Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De liefde bedekt alle dingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De liefde bedekt alle dingen

10 minuten leestijd

„Broeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald en hem iemand bekeert, die wete, degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van de dood zal behouden en menigte der zonden zal bedekken". Jacobus 5 : 19 en 20.

Met bovenstaande woorden sluit Jacobus zijn zendbrief af. Vrij plotseling breekt de brief ineens af. Zonder de bekende groeten waarmee andere brieven worden afgesloten. Ook het woordje „Amen" ontbreekt. We kunnen slechts gissen naar de reden.

Wel zijn de woorden waarmee Jacobus zijn rief afsluit tekenend voor de hele geest van ijn brief en als zodanig toch een afsluiting. oor heel de brief heen loopt immers het rotest tegen de innerlijke verdeeldheid van e gemeente van Christus, tegen het vrijblijvend Christen-zijn, tegen het elkaar bemeester-en. Anders gezegd: één grote oproep aan de gemeente om te laten zien dat het echte geloof door de liefde werkzaam is. Vooral werkzaam. Daarvan legt ook dit laatste vers getuigenis af.

„Broeders". In sommige handschriften staat: „Mijn broeders...". Steeds keert dit woord terug in zijn brief. Alle vermaningen blijven broederlijk. Zijn broederlijk bedoeld. En broeders onder elkaar moeten vermaningen van elkaar kunnen verdragen. Daar ontbreekt het wel eens aan. We hebben soms zo weinig geduld onder elkaar en met elkaar. Onze tenen zijn vaak zo lang. Veel onenigheid onder „broeders" is vaak het gevolg van een gebrek aan „broederlijke liefde", die bestaat uit het de een uitnemender achten dan onszelf. Zo vaak achten wij onszelf uitnemender dan de ander.

Daarom, hoe scherp de vermaningen ook

zijn uit de pen van Jacobus, steeds benadrukt hij dat ze broeders onder elkaar zijn, omdat, als het goed is, we binnen de gemeente van Christus broeders in Christus horen te zijn. Hij is de oudste broeder. Hij heeft het over ons allen voor het zeggen. Tenminste, als we maar op onze plaats zijn.

„Broeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald..." Jacobus heeft in zijn brief verschillende voorbeelden gegeven van „afdwalen van de waarheid". Bij waarheid moeten we niet direct denken aan een stuk dogmatiek, dus dat iemand in een ondergeschikt punt er een afwijkende mening op na houdt. Met „waarheid" bedoelt Jacobus veeleer: de ware weg van het geloof, de practijk van de Godzaligheid, de levenswandel.

Zeker, het afwijken van die weg hangt veelal samen met het loslaten van een deel van de waarheid Gods. Maar we weten intussen wel van Jacobus dat hij zich vooral richt op de practijk. Die twee zijn voor hem niet te scheiden. Iemand slaat een dwaalweg in. „De dwaling zijns wegs", noemt Jacobus dat. Valt in bepaalde zonden. Verflauwt of verzwakt in liefde en ijver voor de dienst van God. Van de rechte weg buigt hij af op een zijpad. Dat pad is een weg des doods, zoals elke weg van God af op de dood uitloopt. Zo'n dwaalweg brengt doodsheid over het geestelijk leven. Het hart raakt gesloten voor de inwerking van Gods Geest. De Geest wordt bedroefd en tegengestaan. De satan krijgt invloed. Want de wapenrusting wordt afgelegd.

In de gemeente (n) aan wie Jacobus zijn brief schreef was dit gevaar zeer reëel. De' gemeente was onderhevig aan zware verzoekingen, aan veel lijden en verdrukking. Nu leert nood soms bidden. Maar niet altijd. Er kwam binnen de gemeente onderlinge nijd en afgunst. Men werd opstandig. De ware lijdzaamheid was soms ver te zoeken. En dat alles voerde af van de rechte weg. God werd vergeten. Het gebed verslapte. Het geloof sluimerde. De liefde verkilde. Jacobus noemt dat: afdwalen van de waarheid. En dat was niet alleen toen het geval, het is er nog. Afdwalen, afzakken, verkillen van de liefde, insluimeren, met de geest uit de wereld meeglijden, zich inpassen in het denken levensschema van de wereld. En dat holt het geestelijk gehalte van gelovigen en gemeente uit. Zien we het niet om ons heen?

Is het niet ook misschien in uw leven zo? Van de waarheid afdwalen. Zomaar ongemerkt misschien. Onbedacht als een schaap de Herder uit het oog verloren. Iedereen dw& alt af en u gaat zomaar mee.

Jacobus wijst in dit verband op de taak van de gemeente en haar leden. Als je dat nu ziet, dat er iemand van de waarheid afdwaalt, wat doe je dan? Zeggen: nou, die en die, dat is ook al niets meer? Alles kan er maar mee door. Ze doen maar. Maar daar blijft het dan bij. U laat de afgedwaalde dwalen en dolen op een wég waarvan u weet: het einde is de ondergang. Doen we dat ook als we iemand in grote lichamelijke nood aantreffen? En je ziet dat de ziekte van zo'n mens onherroepelijk de dood ten gevolge heeft. Laat je dan zo iemand maar sterven? Nee. dan alarmeren we een dokter. Alles wordt op alles gezet om de ziekte tot stilstand te brengen.

Maar nu is er iemand die geestelijk op een dwaalspoor is geraakt. Als dat blijft doorgaan in dat leven, dan zal de geestelijke en de eeuwige dood onherroepelijk intreden. Moeten we dan ook niet ingrijpen? Hebben we dan geen verantwoordelijkheid voor elkaar? Als gemeenteleden onder elkaar. Maar ook als gemeente voor allen die buiten de gemeente en de inzettingen Gods zijn geraakt .zoals in onze dagen van miljoenen mensen om ons heen geldt. We zijn dan toch niet klaar door te klagen over de treurige tijd waarin we leven, door „ach en wee" te roepen over het grote verval dat zich allerwegen openbaart. Jacobus noemt iets anders: „indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald en hem iemand bekeert..." Daar ligt onze roeping. Zo iemand tot bekering roepen en brengen. Hem van zijn dwaalweg terug te roepen. Hem waarschuwen en vermanen dat zijn dwaalweg een weg des doods is. Hem wijzen op de enige Weg ten leven.

Eigenlijk, zo kunnen we zeggen, wijst Jacobus hier de gemeente op haar evangelisatorische roeping in het midden van een ondergaande Wereld. Onze wereld wankelt ten dode. De geest uit de afgrond zuigt massa's mensen mee ten verderve. De gemeente die bij het licht van het Woord Gods leeft, kan dat weten. Als ze geen oogkleppen opzet, dan ziet ze het voor haar ogen gebeuren. Trouwens, die geest uit de afgrond dringt ook steeds meer op binnen de gemeente zelf. Jacobus alarmeert ons. Zet het licht op rood. Maar hij bedoelt niet dat we voor dat rode licht halt moeten houden en alles maar op zijn beloop moeten laten. Zo in de geest van „na ons de zondvloed". Nee, „...en hem bekeert. .." De gemeente Gods heeft een Woord van haar God ontvangen bestemd voor deze wereld. Ze zal de bazuin aan haar mond hebben te zetten en ze zal hebben op te roepen tot bekering. Niet als Jona eenmaal morrend en mokkend door de straten van Nineve liep, maar bewogen, vanuit de wetenschap van de schrik des Heeren: „Laat u met God verzoenen".

Dus, twee zaken snijdt Jacobus hier aan. We hebben als leden van de gemeente van Christus op elkaar toe te zien. Niet vanuit de hoogte, niet betuttelend en liefdeloos. Maar vanuit de liefde. „Laat ons op elkander acht nemen tot opscherping der liefde en der goede werken". Als we elkaar zien dwalen, niet achter eikaars rug om daarover roddelen. Maar in de geest der liefde vermanen waar nodig en vereist.

In de tweede plaats wijst Jacobus de gemeente op haar taak in deze wereld. Al die mensen in onze gemeente die zich van de kerk en het Woord Gods hebben afgekeerd, zullen we hebben terug te roepen van de dwaling huns wegs. Ze niet ongewaarschuwd laten omkomen op hun wegen des doods. Een moeizaam en moedeloos werk vaak, zeker. Maar we hebben het te doen omdat God het ons opdraagt in Zijn Woord. Hier bij monde van Jacobus. Wie door genade zelf gered en behouden mocht worden uit zo'n grote nood en dood, kan niet zomaar zijn medemensen in de kuil van een eeuwige ondergang zien zinken.

Wel, wie de zegen mag smaken, dat het vermanend woord door God gezegend werd, „die wete dat degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van de dood zal behouden..." Wat een vreugde geeft God in het hart wanneer ons woorévrucht draagt. Een ziel van de dood behouden. Dat is me even wat. „Een ziel" daarmee wordt bedoeld: een mens, een leven. Een mens voor de eeuwigheid geschapen. Die dreigde weg te zinken in een eeuwige nacht. Die mens behouden. Middellijkerwijs door ons woord. Een ziel behouden. Een ziel gered uit de klauwen van satan. Bevrijd uit de macht der zonde. Misschien heeft een van u wel eens het genoegen mogen smaken een kind van een verdrinkingsdood te redden. Bijna verdronken. U zag het. U kon het nog net grijpen. Maar hier staat: een ziel behouden. Behouden van de eeuwige toorn Gods. Dat is nog yeel rijker. Is dat niet al onze inspanning en teleurstelling waard. Al was het dan maar één ziel. Al ketsen dan duizend woorden van ons af op onverschilligheid en er is één woord dat door Gods genade neervalt in de ziel van een mens is dan niet al onze moeite voor eeuwig beloond? Een ziel van de dood behouden.

We zeggen weieens: enade maakt gunneftd. En dat is helemaal waar. Iemand die de zonden van een broeder of zuster loopt uit te bazuinen en zo mogelijk nog erger te maken, weet niet wat genade is. Genade leert niet de zonde uit te bazuinen, maar ze te bedekken. Een uitlegger schrijft: Terecht wijzen wil ieder wel. We zijn vaak vele meesters (3:1). Terecht brengen is heel wat anders". Wie weet en geleerd heeft hoe ver hij zelf was afgedwaald, hoe diep hij zelf gezonken was, maar die er ook van weet opgezocht te zijn door de opzoekende liefde van de grote Herder der schapen, die wil alleen maar dat ook anderen van hun dwalingen zullen worden teruggebracht.

Tenslotte heeft dit alles nog een laatste doel: „...en menigte der zonden zal bedekken". Iemand heeft in dit verband de zonde vergeleken met een bepaald plantje in je tuin. Dat vermenigvuldigt zich onrustbarend. Zo is het ook met de zonde. Een menigte van zonden, zegt Jacobus. Ja, het begint soms klein. Dat je zegt: moet ik daar nu over vallen. Maar uit zo'n verkeerde wortel kan zo ontzettend veel kwaad voortkomen. En ook daarom hebben we elkaar van een dwaalweg terug te roepen. Het gaat met de zonde van kwaad tot erger. Iemand heeft eens gezegd: het is net als met een auto, je begint in de eerste versnelling, maar binnen de kortste tijd zit je in de vierde versnelling. Daarom, terug roepen. Dat bedekt een menigte van zonden.

Door dit slot van Jacobus' brief heen klinkt het lied der liefde van Paulus. De liefde bedekt alle dingen. Omdat de liefde uit het geloof spruit dat weet van de bedekkende kracht van Christus' bloed. Onder Zijn bloed is een eeuwige bedekking. Jacobus noemt Christus hier niet. Dat is hem wel verweten. Maar dat is toch een misvatting. Jacobus doelt hier op de omgang die Christenen

onder elkaar kennen. En een waar Christen is toch iemand die er weet van heeft dat zijn zonde voor eeuwig bedekt is. Maar die bedekking door Christus' bloed maakt ons vergevingsgezind onder elkaar. Ook wij leren toedekken onder de mantel der liefde.

En zo eindigt deze brief typisch voor Jacobus: Zijt niet alleen hoorders des Woords, maar ook daders des Woords. Geloof zonder vruchten is een leeg geloof. We danken God dat Hij ook deze brief voor ons bewaard heeft in Zijn Woord. Om dit Woord te doen. Tot eer van God. Tot opbouw van Zijn gemeente. Tot heil der wereld.-

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De liefde bedekt alle dingen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's