Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOOM EN ROER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOOM EN ROER

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ziet, wy leggen de paarden tomen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen en wy leiden daarmee hun hele lichaam om. Ziet ook de schepen, hoewel zij zo groot zijn en van harde winden gedreven, zij worden omgewend door een zeer klein roer, waarheen ook de begeerte van de stuurder wil. Alzo is ook de tong een klein lid en roemt noch-. tans grote dingen." Jac. 3 : 3—5a

In een aansprekende beeldspraak geeft Jacobus nu de grote macht van de tong weer. In het vorige vers sprak hij over het in toom houden van het gehele lichaam. Daar sluit hij nu bij aan door weer dat woord „toom" te gebruiken.

Wat doen we met zo'n wild paard? „Welks muil men breidelt met toom en gebit", zegt de dichter van Psalm 32. „Een zweep is voor het paard, een toom voor de ezel", Spreuken 26 : 3.

In diezelfde lijn zegt ook Jacobus: „Ziet, wij leggen de paarden tomen in de monden." Zo beteugelen we dat „woest en redeloos gedierte". We doen dat „opdat ze ons zouden gehoorzamen." Een kleine ruk aan de teugel en dat grote paard (op dat „grote" valt de nadruk hier) gaat naar rechts of naar links, het doet precies wat wij willen. „We leiden hun hele lichaam om." Dat kolossale paardelichaam wordt geregeerd door zo'n onooglijke toom. Heel dat gespierde, dat ijzerterke lichaam, het wordt geleid door een lein stukje hout.

Zo is het nu ook met de tong. Dat onichtbare lid in onze mond, dat voor het uierlijk eigenlijk ontoonbare deel van ons menselijk lichaam, wat een macht en wat een kracht bezit dat?

Een paar woorden door die tong gesproken kunnen grote gevolgen hebben.

Dat maakt ook dat andere beeld dat Jacobus hier ten-tonele voert zo duidelijk. Zo'n reusachtige oceaanstomer met duizenden mensen aan boord. Zo'n oersterke trawler van duizenden paardekrachten (om in de geest van het vorige beeld te blijven) waar wordt dat door gestuurd? Door een zeer klein roer! Zeer klein in vergelijking met de verdere omvang van zo'n schip. Dat machtige zeekasteel wordt omgewend naar links of naar rechts door zo'n roer. Hoe hard de wind ook loeit, hoe krachtig de stroom ook stuwt, hoe groot het schip ook is, het roer regeert! Waarheen de stuurman wil, daarheen wordt gevaren. Hij heeft het roer in handen. Hij stuurt door middel van dat roer dat schip naar alle kanten. Dwars over de wereldzeeën, van werelddeel tot werelddeel, van haven tot haven, van de Noordpool tot aan Kaap de Goede Hoop.

Kijk, wil Jacobus zeggen, zo'n klein lid met zo'n grote kracht is nu ook de tong. Mensen, besef dat toch! Heb daar toch erg in! Eén draai met die tong, één kronkel in die tong en het kan een heel mensenleven omver trekken en een heel levensschip doen afdrijven.

U zit in een kring mensen bij elkaar. Vanzelf loopt het gesprek uit op iemand die ieder van het gezelschap kent. „Ja, ik weet niet of het allemaal waar is, maar ik heb gehoord dat... Dat zou toch wat zijn! Ja, nog-

maals, de persoon die het mij vertelde, had het ook maar van horen zeggen, maar er zal altijd wel wat van waar zijn. 't Is toch wat. hij is nogal liefst ouderling van de kerk. Ja, vertel het maar niet verder. Misschien is het wel een beetje overdreven. Ik had het eigenlijk beter niet kunnen zeggen. Maar ja, het gesprek kwam er nu eenmaal op." Zo gaat dat toch? Wat is het gevolg? De goede naam van de broeder ouderling is aangetast. Zijn gezag is weg. Het ambt dat God op zijn schouders legde, is van alle kracht beroofd en ten diepste wordt de Naam en de eer Gods geschonden.

Ja, dat kleine lid, het roemt grote dingen. Het brengt heel wat te weeg. Wat een macht heeft de tong. Volksmenners uit heden en verleden hebben er grif gebruik van gemaakt. Ze weten met een lichte verdraaiing van hun woorden mensenlevens te verwoesten, naties in het verderf te storten, kerken te bekladden. De macht van het kleine, ja zeker!

Het woord heeft grote macht. Het gesproken woord. Het geschreven woord. Het weet mensen te beïnvloeden. Massa's in hysterie te brengen. Volkeren tot oorlog te brengen. Mensen te bedriegen. Door het woord is de zonde in de wereld gekomen. De sissende tong van de slang bracht Eva in verleiding. De vleiende tong had de onthoofding van Johannes de Doper tot gevolg. De vals getuigende tong bracht onze Heiland aan het kruis.

Dat zit niet in de tong op zichzelf. Dat het paard naar links of naar rechts gaat, zit niet allereerst in de toom, maar in de persoon die de toom bestuurt. Jacobus zegt dan ook: „Wij leggen de paarden tomen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen en wij leiden hun hele lichaam daarmee om." Zo is het ook met het roer. Het roer draait „waarheen de begeerte van de stuurder wil." Toom en roer zijn dus middelen. Wij beheersen door een simpele ruk aan de teugel dat wilde paard. Wij sturen dat grote schip dwars door de felste wind door een lichte druk op de knop waardoor het roer omgaat.

Zo is ook de tong slechts een klein lid, maar een machtig lid omdat onze geest haar bestuurt. Een toom zomaar los in de bek van het paard heeft geen kracht. De hand van de ruiter laat de toom functioneren. Een roer aan een schip zonder de bediening van de stuurman doet niets. De stuurmanskunst is nodig om het roer zijn werk te laten doen.

En daar gaat het bij de tong nu juist om. God heeft ons geschapen met een tong. Opdat wij door die tong Hem zouden verheerlijken. Maar onze geest is door de zonde bedorven en daarom gebruiken wij die tong verkeerd. De stuurman van de tong is vol verkeerde bedoelingen. Onze geest heeft de tong niet meer onder haar macht. We zijn als een paard dat met een toom in de mond op hol is geslagen en als een schip dat met een roer, maar zonder stuurman doelloos cirkelt op de wereldzee. Dat is uw en mijn beeld van nature. Een op hol geslagen paard en een stuurloos schip. Op hol door de zinnelijke begeerten van ons boze hart. Voortgedreven door de winden en de stormen van onze hartstochten.

Dat wil intussen niet zeggen dat wij daarom niet verantwoordelijk zouden zijn voor wat we met onze tong doen. We zijn geen hulpeloze slachtoffers van onze zinnen en driften. Maar we willen zelf niet anders. Wij zijn redelijke schepselen die een volle verantwoordelijkheid dragen voor al wat we zeggen of schrijven. We zijn het zelf die zonde doen door onze tong. Dat kunnen we die tong niet aanrekenen. Of de omstandigheden of onze afkomst. Nee, wij hebben ons moedwillig van God losgescheurd en daarom hollen wij door onze tong als een woest paard door het leven, allerlei vernielingen aanrichtend. Opzettelijk laten we onze tong kwaad spreken. Daarin komt tot uiting, komt "aan het woord" onze haat tegen God en tegen de naaste. Wij sturen opzettelijk met onze tong de verkeerde kant uit. Wij dwalen opzettelijk of naar links of naar rechts. Het is "waarheen de begeerte van de stuurder wil". En die stuurder, dat bent u, dat ben ik, die wil alleen maar verkeerd. Wij spreken met opzet leugen en bedrog. Onze ongerechtigheid voert ons ten verderve. En niet alleen ons, maar wij richten ook vernielingen aan in het leven van onze naaste.

Nog een ander aspect hebben uitleggers in onze tekst gezien. Dat is wel genoemd de spanning tussen techniek en ethiek. Ik zal u deze misschien wat onduidelijke woorden nader uitleggen. De mens weet, zeker in onze tijd, door zijn kunde (techniek) alles te beteugelen. Hij legt een paard een toom in de mond, de techniek in de dagen van Jacobus. Een paard is in veel geschriften uit de wereldliteratuur een beeld van kracht, van snelheid, van tomeloze vaart. Wel, de mens weet die kracht en die vaart te beteugelen door een toom in de mond van het paard te leggen.

Een schip wordt gebruikt op de grote wereldzeeën. Zeelui worden vaak geconfronteerd met regelrechte doodsdreiging. Ze zijn vaak in een levensgroot gevecht gewikkeld met de naakte dood. Bovendien, door schepen komen nieuwe werelden in zicht. Wel, die geweldige vaartuigen worden bestuurd waarheen men wil door zo'n simpel roer. De mens weet de wilde zee te beteugelen, midden in de grootste stormen overeind te blijven, van zee tot zee te varen omdat hij de ontdekking deed van het roer. Dat was in de dagen van Jacobus ook een stukje techniek. Maar nu de botsing met de ethiek. Het schrille contrast met zijn eigen levenskracht en levensschip. Die weet hij niet te beteugelen en te besturen. De mens kan schijnbaar alles. Dat geldt nog veel sterker in onze dagen dan in de dagen van Jacobus. De techniek staat nergens meer voor. Maar zijn eigen kleine tong kan hij niet beheersen, die weet hij niet te beteugelen. Wat hij opbouwt door zijn kunde, vernielt hij met zijn tong. De meest moderne voorwerpen, de meest moderne gemakken door de techniek geschapen garanderen niet het ware geluk. De mens is niet gelukkig als zijn leven voorzien is van producten die het meeste comfort bieden. De mens is pas gelukkig als hij waarlijk in goede gemeenschap en contact leeft met zijn naaste. Het kwaad zit dan ook niet in moderne dingen of in oude of moderne structuren. Het kwaad zit in de mens. En daarom moet ik zeggen: een mens is pas gered, is daarom pas gelukkig als weer hersteld is wat in het Paradijs is stuk gegaan. Als zijn tong gezalfd is door de Heilige Geest. Als zijn geest vernieuwd is door de Geest van vernieuwing en heiliging.

We hebben daarom allen nodig een nieuwe geboorte door Woord en Geest. Ja, door het Woord dat uit Gods mond is uitgegaan. Zijn Woord herschept door de kracht van de Geest. Dan wordt ook onze tong herschapen. Dan gaan we God gehoorzamen. Dan gaat God ons leiden. Dan gaan we lopen in de loopbaan door God ons voorgesteld. Dan wordt Hij onze Leidsman, die de teugels in handen heeft. Dan wordt Hij ook onze Stuurman, die ons levensschip stuurt. En hoe de winden dan ook waaien, we gaan waarheen de Heere wil. Dan wordt onze tong, dat kleine lid, herschapen om grote dingen te roemen. Dan gaan we God roemen om Zijn daden. Dan gaan we in Jezus roemen. Dan gaan we door de Geest spreken. „Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord". En dan wordt het in de practijk van de heiliging van het leven ook wat de Heidelberger zegt: „Dat ik tegen niemand valse getuigenis geve, niemands woorden verdraaie, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord oordele of helpe veroordelen... ook mijns naasten eer en goed gerucht, naar mijn vermogen, voorsta en bevordere."

Indien iemand dan spreekt, die spreke als de woorden Gods... opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welke toekomt de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

M.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 november 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

TOOM EN ROER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 november 1974

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's