Christus: een fontein van levend water!
Eén van de grote feesten van Israël was het Loofhuttenfeest. Het was ten dele een oogstfeest om de Heere te danken voor alles wat Hij had doen groeien. Maar tevens was het een feest ter herdenking aan de tocht door de woestijn naar het land der beloften.
Men had toen immers niet in vaste huizen maar in tenten, in losopgeslagen hutten gewoond. Eén van de hoofdmomenten van de feestviering was het uitgieten van het water ten tijde van het morgenoffer. De priester schepte het water met een gouden kruik uit de vijver Siloam. Dat gebeurde onder trompetgeschal en het zingen van de woorden: „Wij scheppen water met vreugde uit de fonteinen des heils". En dat water werd uitgegoten voor het aangezicht des Heeren op de laatste dag van het Loofhuttenfeest. Was het een herinnering aan het water dat uit de geslagen steenrots vloeide in de woestijn toen het volk van dorst versmachtte? In elk geval zinspeelt de Heere Jezus op deze dingen als Hij uitroept: „Zo iemand dorst die kome tot Mij en drinke". En de Heere Jezus is de geslagen steenrots uit de woestijn. Hij is immers aan het kruis verbrijzeld om de zonden van Zijn volk te boeten en hen van de eeuwige dorst te verlossen. Want uit Zijn verbrijzeling, uit Zijn lijden en sterven, schiet een stroom van eeuwig leven voort, waaruit dorstigen het leven en de zaligheid kunnen indrinken. Johannes vertelt ervan in het zevende hoofdstuk vers 37—39: „En op de laatste dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep: Zo iemand dorst die kome tot Mij en drinke! Die in Mij gelooft, stromen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien. En dit zei Hij van de Geest, dewelke ontvangen zouden die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was."
De Heilige Geest werkte wel voor Pinksteren, maar Hij had nog geen blijvende woning in het midden der gemeente gemaakt. Dat kon pas toen Christus Zijn werk volbracht had tot verzoening en verlossing van zondaren en in de hemel opgenomen was. Toen kwam op het Pinksterfeest de Heilige Geest, Hij werd uitgestort als een stroom van levend water. En waar die stroom ook door onze harten gaat, daar gaan we getuigen van het heil en de genade van de Heere Jezus Christus, daar vloeien stromen van levend water uit ons binnenste tot zegen van velen die we op onze levensweg ontmoeten. Van onszelf hebben we niets.
Ons natuurlijk hart is geen bron van leven en zegen. Hoe diep we ook graven in ons eigen onbekeerde hart, we zullen nooit die ader van levend water vinden, het zijn alleen maar bittere wateren van de zonde die daar opwellen en soms ook duidelijk naar buiten komen. En dan kunnen we alleen maar zeggen: „Ik ellendig mens, wie zal mij toch verlossen van het lichaam dezes doods? "
Maar bij de Heere Jezus is er alles wat bij ons ontbreekt. We hebben geen gerechtigheid of heiligheid, geen vrede of troost, geen leven en kracht in onszelf. Ja we missen elk geestelijk leven en we liggen buiten Christus midden in de dood. Maar in Hem is alles te vinden waardoor we welgetroost zalig leven en sterven kunnen. Maar dan moet Christus niet buiten ons blijven, maar .dan moet Hij met al Zijn weldaden door de Heilige Geest in ons hart komen wonen. We moeten door het geloof, dat de Heilige Geest in onze harten werkt door de verkondiging van het evangelie, met de levende Christus verbonden worden. Zou dat niet het gemis zijn in het kerkelijk leven en in ons persoonlijk leven, dat w r e zo weinig uit die Pinksterzegen leven. Waar de Heilige Geest komt daar zullen stromen van levend water uit ons binnenste vloeien.
Zeker, de genade Gods ontvangen en uit de verzoening van Christus leven is allereerst een persoonlijke zaak. En we moeten persoonlijk wederom geboren worden om deel te krijgen aan de zaligheid die Christus voor ons verworven heeft. Het werk der genade moet in ons eigen hart beginnen. En we zullen onszelf moeten onderzoeken of de Geest Gods in ons woont. Een uitgedroogde bron kan geen water geven. Maar waar we door een waar geloof met Christus verbonden zijn en waar we met onze dorst tot Hem gekomen zijn, gaan ook stromen van levend water uit ons binnenste vloeien. Toen de Heilige Geest op de eerste Pinksterdag was uitgestort begon Petrus terstond de grote werken Gods te verkondigen en dan gaan de wateren stromen. Waar dorst en verslagenheid des harten is, daar gaat de Heilige Geest werken, ja daar is de Geest al aan het werk.
Zeker, er is veel dorst die nooit verzadigd wordt. Maar dat is een dorst naar geld en goed, naar zonde en werelds genot, naar kennis en macht. Maar waar de Heilige Geest de dorst naar God in ons hart heeft gewerkt, waar we ons als arme zondaren voor God hebben leren kennen, waar we geleerd hebben hoe groot onze zonde en ellende is, waar we geen vrede met God hebben, daar verstaan we de psalmist die uitroept: „Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God: wanneer zal ik ingaan en vóór Gods aangezicht verschijnen? "
Een het antwoord van Christus is: „Zo iemand dorst, hij kome tot Mij en drinke."
Christus staat als de geslagen steenrots in het midden van deze wereld, de wateren van de Heilige Geest vloeien in brede stromen uit Hem voort. En we mogen tot Hem komen als arme en verloren en dorstige zondaren want Hij zal ons niet verstoten. Zeker, dat fluistert de duivel ons wel in. En ons hart is ook zo ongelovig en zo kleingelovig en zo achterdochtig. Maar we hebben niets anders nodig dan dorst om tot Christus te komen. Er staat niet: „Zo iemand waardig is, die kome tot Mij en drinke!" Er staat alleen maar: „Zo iemand dorst heeft " Dorst naar God, dorst naar Christus, dorst naar Zijn gerechtigheid waarmee we voor God kunen bestaan. En het is de Heilige Geest Die deze dorst wekt. En het is dezelfde Geest Die ons doet drinken uit de levende wateren van Christus.
En zeker, hier op aarde zullen we geregeld weer tot Christus moeten komen. Hier hebben we telkens weer dorst. Maar waar we drinken van die levende wateren, daar zullen we ook getuigen, daar zullen ook stromen van levend water uit ons binnenste vloeien, daar zullen we ook voor anderen nog ten zege zijn.
Eens komt de tijd dat we nooit meer zullen hongeren en dorsten omdat het nieuwe paradijs gekomen is. Want dan zal het Lam ons weiden en ons een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, klaar als kristal. En God zal alle tranen van onze ogen afwissen. Zalig allen die geroepen zijn en door de Heilige Geest geleid worden tot die bruiloft des Lams.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1974
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1974
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's