Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking in lagen*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking in lagen*)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, de Heere; en onszelven, dat wij uw dienaren zijn om Jezus' wil. 2 Cor. 4 : 5.

Bekend is het hoofdstuk uit de tweede Corintherbrief, waaruit wij onze tekst kozen voor deze bevestigingsdiensten. Het meest bekend is het wel om het woord: „Maar wij hebben deze schat in aarden vaten." Het is in mijn bijbeluitgave ook als het slagwoord boven dit hoofdstuk geplaatst: de schat in aarden vaten. Wij willen voor heden de schat uit dat aarden vat halen, hem u laten zien, dan de schat weer in het vat plaatsen, om hem dan aan u aan te bieden. Alzo de schat in het vat.

Het gaat natuurlijk niet om het vat, maar om de schat. Dat stelt de apostel Paulus duidelijk in onze tekst: „want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus de Heere". De heilige predikkunde is van heel oude afkomst. God Zelf zegde het Evangelie, kondigde het aan aan de eerste mensen, daarna aan de eenlingen der oudste geslachten. God Zelf kondigde het aan, verkondigde het sedert Abraham aan het heilig geslacht: Abraham en zijn zaad. Werd het stamverband een volksverband sedert Mozes, dan ver-kondigden de priesters lerend in lsraëls tenten het Evangelie. Na de landinname verkondigden de priesters en ook profeten door eeuwen heen hetzelfde Evangelie. De heilige predikkunde is van heel oude afkomst.

Komt nu Christus, dan verkondigt Hij al de raad Gods tot onze verlossing — volkomen. En Hij is het „Die als hèt Licht uit de duisternis geschenen heeft in onze harten, om te geven de verlichting van de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus." Dit licht, dat ver uitgaat boven het eerst geschapen licht, dat bij de schepping uit de duisternis, op Gods Woord geschenen heeft, is de schat. Dit licht, dat ons de heerlijkheid Gods laat zien, is de schat. Dit licht, dat ons het aangezicht Gods laat zien, is de schat. Déze heilige predikkunde, die ons het aangezicht Gods laat zien in Christus Jezus, heeft de Heere Jezus toebetrouwd aan de apostelen, Paulus en wie daar meer zijn, met de opdracht: „Predikt aan alle creaturen en ziet, Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld!" De heilige predikkunde is van oude en van heilige herkomst en ze zal nieuw blijven tot aan het eind der dagen.

In de prediking verschijnt Christus als een licht, dat in de harten schijnt. In de prediking openbaart Christus de heerlijkheid Gods in de harten tot uw zaligheid. In de prediking komt dus de zaligheid tot u. • En wij prediken — zegt de apostel Paulus. En zijn God zeide tot hem: Spreek, maar zwijg niet, want Ik ben met u en niemand zal de hand aan u leggen, om u kwaad te doen; want Ik heb veel volk in deze stad. En wees niet bevreesd", Hand. 18 : 10. En God zeide dit tot Paulus aangaande de stad Corinthe, aan welke hij de woorden van onze tekst schreef.

En wij prediken — hebben met Paulus alle de apostelen gezegd. En wij prediken — hebben na hen de martelaren gezegd en de kerkvaders, en de Reformatoren en de Nadere Reformatoren en de predikers, zo velen als er geweest zijn. En wij prediken, zegge nu uw ziel en zullen zeggen allen, die na u komen zullen.

Als wij de ganse rij van predikers voor u lieten henen gaan, dan waren behalve de eerste prediker, God Zelf, behalve de Heere Christus Zelf, al deze mensen maar aarden vaten, die alleen de schat maar droegen. Christus was, Christus is, Christus zal zijn het grote Voorwerp der prediking. Hij is het grote Middelpunt, waar al de prediking om draait. Van Hem heeft God gepredikt, Hij heeft van Zichzelf getuigd en van Hem hebben priesters, profeten, apostelen gepredikt.

Zouden predikers dan van zichzelf prediken? Aarden vaten, die slechts de schat droegen. Het'gaat om de schat, niet om het vat.

Zal dan het vat de schittering van de schat wegnemen? Het vat mag alleen de schat dragen, de schat vertonen, meer niet. Zal een prediker zichzelf prediken? Dat zij verre.

Hebbe een prediker weinig spreekgave, het geeft toch niet: als de schat maar schittert.

Hebbe een prediker veel spreekgave, het sta u maar niet in de weg: als de schat maar schittert.

Hebbe een prediker weinig of veel geleerdheid, daar gaat het toch niet om: als de schat maar schittert.

Hebbe een prediker diepe Godsvrucht en vroomheid of slechts een bescheiden kinderdeel, het zij zo, als de schat maar schittert. Een prediker moet maar niet zichzelf op het oog hebben, eigen ideeën, eigen eer, eigen overtuigingen, eigen aanzien, eigen voordeel. En als wij het over onszelf hebben: aarden vaten, onaanzienlijk, zwak, nietig, en zo broos. De enige waarde, die wij hebben, is dat wij de schat dragen mogen.

Nu dan de schat. Die is Christus Jezus de Heere. Dat is Zijn naam, maar in die naam is ook alles wat Hij is, wat Hij heeft, wat Hij doet, wat Hij geeft. Daarin ligt heel de Goddelijke drieëenheid. Christus, dat is de naam, die uitdrukt, dat Hij van God de Vader gezalfd is tot ónze grote Profeet, tot ónze enige Hogepriester en tot ónze eeuwige Koning.

Dat heeft God de Vader gedaan aan Hem tot ons nut, tot onze zaligheid. Wat een veld opent zich hier in de drie ambten van de Middelaar in de bijbel, in de heilige Godgeleerdheid en dan ook voor de prediking. En in die ambten is Hij bezig als Profeet, om ons de weg der zaligheid bekend te maken. Dat doet Hij. Dat mag de prediking doen zien, dat mag de prediking doen horen: dan ziet, dan hoort men Christus predikend, Zelf predikend bezig in de gemeente.

In die ambten is Hij bezig om als de Enige Hogepriester met barmhartigheid bewogen onder de scharen in de kerk ellendigen, nooddruftigen hulp te geven. Dat ziet men, dat hoort men, dat ondervindt men onder elke rechte prediking.

In die ambten is Hij bezig om als Koning, als eeuwige Koning te regeren, door Zijn Goddelijke, door Zijn Koninklijke, door Zijn heerlijke geboden bij ons in te zetten, om Zijn volk zo gestadig onder Zijn gezegende heerschappij te brengen en te houden. Zo wandelt en handelt Hij onder ons in de prediking van Zijn Woord. Alzo is Hij de Christus, de levende Christus in de prediking.

U Vindt ook in de naam Jezus, de Redder, de Zaligmaker heel het lijdend, stervend, verzoenend werk van Christus als in één woord getekend. Die naam draagt heel de leer van kruis en opstanding in zich. En gelooft mij vrij: waar Hij in de bediening u wordt voorgesteld en waar Hij geloofd wordt door het volk, daar gaat de verlossende kracht van Jezus van uit. Dan is het, of ge op Calvariëns bergtop zelf aanwezig waart, of ge Zijn stem hoordet, dan is het, om met Calvijn te spreken, of het bloed van Christus op het volk druipt tot vergeving van zonden.

Waar de naam Jezus, Redder, Zaligmaker, verkondigd wordt, daar is het, of ge persoonlijk in Jozefs hof toegelaten werd en alsof ge met de discipelen en discipelinnen Jezus, de Levende, Zelf ontmoette. In Jozefs hof vlucht ongeloof met de soldaten weg, maar wordt geloof met de discipelen toegelaten.

U vindt in de naam „de Heere" heel het toepasselijk werk van die Christus weergegeven. Daarin ligt niet alleen het koninklijke, het heerschappij hebbende van Christus, maar ook het metterdaad heersen van de Christus over Zijn volk en dat door Zijn Woord en Geest. En ik moet zeggen: Onder Zijn gezegende woord, onder Zijn gezegende wetten, zijn wij zalig, zijn wij vrij.

't Is zo'n lust om Hem te dienen en om onder de prediking van Zijn Naam tot die dienst aangevuurd en geïnstrueerd te worden. Dat hebben wij nodig en dat ontvangen wij zo graag.

Alzo prediken wij niet onszelf, maar Christus Jezus de Heere, en in die drie namen ligt verdisconteerd het werk des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes.

En nu komt toch in het slot van de tekst het „ons zelf prediken" weer voor de dag. Weest gerust: het is slechts om de predikers aan u voor te stellen, als die u slechts dienen willen! 't Is intussen nogal moeilijk om alleen maar dienaar des Woords te zijn: alleen maar dienaar, niets er aan toevoegen, niets daar van afdoen, altijd maar en overal maar dienaar des Woords zijn. Ziet hier, jonge man, in deze grote stad uw taak, uw enige taak.

Uw enige taak? Ja om zo, om daarmee dienaar der gemeente te zijn. „Uw" dienaar, zegt Paulus tot zijn gemeente te Corinthe. En voorwaar geen gemakkelijke gemeente: een grote stad aan een binnenwater, een havenstad aan een zeearm, een ruige stad, een handelsstad, en toch een voorname stad, een Griekse stad. U hebt dienaar van déze stad te zijn, te weten van de geméénte van Christus in deze stad.

Dienaar! „Uw dienaars", zegt Paulus tot de gemeente te Corinthe. U weet, wat daar alles huisde in die gemeente, niet alleen in die stad, maar ook en ook nóg in die Christelijke gemeente aldaar.

Moest Paulus daar de dienaar van zijn? Ja, dat moest hij en dat wilde hij. Paulus kiest zelfs een woord: doeloes humoon dia Jesoun = uw slaven om Jezus' wil.

Het woord slaaf past helemaal niet in deze tijd. Daar zet men alle stekels tegen op. Dat ligt dwars tegen de geest van deze tijd in. Het Griekse woord wil eigenlijk zeggen: die bij het huis hoort, de onderdaan van een oosters despoot. En dat is het dan toch maar! Christus heeft aller dienaar willen zijn, heeft Zich vernederd, heeft voeten willen wassen. En wij willen zo graag groot zijn, elk mens, ook de dominees-mens. Aller heren!

Predikheren. Heersen op de kansel over het Woord — heersen in de kerk om de dienst uit te maken en daar ieder voor op te vorderen — heersen buiten de kerk over het volk. Niet alzo echter! Aller dienaar zijn! En dan maar dienstbaar in dat ene, in dat Woord, en dan maar dienstbaar in dat ene, tot de zaligheid, tot uw zaligheid. En dan maar staan daar, waar de mens wezenlijk verkeert, in zijn zonden en ellenden, in zijn gevallen staat. Niet om daarméé te zondigen, maar om de mens van daaruit, vanuit zijn zonden en ellenden, op te heffen en te brengen tot het hoogste goed. Op te heffen tot de hoogte van het kindschap Gods.

Dat vraagt van de predikant dienaar te zijn, de dienaar der gemeente te zijn. in alle omstandigheden van het leven, in gezonde dagen en blijde dagen, in zieke en droeve dagen, in leven en in sterven. Bijzonder in het studeervertrek en op de kansel, in de leerkamer en in het ziekenvertrek en in de gewone huiskamer, onder jongen en onder ouden. Dienen, dienen, altijd maar dienen. En vooral ook in het bidvertrek.

Kan dat? Kan een mens dat? Ook de mens, die prediker heet? Ja, dat kan „om Jezus' wil". Als men ziet op Hem, dan kan men in het Evangelie staan. Dan kan men onder allerlei mensen staan, maar met dit ene doel: zielen te winnen voor Jezus, zielen te winnen voor hun zaligheid. Het vat is niets dan een hol vat zonder de Schat.

Gr.-A.

W. L. T.


*) Bij de bevestiging van Ds. W. G. J. van der Sluys te Amsterdam (West) op 20 oktober 1974.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 november 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De prediking in lagen*)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 november 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's