Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof zonder werken is dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof zonder werken is dood

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wilt gy weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder te werken dood is? Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar? Ziet gij wel, dat het geloof mede gewrocht heeft met zijn werken en het geloof volmaakt is geweest uit de werken? En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend en hij is een vriend van God genaamd geweest. Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit het geloof? En desgelijks ook Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, als zij de gezondenen heeft ontvangen en door een andere weg uitgelaten. Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood".

Jacobus 2 : 20—26

Het gesprek van Jacobus met zijn tegenstander krijgt hier een zekere felheid. U weet, het onderwerp is nog steeds: een geloof zonder werken kan niet zaligmaken. Want dat is een dood geloof. Jacobus noemt zijn tegenstander hier een „ijdel mens". We kunnen ook vertalen met: dwaas, leeghoofdig, gedachte-loos mens. Dat is niet als schelden bedoeld. U moet bedenken dat men in die tijd veel feller met elkaar discussieerde, ook in het woordgebruik. Harde uitdrukkingen waren heel gewoon. „Wilt u weten, ijdel mens, dat het geloof zonder werken dood is? " We kunnen ook vertalen met: „dat het geloof waar geen werken uit voortkomen werke-loos, lui, nutteloos is? " Jacobus bedoelt: zal ik u eens aantonen dat het geloof dat u voorstaat, dat puur theoretische geloof, dat praatgeloof, een dood geloof is? Luistert u dan maar eens. Dan zal ik u dat laten zien met twee voorbeelden uit de Schrift. De Schrift zal het overtuigend bewijs leveren. Daar moeten we voor vallen, wie we ook zijn, wat onze mening ook zij.

„Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij zijn zoon Izak geofferd heeft op het altaar? " Het valt direct op dat Jacobus net als Paulus het voorbeeld van Abraham aangrijpt om zijn woorden kracht bij te zetten. Paulus wijst op Abraham om te laten zien dat de zondaar gerechtvaardigd wordt zonder werken. Jacobus echter noemt Abraham om aan te tonen dat hij uit de werken is gerechtvaardigd. Spreken die twee elkaar dan niet tegen? , zo hebben velen zich afgevraagd. Als we de uitspraken van Paulus en Jacobus naar de letter nemen, dan heeft het er alle schijn van dat Paulus precies het tegenovergestelde beweert dan Jacobus. Hoort u maar wat Paulus zegt in Romeinen 4 : 2 en 3: Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij God. Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid." Zet daar nu eens naast wat Jacobus hier in vers 24 zegt: Ziet gij nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit het geloof? " Paulus zegt: erechtvaardigd zonder de werken. Jacobus benadrukt: erechtvaardigd uit de werken en niet alleen uit het geloof. Dat is toch in strijd met elkaar, zo vond men.

De Roomsen hebben altijd Jacobus gebruikt om de klem van Paulus' woord „door het geloof alleen" weg te nemen. Ze vonden dat je Jacobus naast Paulus moest lezen om tot het juiste zicht op de rechtvaardiging te komen. Jacobus geeft een nadere toelichting op de wat al te krasse formuleringen van Paulus. Je kan beter eerst Jacobus lezen en dan pas Paulus. Misschien weet u dat Luther juist op dit punt veel moeite heeft gehad met deze brief van Jacobus. Op andere punten had hij veel waardering voor Jacobus, maar in deze zaak heeft hij hem fel afgewezen.

Het is dan ook zaak ons af te vragen of Paulus en Jacobus elkaar werkelijk tegenspreken? Anders gezegd: spreekt de Schrift zichzelf hier niet duidelijk tegen? Laten we eerlijk luisteren naar wat Jacobus bedoelt te zeggen. Hij verzet zich tegen de mening dat je geloof en werken best kan scheiden. De een heeft het geloof, zo werd gezegd, en de ander heeft de werken. Dat kan onmogelijk, is Jacobus' antwoord. Peren die niet van een pereboom geplukt zijn, zijn geen echte peren, maar kunstperen. En omgekeerd, een pere-

boom waar nooit een peer aan hangt, draagt zijn naam ten onrechte. Dat is geen pereboom. Geloof zonder meer, geloof dat nooit geen werken of vruchten toont, is een dood geloof. En vruchten die niet uit het geloof voortkomen, zijn geen vruchten, maar produkten van ons verdorven hart. Kijk maar naar Abraham. U kent hem. Hij is „onze vader". „Degenen die uit het geloof zijn. zijn Abrahams kinderen" (Gal. 3:7). Toen hij Izak, zijn zoon, op het altaar legde, toen is hij toch gerechtvaardigd uit de werken? Berkouwer wijst er op dat als Paulus zich op Abraham beroept, hij dan verwijst naar Genesis 15 : 6: En hij geloofde in de Heere; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid." Maar Jacobus kiest zijn uitgangspunt in Genesis 22, waar we lezen dat Abraham Izak offert naar Gods bevel. Hoe komt dit? Smelik heeft terecht gewezen op de twee verschillende fronten waartegen zowel Paulus als Jacobus strijden. Paulus heeft zich fel verzet tegen die mensen die in hun werken menen Gode te behagen. Die met hun werken hun zaligheid willen verdienen. Bij werken denkt Paulus bovendien aan „werken der wet". Daarom zegt hij in Romeinen 3 : 28: Wij besluiten dan dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet."

Bij Jacobus ligt het front duidelijk anders. Hij stelt helemaal niet dat „werken der wet" voor de zaligheid nodig zouden zijn. Daar gaat het hem hier helemaal niet om. „Werken" zijn voor Jacobus geen „werken der v/et", maar vruchten die uit het geloof voortkomen. Tegenover hen die geloof en werken willen scheiden, stelt Jacobus dat geloof en werken in elkaar opgesloten liggen, elkaar omvatten. Paulus verzet zich tegen werkheiligheid. Jacobus hekelt geloofsonvruchtbaarheid. Paulus wijst de gedachte af dat werken aan het geloof voorafgaan. Genade is voor 100% genade. Jacobus bestrijdt de gedachte als zouden er op het geloof geen werken hoeven te volgen. En beiden, Paulus en Jacobus, kunnen zich volkomen terecht daarvoor op Abraham beroepen, zonder elkaar tegen te spreken.

Calvijn had, in tegenstelling met Luther, geen moeite met dit gedeelte uit Jacobus' brief. Hij stelt in zijn commentaar: „Het woord rechtvaardigen door Paulus gebruikt slaat op de genadige toerekening van de rechtvaardigheid bij de rechterstoel Gods. Maar door Jacobus is het genomen voor een bewijs der gerechtigheid uit de vruchten. In deze zin bekennen wij zonder zwarigheid dat de mens gerechtvaardigd wordt uit de werken." Het gaat Jacobus, aldus Calvijn, niet om de oorzaak van onze zaligheid, maar of de werken noodzakelijk het geloof navolgen.

Om aan te tonen dat het geloof nooit zonder werken, zonder vruchten blijft, kan Jacobus zich dus helemaal terecht op Abraham beroepen. Abraham was een waar gelovige. De Schrift verklaart dit zeer nadrukkelijk in Genesis 15: „Abraham geloofde God en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend." Niets in Jacobus peinst er over dit tegen te spreken. En als Jacobus voor zijn stelling wijst op Gen. 22. dan wil hij daarmee alleen maar zeggen dat daar het rechtvaardigend geloof van Abraham bevestigd is geworden in de vrucht. In het offer van Izak, zijn zoon, kwam zijn geloof uit de werken. Want toen Abraham zijn zoon Izak op het altaar offerde, sprak God tot hem: „Nu zie Ik. dat gij Godvrezende zijt en uw enige Mij niet hebt onthouden!" Het gaar om dat „nu zie Ik. dat gy Godvrezende zijt". Dat is het wat hier staat: Abraham is uit de werken gerechtvaardigd. Zijn geloof kwam tot uiting in dit werk. En zijn geloof kreeg het zegel van de echtheid.

„Ziet gij wel, dat het geloof mede gewrocht heeft met zijn werken? " Er staat letterlijk: het geloof werkt gelijk op met de werken. Geloof zonder werken is er niet. Dat ziet u toch bij Abraham? Zijn geloof dat in Genesis 15 wordt genoemd, krijgt in Genesis 22 het bewijs dat het echt is in de vrucht. Het is zelfs zo „dat het geloof volmaakt is geweest uit de werken". Pas in het offer van Izak (Genesis 22) bereikt het geloof (Genesis 15) haar hoogtepunt. Daar is het geloof pas echt geloof. Dat wil niet zeggen dat het geloof door de Heilige Geest in het hart geplant op zichzelf niet volmaakt zou zijn en pas door de werken tot een waar geloof wordt. Nee, een waar geloof is een geloof dat rechtvaardigt. Maar het komt als zodanig pas openbaar in de vruchten. De daad van het geloof in het offer van Izak zat er al in, maar ze kwam er uit toen Izak geofferd werd.

En dan beroept ook Jacobus zich op het woord uit Genesis 15. Paulus koos daar zijn uitgangspunt. Jacobus eindigt daar. Hij zegt: „En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend en hij is een vriend van God genaamd geweest." Toen er nog van geen enkel werk sprake was, had God al gezegd dat Abraham rechtvaardig was, zo bedoelt Jacobus. Dus zij die Jacobus tegen Paulus willen uitspelen, vergissen zich deerlijk. Abraham was ook voor Jacobus een waar gelovige lang voor het offer van Izak. Maar het Schriftwoord dat dat zegt in Genesis 15 krijgt haar vervulling in Genesis 22. Hier wordt de uitspraak van God over Abrahams geloof bevestigd en bekrachtigd. Hier krijgt het geloof van Abraham zijn kroon. God rechtvaardigt Abraham na het offer van Izak openlijk voor aller oor als Hij zegt: „Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de Heere; daarom dat gij deze zaak gedaan hebt en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt. Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen... naardien gij Mijn stem gehoorzaam zijt geweest."

God keurt en kroont hier het geloof van Abraham. Hij zegt het openlijk: uw geloof is een waar geloof. Dat heb Ik gezien uit uw werk. Maar Abraham heeft dat ook zelf mogen zien. Hij is het zich bewust mogen worden dat hij Gode aangenaam was. Het is wat onze Catechismus noemt: „dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij." En daarom ook kan Jacobus nog zeggen: „Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit het geloof? "

De werken die Jacobus bedoelt zijn werken die op het geloof volgen als levende vruchten tot verheerlijking Gods. Ziet u dat, o ijdel mens, die meent dat het geloof een ledig ding is? U wijst de werken af als onnodig. U hebt aan een mondgeloof genoeg. Dan bent u geen geestelijke zoon van Abraham. Want ook hij werd gerechtvaardigd uit het geloof èn uit de werken die daarop volgden. En straks, op de dag van het gericht, zullen de vruchten van het geloof mede dienen om de gelovigen te rechtvaardigen voor aller oor en oog. Want hun werken volgen met hen.

Naast Abraham noemt Jacobus ook Rachab, de hoer, als voorbeeld. Deze heidin staat er zo ineens naast Abraham wel wat verlegen bij. Waarom deze twee? Abraham als Jood en Rachab als gelovige uit de heidenen. Schlatter wijst er op dat bij Abraham de werken des geloofs beschreven staan als liefde tot God (le tafel van de wet). Bij Rachab gaat het om liefde tot de naaste (2e tafel van de wet). Beiden hebben de koninklijke wet van de liefde tot God en de naaste in praktijk gebracht. En hun geloof getoond in de werken.

„En desgelijks ook Rachab, de hoer." Ja, ook Rachab. Dat had u misschien niet gedacht. Zo'n vrouw aan de rand van de samenleving. Maar ook zij is uit de werken gerechtvaardigd. Waarom dan toch wel? Wat heeft ze eigenlijk voor werken gedaan? Wel, „ze heeft de gezondenen ontvangen". Door wie waren die mannen gezonden? Door Jozua, de man Gods. God was bezig Zijn volk in het beloofde land te brengen. Die verspieders waren mannen Gods. Ze heeft ze ontvangen, toen ze hoorde van hun God en van Zijn grote daden. Ze leerde geloven in die God. En daarmee deed ze net als Abraham. Ook zij verliet haar volk en haar omgeving, ze liet haar huis en haard los. Ze kwam tot het geloof in Isrels God. En toen volgden ook bij haar de werken. Ze bood de mannen onderdak. Ze liet ze door een andere weg uitgaan. Als teken van haar verwachting bond ze het scharlaken snoer aan haar venster. Daarom mag ze naast Abraham, de vader der gelovigen, staan. We vinden haar naam ook in het geslachtsregister van Christus. En in de heldengalerij van het geloof (Hebr. 11) wordt ze met ere vermeld. Wat Jacobus zo sterk in hoofdstuk 2 benadrukt, komt hier opnieuw in een glansrijk licht te staan: bij de Heere is geen aanneming des persoons. Ook Rachab hoort er bij.

Wel, ter afsluiting van het geheel volgt dan nog: „Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood." Ja, een lichaam zonder geest, dat noemen we een lijk. Na een paar dagen treedt de ontbinding in. Dat gaat ruiken. Dat moet begraven worden. Het is, lezers, wel een plastisch beeld. Maar het spreekt daarom wel duidelijke taal. Zo is het nu met „geloof zonder werken". Dat is een dood „geloof".

Als er geen vruchten zijn, is er geen geloof. Als er wel geloof is, maar er komen geen vruchten, dan begint dat geloof af te sterven. Zeker, het door Gods Geest geplante geloof kan nooit helemaal afsterven. Maar de lijklucht valt dan wel waar te nemen in zo'n leven. En dan klinkt de oproep van Paulus broederlijk naast Jacobus: „Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods

dat gij uw lichamen stelt tot een levende heilige Gode welbehageüjke offerande."

Brengt dan vruchten voort der bekering waardig! Jacobus plaatst zijn indringend vermaan in het licht van de toekomst. De toekomst des Heeren genaakt. Zal Hij dan geloof vinden op de aarde? Bij u, bij mij? Zal Hij dan ook vruchten vinden? Ziet, de hemelse Landman verwacht de kostelijke vrucht des lands. Hij verwacht ze. Want het geloof dat Hij werkt, brengt vruchten voort. Als er geen vruchten zijn, is uw geloof dan soms een dood geloof? Onderzoekt uzelf eens.

M.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 november 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Geloof zonder werken is dood

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 november 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's