijn, dat is onze val geweest. En deze hoogmoed komt voor de val ook.

Jezus dan een kindeken'tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen. Het kind komt. Zo maar op Jezus' woord. Het komt zo maar te midden van de discipelen staan. Een kind te midden van al die volwassen mannen. Het kind is nog klein. Wat moet Jezus met zo'n kind? Wat moet dat kind te midden van al die discipelen? Laat ons toch de kinderen niet veronachtzamen. Zij horen er ook bij. Zij mogen een plaats hebben zelfs bij grote discipelen, bij mensen die groten zijn in het Koninkrijk Gods. Zij horen in de kerke Gods, zij horen bij de kerke Gods. Jezus zet ze zelfs op de eerste plaats: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk Gods!" Hij zegt daarmee: Daar bouw Ik Mijn Koninkrijk mee, met kinderen. Kinderen moeten ook begenadigd worden. Ook zij kunnen in het Koninkrijk Gods niet komen, tenzij zij van nieuws geboren worden. Des te meer verwonderlijk is het dan, dat de Heere al zo jong in kinderharten kan en wil werken. Het kan dus zijn dat dit een reeds begenadigd kind is.

Waartoe dit dan in het midden? Om te spelen? Ach ja, dat kan ook. Wij lezen in de profeten: „En ik zag kinderkens spelende in Jeruzalems straten." De Zone Gods Zelf was spelende in de schoot des Vaders. Zal het zijn opdat de discipelen met zo'n kind zullen spreken, zij het dan op kinderlijke wijze? Neen, dat alles niet: de Heere neemt dit kind als voorwerp voor Zijn onderwijs. Wij kunnen van de kleinste dingen leren. Wij kunnen van de kleinste dingen grote lessen leren.

Worden gelijk de kinderkens

„Voorwaar zeg Ik u", zo begint Jezus. Dat moet dus een belangrijke zaak zijn, die Jezus met een eed inluidt. Voorwaar zeg Ik u. Wat onder ede zelfs tot die grote mannen Gods, de discipelen, gezegd wordt, dat zal dan wèl gelden in het Godsrijk. Wat zij moeten, dat moeten wij dan wel zeker. „Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk Gods geenszins ingaan." Let op wat de Heere zegt. De Heere zegt: „Indien gij u niet verandert!" Gij moet van een andere gezindheid worden. Gij moet afstaan van uw begeerte naar macht en aanzien. Gij moet afstaan van uw heerszucht, om alles naar uw inzicht, naar uw wil, naar uw behagen te willen regelen of hebben. Ge moet ook uw hoogmoed laten varen, alsof gij er alleen waart en alsof alles om u draaide. Ge moet over deze zondige gezindheid berouw hebben, want daarmee benadeelt gij ieder ander en daarmee onteert gij de Schepper, Die ook anderen nevens u geschapen heeft. Daarmee onteert gij ook de Zaligmaker, Die nog andere mensen dan u begenadigd heeft. Dan ook moet ge van deze zondige gezindheid afstaan, uw oude natuur doden en in een nieuw Godzalig leven wandelen. Een mens moet een ander uitnemender leren achten dan zichzelf, hij moet een ander voor laten gaan en aan een ander de eerste en de beste plaats gunnen en geven, geven en gunnen. De eerste bekering, waarin een mens van natuur verandert, moet gevolgd worden door zovele nadere bekeringen, waarin men van zijn zondige daden wordt afgebracht.en waarin men vooral aan zijn zondige aard sterft.

Worden als de kinderkens, dat is af-

hankelijk worden, dat is aanhankelijk worden, dat is nederig en stil zich te voegen naar Zijn wil. Het is ook gehoorzaam worden in een aanhankelijke aard. Dit kind gehoorzaamt als Jezus hem roept en komt tot bij Jezus, die hem in het midden stelt. Een kind is zo argeloos en stelt zich zo eenvoudig en onbezorgd onder het gezag van anderen. Het weet er niets van, waarom het in het midden van deze mannen gesteld wordt, het begrijpt er niets van wat hij daar moet komen doen, het stelt zich eenvoudig beschikbaar. Het moet voor de grootste, maar ook voor de minste ter lering staan, en dat zo onbewust.

De discipelen moeten zich vernederen als dit kind. Kleine kinderen dragen slechts de klederen, die hun aangetrokken worden, ze ogen niet op hoge plaatsen der ere, zij voeden geen hoge idealen, zij wandelen niet in dingen, die hun te hoog en te wonderlijk zijn. Zoals zij klein van gestalte zijn, zo zijn zij ook klein van gemoed en klein van geest. Zij hebben geen enkele schatting van zichzelf, zeker geen zelfoverschatting. De kindertijd is de tijd om eenvoudig aan te nemen elke onderwijzing: het is naar Paulus' woord de tijd van de eerste gezindheid, van de eerste overlegging, van het eerste spreken. Kortom, de tijd van de nederigheid, van de eerste ontvankelijkheid. Zonder deze nederige ontvankelijkheid geen ingang in het Koninkrijk der hemelen. Met deze nederigheid, die zichzelf op het laagste vlak stelt, is men de meeste in het Koninkrijk der hemelen.

Mijn hart verheft zich niet, o HEER', mijn ogen zijn niet hoog, 'k verkeer, ik wandel niet in 't geen te groot, te vreemd is voor Uw gunstgenoot.

Heb ik mijn ziel niet stilgezet en mij verloochend naar Uw wet, gelijk het pas gespeende kind, zich stil bij zijne moeder vindt.

Mijn ziel die naar de vrede haakt en 't morrend ongenoegen wraakt, is in mij als een kind gespeend en heeft zich met Uw wil vereend.

Kinderkens ontvangen en niet ergeren

, , En zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. Maar zo wie één van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken ware in de diepte der »»

zee. Zodanig een kindeke. Wat was dat voor een kind, dat Jezus hier op het oog heeft? Was dat zo maar een willekeurig kind van de straat, of was dat zo maar een kind uit de buurt? Neen. Daar staan van dit kind verschillende dingen. Vooreerst: elk kind is niet zo nederig, niet zo ontvankelijk. Soms kan een kind heel jong al zo dwars wezen, zo onontvankelijk. Van elk kind geldt dat het in zonden ontvangen en geboren wordt en daarom kind des toorns is. dat het in het rijk van God niet mag komen, tenzij het wederomgeboren wordt. De Heere zegt echter „zodanig een kindeken". En nog verder zegt Hij: „één van deze kleinen, die in Mij geloven". Het is dan dus blijkbaar zo, dat de Kenner der harten wel degelijk geweten heeft welk kind Hij tot Zich riep. En dan is er blijkbaar in dit kind niet zomaar per ongeluk een binnenlopen in Jezus' woning te Kapernaüm. Dan is er bij dit kind niet zomaar een meelopen met de discipelen, die tot Jezus gaan ter zelfder ure, waarop Jezus het gesprek had met Petrus over de didrachmen. Hier is dan één van de lammerkens van Jezus' kudde. Deze met zijn kinderlijk geloof stelt de Heere ten voorbeeld aan Zijn naar de voorrang dingende discipelen. En Hij stelt aan Zijn discipelen, naar analogie van het leven van dit kind, hun de eis van nederigheid en bekering, van vernedering en bekering.

Daarom zegt de Heere: „Wie zo'n kind ontvangt, die ontvangt Mij." Het ontvangen van kinderen van het Koninkrijk was niet de sterkste zijde van de discipelen. Zij hebben ook eens kinderen weggestuurd, waarop de Heere Zijn bekende woord gesproken heeft: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen."

Wij zijn zo gewend naar oude geoefende christenen te kijken en te luisteren. De prediker die de hoogste en diepste stukken des geloofs bepreekt is „de" prediker. Het volk van God begint pas mee te tellen in zijn bevestigde staat. Vergeet de kinderen niet, vergeet de kinderen in de genade niet. Vergeet het beginwerk niet. Wij moeten ze meetellen, wij moeten ze „ontvangen" zodra ze de eerste voetstappen op de weg der genade zetten, hoe kinderlijk ook. Wij moeten ze wel en alleen ontvangen in Zijn naam. Als wij daar wat van Hem in merken. Als wij hen op Hem zien aankomen. En dan ontvangen wij in hen Jezus Zelf. Wie op de onderkant, op de beginkant van de kerk let, zal heel wat meer ontmoeten dan wie alleen op de bovenkant en op het einde let. Bij het eerste begint het leven.

Tenslotte: de kleinen, die in Hem geloven niet ergeren, geen hinderpaal voorwerpen op hun weg. Niet verachten, wat zij hebben, niet wegslaan wat de Heere hun gaf. Wie een zaad zaait in het voorjaar moet niet wensen daar reeds de volgroeide plant te zien. Die moet zeker niet wensen, dat hij daar nu al vruchten zal inzamelen. Daar moet eerst het voorjaar voor hebben uitgediend. Daar moet ook de zomer nog eens over zijn heengegaan. De tijd van de vruchten valt in de herfst. Ergert ze niet. Belemmert ze niet in hun wasdom.

De Heere stelt voor Zijn eigen discipelen het verachten van het werk in kinderharten zo ernstig voor, dat Hij zegt dat zulken, die dat doen, beter met een molensteen om de hals in de diepten der zee konden verzinken. Ik heb nooit anders dan kwalijke straf gezien voor hen, die het beginnend genadewerk verachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een kindeke in het midden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1973

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's