Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het drievoudig ambt van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het drievoudig ambt van Christus

10 minuten leestijd

(8)

CHRISTUS DE HOGEPRIESTER

„Wij geloven dat Jezus Christus een eeuwige Hogepriester is." Met deze volzin begint art. 21 van onze Ned. Gel. Bel., als zij et tweede van het drievoudig ambt van hristus ter sprake wil brengen.

De rijke inhoud van het priesterlijk ambt an Christus is met deze éne zin op de kortte formule gebracht.

Christus is de eeuwige Hogepriester. De eid. Cat. spreekt in hetzelfde verband van e enige Hogepriester (Zondag 12).

Enig en eeuwig zijn onlosmakelijk met elaar verbonden.

Wat van geen enkele priester gezegd kan worden, dat hij enig en eeuwig is, geldt ten volle van Christus, de Hogepriester onzer belijdenis.

Dit werpt direct al een bijzonder licht op het priesterlijk ambt van de Heere Jezus.

Het is in géén geval de bedoeling om Christus' priesterlijk ambt los te maken van het voorgaande profetische en het volgende koninklijk ambt.

We kunnen dus wel genuanceerd, maar in geen geval geïsoleerd over het Hogepriesterschap van Christus spreken.

Naar het profetisch ambt is Hij gekomen om zondaars te roepen tot bekering; Zijn priesterlijk ambt houdt in dat Hij voor deze geroepen zondaars zijn ziel geeft tot een rantsoen, een losprijs voor velen; terwijl Hij in zijn koninklijk ambt over zijn duurgekochte kerk regeert, haar beschermt en onderhoudt, en bewaart tot de volkomen verlossing. (Al zitten er natuurlijk aan het koninklijk ambt van Christus veel meer aspecten, waarop we later hopen terug te komen.)

Nu gaat het er ons om u te laten zien dat geen der drie ambten op zichzelf staat. De afzonderlijke bespreking van elk der drie ambten mag in geen geval leiden tot verzelfstandiging.

We leggen hier maar weer de nadruk op,

omdat juist het hogepriesterlijk ambt van Christus het meest aangevochten ambt is.

Eigenlijk is dit altijd al zo geweest. In de tijd dat Jezus nog op aarde was is Hij daarin misverstaan, door de Joden niet alleen, nee, ook door zijn eigen discipelen. Meermalen zegt „men" van Hem dat Hij een profeet is, daar wil men tot op zekere hoogte nog wel aan. Ook begeert men Hem vaak als koning en koestert men hoge verwachtingen van Hem als bevrijder.

Maar als het hart van het evangelie wordt blootgelegd, als Hij tot de geraakte bijvoorbeeld zegt: „uw zonden zijn u vergeven", dan zeggen de mensen: „wie is deze, dat Hij ook al de zonden vergeeft? " Men bedoelt dan: wat verbééldt Hij zich wel.

Zo gaat het iedere keer, waar Christus de schuldvergevende liefde openbaart en zijn priesterlijk hart ontsluit.

Christus' eigen discipelen zijn van dit verzet niet eens vrij te pleiten. De één voor de ander begreep er niets van dat Hij zijn leven moest gaan offeren aan hetjkruis. Geen van allen verstond dat en waaróm Christus moest lijden. De Emmaüsgangers zijn er ook na Pasen een sprekend voorbeeld van. Pas door de Geest van Pinksteren wordt het ze duidelijk, beide waarom en waartoe Christus zijn leven moest geven aan het hout der schande.

Zo is het doorgegaan. Paulus schrijft dat de gekruiste Christus de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid is, maar slechts hun die geloven beide de kracht Gods en de wijsheid Gods.

De strijd in de kerk door de eeuwen heen heeft in hoofdzaak zich afgespeeld op dit terrein, waar slechts sprake kan zijn van verzoening door voldoening. Door overdreven nadruk te leggen op het profetisch en het koninklijk ambt van Christus, werd het hogepriesterlijk ambt van zijn centrale plaats verdrongen en de prediking der verzoening geëlimineerd.

Het verzet tegen wat men in de 19e eeuw smalend „bloedtheologie" noemde, leeft in onze dagen weer sterk onder de naam „nieuwe theologie". Als Profeet wil men Christus nog wel accepteren. Wat Hij de wereld leert door woord en voorbeeld is voor de mensen van uitzonderlijke betekenis.

In zekere zin wil men Christus ook nog wel erkennen als Koning van het rijk, dat in de omverwerping van de huidige structuren gestalte moet krijgen, en door ons mensen verwezenlijkt dient te worden.

Zo wordt met name de leer der verzoening, waar Gods kerk haar enige troost in vindt beide in leven en in sterven, radicaal van de hand gewezen en Christus als de enige en eeuwige Hogepriester miskend en uitgeworpen.

Het getuigenis der Schrift

Tegenover deze onschriftuurlijke dwaling zullen wij als Kerk ons hebben te oriënteren op, en vast te houden aan het getuigenis van de heilige Schrift.

Het priesterschap als zodanig vindt evenals het profetisch ambt zijn wortels diep in het O.T. In de dienst van tabernakel en tempel stond het ambt van de priester centraal; en daarmee verbonden de gedachte aan verzoening en bloedstorting, zonder welke van geen vergeving der zonden sprake kon zijn. We gaan daar nu niet dieper op in. De lezer zal bekend zijn hoe priester, altaar en offer het middelpunt vormden van de oud-testamentische eredienst.

De inhoud van deze priesterlijk-ambtelijke bediening kan met drie woorden omschreven worden: offeren, bidden en zegenen.

Nu stond dit priester-ambt, waarin de hogepriester wel de voornaamste plaats innam, niet op zichzelf. M.a.w. het had niet slechts betekenis voor het heden, het zag uit en riep om de toekomst, om de enige Hogepriester.

Het was — hoe rijk ook het licht van de Godsopenbaring, die sprak van verzoening en vergeving en voldoening, er door heen straalde — schaduw van het licht.

Het is vooral de Hebreënbrief, die ons de betekenis van dit alles niet alleen nader verklaart, maar juist laat zien hoe het hogepriesterlijk ambt in Christus is vervuld. Vervuld op een wijze die in menig opzicht, we kunnen beter zeggen in alle opzichten, het oud-testamentische priesterschap te boven gaat.

We kunnen dus zeggen dat het hogepriesterlijk ambt van Christus al in het O.T. terug te vinden is. Méér nog, het profetisch getuigenis wijst Hem als dè Hogepriester aan. „De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: ij zijt Priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek, d.w.z. niet krachtens afstamming en successie (opvolging van geslacht op geslacht) als Aaron en zijn zonen, maar krachtens een heel bijzondere roeping en aanstelling (Ps. 110 : 4).

Waar dit zo is gaat het hogepriesterschap van Christus nog veel verder terug en heeft de Catechismus gelijk als hij in Zondag 12 zegt dat Christus gezalfd is tot onze enige Hogepriester, die ons met de enige offerande zijns lichaams verlost heeft en voor ons met zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader. Mèt het profetisch en koninklijk ambt gaat het priesterlijk ambt van Christus dus terug tot de eeuwige Raad des vredes. Een zeer diepe en troostrijke gedachte voor het geloof van Gods gemeente.

Terecht is er op gewezen dat we dit vooral ambtelijk moeten verstaan, d.w.z. dat het priesterambt van Christus weliswaar vóór God, maar ook en vooral némens God, in de opdracht van Gods eeuwige Raad en krachtens zijn liefde wordt vervuld.

Het is dan ook van wezenlijk belang dat, waar de schrijver van de Hebreënbrief zo uitvoerig spreekt over Christus als Hogepriester, hij daarvoor directe aansluiting vindt bij de genoemde profetie uit Psalm 110 en dit woord tot driemaal toe citeert, namelijk in hoofdstuk 5:6; 20 en 7:21.

We schreven reeds een en andermaal dat het Hogepriesterschap van Christus enig en eeuwig is. Beide gedachten werkt de Hebreënbrief uitvoerig uit.

Enig in de betekenis van uniek is het priesterlijk ambt van Christus, omdat Hij Middelaar is van een beter, dat is van het nieuwe verbond.

In hfdst. 7:22 lezen we: Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden."

Aan deze uitdrukking geeft de schrijver dan een nadere uitwerking in hfdst. 8:6—13. Daarbij teruggrijpend op de belofte uit Jer. 31, waar de wet van God een plaats krijgt in het hart van het verloste volk en de kern van dit verbond bestaat in de belofte: Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn en hun zonden en overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken."

Als nu Jezus de Borg en Middelaar van dat nieuwe verbond genoemd wordt betekent dit, dat door de kracht van Zijn offer en bloed de vergeving der zonden bewerkstelligd is en de vrucht van het wandelen in de rechten en inzettingen des Heeren die daaruit voortvloeit gewaarborgd.

Waar het nieuwe komt is dan ook geen plaats meer voor het oude.

Christus' Hogepriesterschap is ook enig, omdat Hij de priester en de hogepriester van het oude verbond ver overtreft.

In de eerste plaats omdat alle priesters in het O.T. mensen waren, zwak, sterfelijk en vergankelijk. Men was priester tot zijn dood en uiteraard niet langer. Na de één kwam de ander. Iedere hogepriester werd "uit de mensen genomen". Het mens-zijn van de priester wees er al op dat het priesterschap van Aaron een vergankelijk priesterschap was. Dat het eens verdwijnen zou lag in het sterven van ieder priester al opgesloten.

Dat het als zodanig riep om een onvergankelijk priesterschap eveneens. „Want de wet stelt tot hogepriester mensen die zwakheid hebben" (7 : 28). En in hetzelfde vers vervolgt de schrijver dan: maar het woord der eedzwering, die na de wet gevolgd is, stelt de Zoon die in der eeuwigheid geheiligd is."

Met dit woord „der eedzwering" doelt hij duidelijk op Psalm 110 : 4 (zie boven).

En na een duidelijke overeenkomst getrokken te hebben tussen Melchizedek en Christus, laat hij dan zien het eeuwigheidskarakter van dit priesterschap, dat het ook tot een enig of uniek priesterschap maakt. Want tegenover het vergankelijke priesterschap van Aaron en zijn geslacht (dat der Levieten) staat het onvergankelijk priesterschap van Christus. En hoewel de Hogepriester Christus ook met menselijke zwakheid omvangen is geweest, om de broederen in alles gelijk te kunnen zijn, hoewel Hij zich in de vleeswording op één lijn met de zondaars heeft gesteld, toch blijft Hij de Zoon van God. Zeker, Christus is evenals - Aaron en alle priesters door God tot het priesterlijk ambt geroepen, gezalfd, aangesteld en bekwaam gemaakt. Maar Hij was geen mens zonder méér.

Hij was de Zoon van God in ons vlees. God heeft bij de zalving tegen Hem gezegd niet alleen: „Gij zijt Friester, maar Gij zijt Priester in eeuwigheid"; en dat juist ook omdat God in één adem er bij kon zeggen: „Gij zijt Mijn Zoon." Dit zoonschap van Jezus Christus geeft aan zijn hogepriesterschap de méérwaarde boven het hogepriesterschap van Aaron. Het maakt dat heel zijn priesterlijk ambt eeuwigheidswaarde heeft.

Vervolgens is het Hogepriesterschap van Christus „enig", omdat, waar de priesters dagelijks en eeuwenlang en de hogepriester

jaarlijks (en ook eeuwenlang) offers moesten brengen, Hij met één offerande in eeuwigheid volmaakt heeft degenen die geheiligd worden.

De vele offers lieten zien hoe ontoereikend die waren en dat het bloed van stieren en bokken de zonden nimmermeer kon wegnemen...

Maar Christus overtreft Aaron hierin dat door Hem het éne offer is gebracht, waar God in de hemel genoegen mee nam en waar de verlossing door bloedstorting — want zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving — voor altoos in verankerd ligt.

Een derde aspect van de enige Hogepriester is dat Hij Priester en Offer, Offeraar en Offerande tegelijk is. Christus offert zichzelf. Éénmaal, onbetaalbaar en onherhéélbaar. Het is een offer van een mensenleven aan God, maar tegelijk „een gebeuren van God, in God, tot God" (Miskotte).

Christus offert zichzelf. Éénmaal, onbetaalbaar en onherhéélbaar. Het is een offer van een mensenleven aan God, maar tegelijk „een gebeuren van God, in God, tot God" (Miskotte).

In de tijd, maar met eeuwige geldigheid die de eeuwige Geest er aan verleent.

Zo brengt Hij alle offers tot gelding en schaft ze tegelijk af. En het voorhangsel des tempels scheurde van boven naar beneden.

Zijn zelfofferande betekent dan ook: Verzoening door Voldoening.

N.Tonge.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het drievoudig ambt van Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's