Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hemelvaart

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hy leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. En het geschiedde als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in de hemel. En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren allen tijd in de tempel, lovende en dankende God. Lukas 24 : 50-53.

Christus gaat naar de heerlijkheid.

Aan de kratiste Theophile schrijft Lukas zijn evangelie, dat eindigt met de hemelvaart van de Heere Jezus Christus.

En aan dezelfde Theophilus schrijft Lukas, of draagt Lukas op, zijn Handelingen der Apostelen, die beginnen met de hemelvaart van Christus. Lukas, de arts, heeft waarschijnlijk behoord tot de zeventigen en is alzo één der nabije discipelen geweest, maar die niet behoord heeft tot de twaalven.

Metgezel is hij geweest van Paulus, van wie hij veel kan en zal gehoord hebben als ook van de naaste discipelen zelf. Vijftien jaren na de hemelvaart heeft hij zijn Evangelie geschreven. Alles heeft hij naarstig onderzocht en beschreven, later ook zijn Handelingen.

Theophilus is denkelijk een hooggeplaatste bekeerling en dopeling van Lukas, aan wie Lukas eerst schrijft onder de weidse aanspraak. Voortreffelijke Theophilus, met wie hij tenslotte zo eigen geworden is, dat hij dan zijn titel kratiste laat vallen en hem noemt: O Theophilus, Theophilus, de man met de Griekse naam, heet dan dus van God bemind of liefhebber Gods.

Welnu, aan deze man schrijft dan dus Lukas tot tweemaal toe even de hemelvaart van Hem, Die verheven werd ver boven alle macht en kracht en heerschappij.

Op een zeer eenvoudige, maar niet minder voorname wijze, is de Heere Jezus Zijn hemelvaart tegemoet gegaan. Dat had H: j al voorzegd bij Johannes: „Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader en tot Mijn God en uw God".

Joh. 20 : 17: Hij leidde Zijn discipelen buiten tot aan Bethanië en Zijn handen opheffende zegende Hij hen." Dit moet dan de nauwe kring van de elven geweest zijn, juist die discipelen, die zo met name geroepen waren. Dit lezen wij zo van de zeventigen niet en ook van de honderdtwintigen niet. De Heere heeft zo altijd geledingen in Zijn kerk en ook geledingen in Zijn dienst. Hoewel hier in de zaal onder anderen ook de Emmaüsgangers bij geweest zijn, neemt Hij de elven mee, om getuigen te zijn van Zijn hemelvaart, Handelingen 2 noemt ze op de rij af bij name.

Hier zijn dus niet bij Kleopas en zijn metgezel en ook niet de anderen, noch ook de vrouwen. De Heere stelt en houdt orde op zaken.

Van deze elven zijn de drie: Petrus en Johannes en Jacobus vervaardigd geweest om meegenomen te worden op de berg der verheerlijking en ook binnen in de hof van Gethsemané. Nu wordt het volledige elftal getuige van Zijn ingaan in de heerlijkheid.

Judas is hier niet meer bij. Het ongeloof dat het lijden van de Middelaar niet wenst te zien, krijgt ook de heerlijkheid van de Middelaar niet te zien. Maar de elf, die beedigd waren om getuigen te zijn in de zaak tussen God en Satan, in het geding tussen waarheid en leugen, mochten en moesten ook dit zien. Zij allen. Daarom leidt Jezus ze uit, neemt Hij ze mee tot aan Bethanië.

Tot aan Bethanië, waar de Olijfberg lag. Daar was de intocht van Jeruzalem begonnen, daar zou ook de toen afgebeelde intocht beginnen in 't Jeruzalem, dat boven is.

Daar was de worsteling begonnen in Gethsemané, aan de voet van de Olijfberg.

Bethanië betekent huis der smarten. Na de smart komt de vreugde, na de strijd de overwinning, na het kruis komt de kroon.

Jezus neemt Zijn dienaren mee, opdat zij de poort des Hemels voor hun Meester zullen zien opengaan, nadat zij op diezelfde plaats de poort der hel voor Hem hebben zien opengaan. Die twee poorten liggen dicht bij elkander en zij staan diametraal tegenover elkander. Jezus neemt Zijn discipelen mee, opdat zij getuigen zullen zijn van het bijbels heengaan van de Meester. Van deze berg was voorzegd, dat Hij aldaar zou binnengaan.

Zacharia 14 : 4 „Zijn voeten zullen te dien dage staan op, den Olijfberg".

Als Jezus voor de ogen Zijner elf discipelen binnengaat in de heerlijkheid, heeft er vooraf nog een indrukwekkend gebeuren plaats.

Hij heft namelijk Zijn handen op en zegent hen. Dat was priesterlijke arbeid, bijzonder was dit het werk van de Hogepriester, wat nadrukkelijk was voorgeschreven in Leviticus 9 : 22 en in Numeri 6 : 23. Als namelijk de Hogepriester op de Grote Verzoendag de schuld van het volk verzoend had, dan keerde de Hogepriester terug van achter de voorhang door het heilige naar het volk en zegende het met de bekende triaitarische hogepriesterlijke zegen. Evenzeer moeten in de synagogen de priesters aan het einde van elke morgendienst de zegen uitspreken, nadat zij met de rug naar de gemeente en het gezicht naar Jeruzalem de vingers in de handen gehouden hebben, om daar na de vingers te spreiden als zij zich naar het volk gekeerd hebben.

Zo nu gaat Christus na Zijn Hogepriesterlijke arbeid van de verzoening des volks, nu het volk zegenen. Dan breidt Jezus ook Zijn handen uit. Lezen wij deze beweging, deze houding reeds eerder? Behalve dat Hij de kinderkens de handen oplegt? Nadat Hij ze omhelsd had! Dat is toch een gebeurtenis, dat de grote Hogepriester onzer belijdenis Zijn handen, die doorboorde handen over de representanten der kerk uitbreidt en dat Hij de gezegende nachten van Zijn lijden en sterven als het ware op hen uitstort, opdat zij die aan de kerk zouden uitdelen, meedelen, als een zegen meegeven. Het is niet bekend welke zegenwoorden Hij gesproken heeft, maar bij het zegenend gebaar behoort het zegenwoord. Vat er maar in heel de zegen inhoud van de Oud Testamentische en van de Nieuw Testamentische zegen. Hier is de genade van Christus over hen. Hier is de liefde van de Vader over hen en hier is de gemeenschap van de Heilige Geest over hen. Dat is het laatste woord van Jezus voor Zijn hemelvaart, op de aarde.

Christus gaat in de heerlijkheid

„En het gescheidde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in de hemel." Onder dat zegenen is het gebeurd. Nadat Hij ze gezegend had, is het gebeurd. Gelooft mij, dat de zegen niet

ter helfte gebracht is. Als Hij gesproken heeft, weest er zeker van, dat de laatste woorden niet in de lucht verstoven zijn. Als de Heere de Zijnen een zegen geeft, dan is dat vast geen halve zegen. Wel, zegt het iets, dat Hij zegenend heengaat. Als Hij op de drempel van de heerlijkheid zegent, dan zal Hij voorzeker in die heerlijkheid het zegenen voortzetten en dat gezien Zijn verheerlijkte staat in nog groter mate. Daar spreken de Schriften duidelijk van. „Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd. Gij hebt gaven genomen, om uit te delen, onder de mensen, ja ook de wederhorigen, om bij U te wonen, o Heere God." Psalm 68 : 19. En de gaven zijn de persoon van de Heilige Geest en al Zijn gaven. Hij gaat daarna een nog veel verheerlijker staat innemen, n.L als Hij verhoogd wordt, uitermate verhoogd, als Hem namelijk een naam gegeven wordt boven alle naam, opdat in de naam van Jezus alle knie zich zal buigen van degenen, die in de hemel en die op de aarde zijn en opdat alle tong Zijn naam belijden zou. Tot wat grote eer is Hij gekomen, dat Hij verhoogd is boven alle macht en kracht en boven alle heerschappij. Rekent erop, dat Hem alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Daar kan de kerk, daar kan Zijn volk zeker van zijn; daar kan de kerk, daar kan ook Zijn volk gerust op wezen. Geen macht in de hel en op de aarde kan daar tegenop. De grootste eer en heerlijkheid voor Jezus vind ik echter, dat Hij nu gezeten is ten rechterhand des Vaders, ten rechterhand der kracht Gods.

Dat is Zijn eer. Dat is de dank des Vaders voor dit grote werk, dat Hij 's Vaders eer gered heeft, dat Hij aan 's Vaders recht voldaan heeft. Dat is Zijn eer, omdat Hij mensen, die de beelddragers Gods waren, gered heeft uit zondeschuld en zondestraf en in dat heerlijk beeld hersteld heeft. Dat is Zijn heerlijkheid.

Nu staat er, dat Hij van hen scheidde en toch was Zijn heengaan voor de kerk geen verlies maar winst.

Hij scheidde van hen om daar Zijn arbeid voort te zetten, om aldaar altijd te bidden tot de Vader, als de enige en volmaakte voorbidder, alzo Hij altijd leeft om voor ons te bidden. Hij scheidde om van daar uit, van boven af Zijn gemeente te besturen. Hij scheidde om nu daar plaats te bereiden voor al de Zijnen, opdat, als daar plaats bereid was, Hij hen tot Zich nemen zou in heerlijkheid. Hij scheidde om in Zijn plaats de Heilige Geest te geven als een andere Trooster, een goede Trooster, een volmaakte Trooster.

Dat was dus wel scheiding, maar tot verblijding.

En Hij werd opgenomen in de hemel. De Schrift spreekt hier niet over een Eliawagen, over de vurige wagenen met hunne paarden.

Wij zien wel twee engelen staan op de Olijfberg bij de discipelen. Toch spreekt de bijbel in de genoemde 68e Psalm van de twee maal tienduizend, de duizenden verdubbeld, van de wagenen Gods bij de hemelvaart. Daar is meer gebeurd achter de wolk dan wat zij ervan gezien hebben. Stil slechts. Daar zijn naar de 24e Psalm ook de reien van engelen geweest, die bij beurten gezongen hebben. Maar het schoonste van alles is wel dit, dat de 68e Psalm zegt, dat de Heere onder hen is een Sinaï in heiligheid! Hij werd opgenomen. De Vader Zelf heeft Hem opgenomen, heeft Hem thuis gehaald. Hij is opgevaren. Hij is opgenomen.

Gods wagens boven 't luchtig werk Zijn tien-en tienmaal duizend sterk, verdubbeld in getalen. Bij hen is Zijne Majesteit Een Sinaï in heiligheid Omringd van bliksemstralen Gij voert ten hemel op, vol eer De kerker werd Uw buit o. Heer'! Gij zaagt Uw strijd bekronen Met gaven tot den mensen troost, Opdat zelfs 't wederhorig kroost Altijd bij U zou wonen.

Christus ontvangt de lof der heerlijkheid

Dat is een wondere zaak, dat de aarde Hem aanbidt en lof geeft op Zijn hemelvaartsdag. Dat de hemel Hem op die dag lof geeft, dat hoorden wij uit de 24e Psalm, waar de engelen zingen bij beurten aan de verhoogde poorten, die de boog verhoogden. Dat er een eerbiedige dankzegging is bij de gezaligden uit het Oude Testament, die door het geloof reeds de hemelvaartsliederen leerden zingen en die nu Hem zien inkomen, Die hun Gode gekocht heeft door Zijn dierbaar bloed. Het is te verstaan dat de Vader met diepe vreugde vervuld is door het nu volbrachte werk van Zijn Zoon, in Wie Hij al Zijn welbehagen had en Die gehoorzaam geworden is aan de Vader tot in de dood, Die ook gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij geleden had, het is zeker te verstaan.

Maar dat nu de kerk op aarde mee mag doen in die eer en vreugde, dat is gadeloos ontfermen. Dat bewijst dat Zijn heil voor zondaren is. Dat geeft moed voor 'n zondig mensengeslacht. Dat geeft hoop voor de kerk. De elf discipelen met name genoemd en niet een uitgezonderd, als de voorzangers en de voorbidders en de voorgangers van de kerk, doen met de hemel mee: Zij aanbaden Hem. Dat hebben zij ook eerder gedaan, maar nooit zo als nu op de tweede trap, van Zijn verhoging. Hoewel Hij van hen scheidde. Zij zien zo het volbrachte Hogepriesterlijke werk, zij voelen zo de kracht van Zijn zegen, dat zij Hem aan-bidden, Hem achterna bidden. — Zij keerden weder naar Jeruzalem en zij voelen zich niet verweesd. Zij keerden weder naar Jeruzalem met blijdschap, ja met grote blijdschap. Naar de stad waar hun velerlei gevaar en zelfs de dood dreigde, gingen zij welgemoed. Was hun Meester uit de dood zelfs herrezen, evenals ook hun vriend Lazarus, wat zou hun dan nu deze? Op naar de stad. Ons staat een sterke Held terzij! Met grote blijdschap. Deze blijdschap was een blijdschap over het heil van hun koning. Hun blijdschap was er een over de eer aan Hem geschonken, 't Was ook een onderwerpelijke blijdschap. Zij hadden wat ontvangen: Zijn zegen. Zij hadden wat ontvangen: Zijn Woord. Zijn Geest. En die zouden zij ook ontvangen. Daarom zongen zij in hun aanbidding aan God gewijd, in Hem verblijd van 's Heeren wegen.

En zij waren ten alle tijd in de tempel. Wondere zaak. In de tempel, waar de priesters de Heere der heerlijkheid hadden gekruisigd. Ja, weet goed wat gij zegt!

Daar hadden de priesters huns ondanks het Goddelijk Paaslam Gode geslacht, als ze Hem buiten de poort hadden doen lijden.

Kunt u verstaan, geliefden, dat zij God loofden over kruis en opstanding? Kunt u verstaan, dat zij God loofden? Wat hadden zij met de Heere ook weer gezongen aan de ingang van Zijn Lijden, aan het Avondmaal? De lofzang, de Psalmen 113 tot 118. Was dat niet het lied, waarmee wij begonnen zijn? De Heere is God, door Wie w' aanschouwen, Het vrolijk licht na bang gevaar?

Welnu, de discipelen loofden God in de tempel allen tijd en zij dankten God in de tempel allen tijd. Voor danken staat het woord zegenen. Nu moet u weten, dat het volk bij het naar huisgaan na het Paasfeest en als ook de priesters naar huis gingen na de Grote Verzoendag, altijd de priesters toezongen de 134e Psalm. Zo zingen hier de discipelen de naar huisgaande Hogepriester toe de zegenbede. Jezus ontvangt voor Zijn zegen een zegen mee van Zijn discipelen. Gezegend is de grote koning. Wij zegenen U uit 's Heeren woning. Wij zegenen U al tesaam.

Gr.-A.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1974

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's