Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door de hemelen doorgegaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door de hemelen doorgegaan

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dewijl wy dan een grote hogepriester hebben, die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus de Zoon Gods, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Want wy hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wy, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wy barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Hebr. 4 : 14-16

Door de hemelen doorgegaan

Het feit van de hemelvaart overdachten wij vorige week, maar de zaak van de hemelvaart, de vrucht van de hemelvaart moge nu voor Pinksteren nog onze aandacht hebben. Daar is allerlei over te zeggen, bij voorbeeld het zitten ter rechterhand Gods, wat in de belijdenis der kerk een apart artikel vormt. Dat is ook een aparte trap van Christus' verhoging. Dan zou te noemen zijn het werk, of de werken die Christus daar doet, als daar zijn de voorbede voor Zijn volk, het bepleiten van de zaak van Zijn volk bij de Vader, voorts het regeren van Zijn gemeente vanuit de hemel, dan ook het toevergaderen van de Zijnen door wedergeboorte en bekering, ten slotte ook het hele wereldbewind, dat Hem door de Vader opgedragen en in handen gegeven is. Vijf grote werken! Al onze'aandacht waard!

Afgezien nu van dit alles, afgezien ook van Jezus' voorbede voor de Zijnen, willen wij thans een apart punt aan de orde stellen, namelijk het toegang verschaffen tot de troon der gebeden. Nu dan! Jezus, de Zoon Gods, is als de grote hogepriester door de hemelen doorgegaan. En Hij is ingegaan in de hemel als in de ware tabernakel. De schrijver van de Hebreënbrief ziet de wolkenhemel en de sterrenhemel als een voorhangsel voor de derde hemel, de hemel der hemelen. Dat is wat, dat Jezus door de wolkenhemel is doorgegaan. Een wolk toch nam Hem weg uit hun gezicht. Daar is een doorgaan in rechte lijn geweest, zonder dwalen, zonder afgedreven worden, naar de hemel, die plaats die God voor Zich gesticht heeft ergens ver buiten, ergens ver boven zon, maan en sterrenwerelden. Dat is voor ons de plaats van het onaantastbare, ook het onbereikbare. Waar de mens ooit denkt te kunnen doordringen, daar niet, tenzij dat hij daarin opgenomen wordt, tenij dat hij daarheen gedragen wordt. De wolkenhemel met zijn laagste wolken, met zijn hoogste wolken, de schapewolkjes en de windveren zijn een groot wonder. Zij zijn als het voorhangsel in de tempel.

Jezus is ook doorgegaan tussen die werelden van zon, maan en sterren, tussen die sterrenwerelden, die het kloekst gezicht op aard' verwarren. Al die duizenden tezamen roept de Heere bij hunne namen, en niet één ontglipt Zijn oog. Daar ook is Jezus tussen doorgegaan met de voorname rust van de Algebieder. Hij heeft ze allen gemaakt, Hij heeft ze allen de loop, het spoor en de baan gewezen. Daar ver buiten, daar ver boven is dan de plaats van Gods rust. Daar is ook de plaats van Jezus' rust. Daar is de plaats van de rust, Die er overblijft voor het volk van God.

Deze twee hemelen worden door de Hebreënbriefschrijver — ik meen zeker dat dat Paulus is — vergeleken met het dubbele voorhangsel. En dan zegt hij: Hij is daar als de grote hogepriester doorgegaan. Het is toch voor deze almachtige Jezus maar als het optillen van een gordijn en als het doorgaan door dit dubbel geweven gordijn.

Hij is er slechts doorgegaan! Als de Hogepriester, Die vervuld heeft de dienst van Aaron, van Eleazar en van al de hogepriesters. Hun aller werk, van hun eerste tot hun laatste was slechts afschaduwing, een voorafbeelding van het werk dat Christus in de volheid der tijden zou doen. En Hij heeft het gedaan op een onnavolgbare, op een afdoende wijze. Met één offerande heeft Hij volkomen geheiligd al degenen, die door Hem tot God gaan. Zo werd Jezus de grote Hogepriester, bij Wie vergeleken zij allen, ook hun besten, maar kleine hogepriesters geweest zijn, met hoe hoog gezag, met hoe hoge eer zij ook bekleed mochten geweest zijn. Hij is zo grote Hogepriester geweest, dat er na Hem geen andere meer kon optreden, zo groot dat Hij was de enige Hogepriester. Hij volledig heilig. Hij zo zondeloos. Verzoenende de zonden van Zijn volk. Hij ging in met Zijn bloed, met doorboorde handen, om de verzoening, die gedaan was, aan Zijn Vader te tonen en op grond daarvan pardon te vragen voor de Zijnen.

Zo laat ons dan deze belijdenis vasthouden. Calvijn zegt: Laat ons dan dit geloof vasthouden. Wie ooit zich tot God wendt, moet dit voor alles weten en vasthouden. Wie ooit tot God wil of zal bidden, moet voor alles dit vasthouden. Wie ooit over één zonde of over menigte van zonden vergeving wil of zal vragen, moet dit voor alles vasthouden. Wie ooit hoopt in te gaan of zoekt in te gaan tot de woonplaats van Gods eer en tot de woonplaats van Gods volk, moet dit vasthouden. Dit is hèt geloof. Dit is de belijdenis, op grond waarvan wij alleen gehoor, verhoring, toegang verkrijgen. Zo laat ons dan deze belijdenis vasthouden: Jezus, de Zoon Gods, is als de grote Hogepriester, in de plaats van een schuldig volk doorgegaan niet door een aardse voorhang, maar door de ware hemelse voorhang, om toegang en gehoor te verschaffen bij God voor wederhorig kroost. Wederhorig kroost, wederspannig kroost, dat zelfs niet horen, niet gehoorzamen wil.

De medelijdende Hogepriester

„Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, (doch) zonder zonde." De hogepriesters uit het Oude Testament, van Aaron af, waren hoge mannen, heilige mannen. Hoog waren zij, omdat zij door God boven al de priesterscharen en priesterorden of - kasten gesteld waren en ook boven alle levieten. U weet dat de priesters — en zij waren velen — verspreid woonden over acht en veertig steden en over zes vrijsteden. De Hogepriester woonde bij de tabernakel in de woestijn, later te Silo, later te Sion. Dat was een hoge man, hoog geplaatst en ook hoog geëerd. U leest niet gauw dat men tegen de Hogepriester iets zeide, ook niet dat men tegen de Hogepriester in verzet of in opstand kwam. Hij was ook een heilig man. Stamde altijd en alleen uit het geslacht van Levi, en dat was het Godgeheiligd geslacht. Hij mocht niet huwen met wie hij

wilde, alleen met een vrouw uit het priesterlijk geslacht. Heilig waren zijn klederen, heilig was zijn werk, heilig waren ook zijn woorden. Als een Hogepriester zich misging, dan werd hem dat zwaar aangerekend. Hij behoorde geen gemeenschap te hebben met de zonde, maar hij behoorde de zonde te verzoenen. Daarom moest hij ook altijd hart hebben voor het volk, zelfs voor de meest zondige van het volk. Een Hogepriester moest een zachtmoedig man zijn, met een bewogen gemoed over de ellendige, over de treurenden in Sion. Zo'n man is Aaron geweest.

Zo was in elk geval Jezus. Hij is „de" Hogepriester, de „grote" Hogepriester. Hij is de enige Hogepriester. Zo was er geen één in het Oude Testament. Zo zal er geen zijn. Zo behoeft er niet meer één te zijn. Die - waren allen zelf zondaars, die behalve voor de zonden des volks ook over eigen zonden offeren moesten. Deze enige Hogepriester is zonder zonde.

„Wij nu hebben geen Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde."

Moest de Hogepriester hooggeplaatst zijn, dat was de Heere. Hij was uit koninklijk zaad, uit Juda gesproten. Niet uit de stam van Levi, om de erfopvolging van dit geslacht, maar naar de ordening van Melchizedek; opdat Hij Zijn priesterschap verenigen zou met Zijn koningsschap. Hij was heilig. Uit een heilig geslacht, van God gekomen. Hij droeg geen heilige zinnebeeldige klederen, omdat Zijn wezen en Zijn werk en al Zijn handelingen heilig waren. Waarlijk „de" Hogepriester, de „grote" Hogepriester.

En nu ons eigenlijke punt: een zachtmoedige Hogepriester, een Mens onder de mensen, die behoorlijk kon, medelijden hebben met onze zwakheden. Het wordt om het heel sterk uit te drukken zelfs negatief uitgedrukt: „Hij is géén Hogepriester, die niét kan medelijden hebben." Dat wil Hij niet, dat zal Hij niet, dat kan Hij niet. Op grond van Zijn offer kan Hij niet niét medelijden hebben met onze zwakheden. Onze zwakheden, dat zijn onze zondigheden, onze zondige aard, onze aanleg, onze geneigdheid tot zondigen, de verzoekingen en de verleidingen tot zondigen. Dat is onze zwakheid. In dit alles zijn wij zo weinig weerbaar, zo geneigd tot struikelen en vallen, zo alleszins kwetsbaar. En dan ook zo schuldig.

Nu is hier echter de Hogepriester, die medelijden heeft met deze diepe en menigvuldige zwakheden. Medelijden. Mededogen. Medelijden over de zonden, die wij doen, hoezeer zij ons ook schuldig stellen, omdat zij ons ook schuldig stellen. Wie heeft er nu medelijden met schuldigen? Dat heeft alleen een gaarne tot betalen bereide Borg, dat heeft alleen een gaarne gewillige Zaligmaker van zondaren. Omdat Hij in alle dingen is verzocht geweest als wij. Hij heeft dezelfde tegenstander en de aartsverleider ontmoet, die wij ontmoetten en ontmoeten, namelijk de duivel. Ook Hij is verzocht geweest in alle dingen. In de drievoudige verzoeking in de woestijn zijn de drie exemplarische zonden voor Jezus gesteld: God verzoeken (van de tempeltinnen springen), zinnelust (zeg dat deze stenen broden worden) en machtsbegeerte (Ik geef U de koninkrijken der aarde). Daar hebt ge de wortels aller zonden. Dat is hoog uitgegaan, veertig dagen. Doch Hij zondigde niet, nam dus ook geen enkel deel aan de zonde. Had Hij medelijden met de verzoeking, ook met onze menigvuldige zwakheden, aan de zonde had Hij geen deel en toch is Hij zonde voor ons gemaakt, opdat Hij zelfs over onze zonden medelijden met ons hebben kon en wilde. Sterk medelijden. Diep medelijden. Gadeloos erbarmen.

Om te kunnen verzoenen! Om te kunnen vergeven! Om te kunnen redden! Om te kunnen troosten!

Loof Hem, Die u, al wat gij hebt misdreven. Hoeveel het zij, genadig wil vergeven; Uw krankheên kent en liefderijk geneest; Die van 'f verderf uw leven wil verschonen, Met goedheid en barmhartigheên u kronen; Die in de nood uw Redder is geweest.

Zo hoog Zijn troon moog' boven d' aarde wezen, Zo groot is ook voor allen, die Hem vrezen.

De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan; Zo ver het west verwijderd is van 't oosten, Zo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten, Van ons de schuld èn zonden weggedaan.

Met vrijmoedigheid toegaan

Laat ons dan...

Laat ons dan toegaan tot de troon der genade. Dat wil zeggen, dat men dan ook metterdaad toegaan moet tot God, tot Christus, tot de genade. Dat zullen alleen overtuigde zondaars doen, die het door de Geest Gods en door de ontdekking aan zonde en schuld om God, om Jezus en om genade te doen geworden is. Die dus door de nood gedreven tot Hem gaan. Die door de Geest gedreven tot Hem gaan! Van nature loopt de mens daar geen stap voor. Dan is hem God niets waard, Jezus en Zijn genade niet één moeite waard. Gods dag is hem dan meer een last dan een lust. De verkondiging van het Evangelie lust hem niet. Liever een preek over een bedenkelijke moraliteit van de mens of de mensheid, die dit moet en die dat zal. Het moet ook gauw bekeken zijn. Men ziet aan het begin van de dienst al uit naar het einde. En verder rost en rijdt men Gods ganse heilige dag het hele vaderland door. En men blaakt van vijandschap tegen de kennis van zonde en tegen de kennis van genade: Tot zulken hebben wij maar dit woord alleen: Mocht de Heere uw ogen eens openen voor uw zonden, ook voor deze zondige godsdienst, opdat uw ogen ook open gaan voor genade!

Weet u welk woord direct aan onze tekst voorafgaat? Dit woord, Hebreën 4 : 12 en 13: Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten. En daar is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen desgenen, met wie wij te doen hebben."

Welnu, tot zulken zegt de apostel: „Laat ons dan toegaan tot de troon der genade!" Blijft toch niet ver van God staan. Blijft toch niet in uw zonden steken. Blijft toch niet bij uw zonden tobben. U wast er niet één schoon, U krijgt er niet één weg. Laat ons toegaan tot Zijn troon, want die is door Jezus' lijden en sterven en opstanding en hemelvaart een genadetroon geworden. Laat ons dan toegaan steunend op, vertrouwend op die Hogepriesterlijke arbeid. Noch uw zonden, noch uw vroomheid, noch uw deugd, noch uw bevindingen kunnen u vrijheid verlenen om toe te gaan. Die toegang verlenen Christus' offer en voorbede alleen. Neemt dan vrijmoedigheid om het daarop te wagen en gij zult bevinden, dat de troon van heiligheid tevens is de troon van genade. U zult daar barmhartigheid vinden en genade. Zelfs de grootste zondaar, zelfs met het meest zwarte of rode verleden.

En u zult geholpen worden ter bekwamer tijd. Zo donker, zo zorgelijk zullen uw omstandigheden niet zijn, of ge zult geholpen worden. Bij Hem, die getrouwe God en Vader op de troon is hulp voor de kinderen, die gedwaald hadden als schapen in 't rond. Bij Hem, die getrouwe Zaligmaker aan 's Vaders rechterhand is hulp voor de meest hulpeloze, voor de meest schuldige zondaar. Bij Hem is hulp ter bekwamer tijd. Dat betekent niet als de tijd wat bekwamer, of wat beter, of wat geschikter zal zijn, maar dat betekent: tot tijdige hulp. Dat wil zeggen: Hij geeft tijdige hulp, terstond als dat nodig is. Hij geeft tijdige hulp, zodra Hij genade bewijst, dat is op het ogenblik dat gij tot Zijn genadetroon nadert. Hij helpt zo ge tijdig bij Hem aankomt, dat wil zeggen, dat ge uw tijd, de genadetijd niet verbeuzelt en voorbij laat gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Door de hemelen doorgegaan

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's