Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemeente in verval*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente in verval*)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze dagen wordt veel gesproken over de nood van de wereld die van God is afgevallen en die zich uitleeft in allerlei zonden en ongerechtigheden, die openlijk bedreven worden Schaamteloos gaat men voort op de weg van de zonde. En ook dit woord van Christus zien we in vervulling gaan: „En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden."

Want zou dit eigenlijk niet de grootste nood van de wereld zijn, dat de kerk zover is afgeweken van de Heere en Zijn ware dienst en dat de gemeente zo vervallen is, zodat ze niet openbaar komt als de bruid van de hemelse Bruidegom, zodat ze geen trouwe getuige is van de Heere Jezus Christus en Die gekruisigd, zodat ze niet door woord en daad lokt tot die Zaligmaker van zondaren, Die gekomen is om ons te redden van het verderf dat we verdiend hebben en te schenken het eeuwig zalig leven in gemeenschap met God, dat ons uit genade geschonken wordt. Het is bijzonder verdrietig dat we moeten spreken over „de gemeente in verval." En daarom zo verdrietig omdat de gemeente zoveel zou kunnen betekenen voor de wereld-in-nood van onze dagen. Juist nu zou de kerk moeten wezen „een stad op een berg" die van verre gezien wordt en „een licht op de kandelaar" dat helder schijnt in het midden van de wereld die in duisternis verkeert. Zo immers kunnen zondaars gelokt worden om de wereld en de zondagsdienst te verlaten en zich te bekeren tot de Heere om in de voetstappen " van de Heere Jezus Christus te gaan wandelen.

Ja, dat is erg dat er zoveel verval in de wereld openbaar komt, dat men zich openlijk verzet tegen God en Zijn Christus, tegen Zijn wetten en inzettingen.

Maar veel erger is het dat er zoveel verval in de kerk van onze dagen openbaar komt, ja onder zovelen die wel de naam van Christus dragen, maar die nu toch openbaren Hem niet toe te behoren. En wanneer we vandaag samengekomen zijn om te bidden, dan zullen we moeten vragen of de Heere door Zijn Heilige Geest Zijn kerk en gemeente in alle waarheid wil leiden, opdat

*) Toespraak op de landelijke dag van gebed op 11 oktober jJ. in de Domkerk te Utrecht.

ze zal wederkeren tot de gehoorzaamheid aan Gods Woord en tot het rechte evangelie van de Heere Jezus Christus, Die door Zijn verzoenend lijden en sterven vergeving en verlossing bereid heeft voor allen die in Hem geloven en op Hem vertrouwen.

Er zijn van die Schriftgedeelten die ik alleen maar met grote ontroering kan lezen. En daarbij hoort ook Amos 7. Daar vertelt de profeet van enkele visioenen die hij gezien heeft, die de Heere hem heeft doen zien. In die visioenen worden oordelen getekend die over Israël moeten komen vanwege de ontrouw en de zonde en de ongerechtigheid en de afgodendienst van dit volk, dat de Heere Zichzelf verkoren had uit alle volkeren van de wereld opdat het Hem zou dienen en gehoorzaam in Zijn wegen zou gaan.

Zo ziet Amos allereerst een groot leger sprinkhanen komen, die verschrikkelijke plaag van die dagen, waardoor er hongersnood zou komen omdat het voedsel zou ontbreken voor mens en beest. En toen hij besefte wat deze plaag zou betekenen viel Amos op de knieën, roepende: „Heere, Heere, vergeef toch, wie zou van Jakob blijven staan want hij is klein."

Wat een kostelijk gebed was dit. Wij zouden misschien gevraagd hebben: „O Heere, neem toch alstublieft die sprinkhanen weg, laat ze toch niet al het kruid des velds opeten, zodat we van honger omkomen. O Heere God, die sprinkhanen..." Maar dat bidt Amos niet. Hij smeekt: „Heere, Heere, vergeef toch...!" Want die sprinkhanen zijn nog lang het ergste niet, maar de zonde en de schuld van het volk, dat is het ergste. En daarom: „Heere, vergeef toch!"

In een tweede visioen ziet hij een vuur komen dat alles dreigt te verteren. En hoewel hij weet dat het oordeel verdiend is, smeekt hij toch: „Heere, Heere, houd toch op; wie zou er van Jakob blijven staan, want hij is klein".

Ook een ootmoedig en nederig gebed. En de Heere wil die gebeden verhoren. Hij trekt _ met Zijn oordeel niet door. Dat is juist zo groot en zo heerlijk, dat de Heere Zich wil laten verbidden. Dat geeft ons moed en krachten om vandaag ook zo tot de Heere te komen, zo ootmoedig en zo klein en zo arm in onszelf en zo schuldig omdat het niet alleen de wereld is, maar ook de kerk en ook wij persoonlijk, die zozeer gezondigd hebben en gedaan hebben dat kwaad is in Gods oog.

Maar dat derde visioen moet ons nog meer ontroeren. Want wanneer we ons niet bekeren, wanneer we ons verharden, wanneer we op zondige wegen blijven gaan niet alleen als volk, maar ook als kerk, dan kan immers het oordeel niet uitblijven. En dan zal er ook een dag komen dat we niet meer kunnen bidden.

Zo gaat het nu met Amos, want nu komt de Heere zelf Zijn volk bezoeken. Die sprinkhanen waren erg, maar daartegen kon men nog bidden. En dat verterende vuur was erg, maar vanwege die nood kon men ook nog roepen tot de Heere. Maar nu staat de heilige God daar Zelf met een paslood in Zijn hand._De profeet ziet de Heere God op een muur staan, die naar het paslood is gemaakt, het paslood dat de bouwvakkers gebruiken om de muren recht op te trekken. Dat paslood verschrikt Amos. Wanneer de Heere hem de vraag stelt: „Wat ziet ge, Amos? ", dan spreekt hij niet van de Heere of van de muur waarop Deze staat, maar dan stoot hij het uit: „Een paslood". Want met dat paslood zal de Heere gaan meten of de muren nog wel recht staan, of alles nog wel geschiedt overeenkomstig Gods wetten en inzettingen. En Amos weet hoe dat verder zal gaan. Want hij weet van de zedelijke verwildering van het volk, hij weet van de eigenwillige godsdienst die men heeft, hij weet van de zonde en de ongerechtigheid... En nu komt de Heere met het paslood meten. Nu komt de Heere meten of de muren van de kerk, de muren van Zijn gemeente, nog wel recht zijn. En Amos schrikt en beeft wanneer hij dat paslood ziet, want nu zal de Heere wel met Zijn oordeel door moeten trekken. En als God met ons in 't recht wil treden, en gadeslaan onz' ongerechtigheden, wie van ons zal dan voor die heilige God kunnen bestaan? Wanneer de Heere met het paslood komt in ons leven, in het leven van ons volk, in het leven van de kerk, dan is het verloren, dan zal alles worden afgekeurd en gesloopt. Dan is er geen hoop en geen verwachting meer, tenzij in de weg van de bekering, in de weg van de wederkeer. Want ook in dit derde visioen is nog genade. De Heere laat het aan Amos zien voordat Hij komt. De oordeelsbazuin is ook genade. Al is het bijna middernacht, nog kunnen we onze Rechter om genade bidden. Nog mogen we, in de weg van verbreking en verbrijzeling tot de Heere komen en smeken om genade voor recht. Nog mogen we onze toevlucht nemen tot de Heere Jezus Christus, die Borg en Middelaar, Die alles volbracht heeft tot vergeving en verzoening voor Zijn volk, Die een gerechtigheid heeft aangebracht waarin mogen delen allen die in Hem leren geloven. En die gerechtigheid is volkomen en dat werk van Christus kan het paslood verdragen. Maar alleen bij Hem zijn we veilig tegen het oordeel. En alleen bij Hem kunnen we bidden en in Hem hebben we een grote Voorbidder bij de Vader. Wie als een arme en verloren zondaar tot Hem komt, wie zijn

leven leert verliezen aan Hem, die zal behouden worden en die zal ook een ander En nu kom ik ook nog tot een ander Schriftgedeelte. Vanouds heeft ook de geschiedenis van Nehemia mij geboeid, die moedige hoveling aan het hof van de Perzische vorst, die gehoord heeft dat ook na de terugkeer van een deel van Israël uit de ballingschap Jeruzalems muren woest zijn büjven liggen zodat de stad in diep verval terneer ligt. Op zijn verzoek mag hij van de koning naar Jeruzalem gaan en als hij daar aangekomen is, gaat hij terstond op onderzoek uit en dan ziet hij pas goed hoe vervallen de muren van de stad ziin en hoe hopeloos alles er uit ziet. Maar daarbij is er iets dat ons bijzonder moet treffen. Nehemia wil de schuld van zijn volk meedragen. Daar is dat ontroerende gebed: „... en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israëls, die wij tegen U gezondigd hebben, ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd, wij hebben het ganselijk tegen U verdorven en wij hebben niet gehouden de geboden, noch de inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden hebt... och Heere, laat toch Uw oor opmerkende zijn op het gebed Uws knechts en op het gebed Uwer knechten die lust hebben Uw Naam te vrezen..."

Dat het leven van ons Nederlandse volk zo weinig meer het stempel van Christus laat zien, dat er alleen nog maar sporen van over zijn, hier en daar een oud brok fundament, maar verder zo'n geestelijke en zedelijke verwildering is erg.

Maar dat ook de gemeente zo vervallen is, dat er van de kerk zo weinig invloed uitgaat op het volksleven, dat er zoveel ontrouw is in de prediking van het evangelie, dat de kerkgangers dikwijls alleen maar stenen voor brood krijgen, dat het evangelie der verzoening in het bloed van Christus veracht wordt, dat een politieke prediking gebracht wordt met een uitzicht op een humanistischmarxistisch-rood gekleurd paradijs dat de mens zichzelf verwerven zal, dat is nog veel erger.

En we zullen de kring nog nauwer moeten trekken. Want wanneer de Heere met het paslood zal komen op onze muren, wanneer de Heere hier bij ons komt meten, zouden er dan ook niet veel vervallen muren zijn, brokkelige muren, bressenv in de muren, zoals Nehemia dat alles vond in de muren van Jeruzalem? Zijn er ook bij ons niet veel verzakte poorten en muren, verval en achteruitgang en hebben ook velen van ons niet de eerste liefde verlaten?

Hoe staat het met onze gezinnen. Lezen en bespreken we trouw het Woord Gods met elkaar? Hebben we nog wel onze huisgodsdienstoefeningen en is ons gezin wel een huisgemeente waar de Heere innig aangeroepen wordt, waar Zijn Naam geloofd en geprezen wordt, waar we met elkaar zoeken de genade van de Heere Jezus Christus? Hoe staat het met de heiliging van de rustdag? Is ze nog een bron van kracht en zegen voor de gemeente die saamvergaderd is? En spreken we nog wel met elkaar over de geestelijke dingen tot onderlinge opbouwing van het geloof? Wanneer het in onze gezinnen .niet goed gaat en wanneer we niet samen de Heere zoeken, hoe zou het dan met de gemeente goed kunnen gaan?

Wanneer we zo eens. net als Nehemia, aan de muren gaan brokkelen, zou et dan niet veel openbaar komen dat verkeerd en zondig is. Leven wij dicht bij de Heere? Verootmoedigen wij ons voor het aangezicht van onze God? Weten wij ons schuldig aan al Zijn geboden? Hebben wij geleerd dat we alleen van genade kunnen leven? Hebben wij de Heere leren zoeken? Zijn wij van de Heere gevonden, zodat we moesten uitroepen: Aan mij, de grootste der zondaren, is barmhartigheid geschied? Worden wij geleid door de Heilige Geest? Brandt in ons dat vuur van de Geest? Is ons hart vervuld met de liefde Gods? En vertoont ons leven de gestalte van de Heere Jezus Christus? Wanneer we eens gaan brokkelen aan al die muren, zullen we dan niet tot de ontdekking komen dat er veel fout en veel verkeerd is, moeten we dan niet onze zonden belijden en moeten we dan niet tot de Heere gaan roepen uit onze nood om vergeving? Want wij behoren bij de kerk en bij de gemeente. We kunnen ons niet aan de verantwoordelijkheid onttrekken! We mogen er nooit boven gaan staan met de gedachte dat wij het er zovéél beter afbrengen dan de anderen. Ook wij zullen het iedere dag weer moeten leren dat we alleen van genade kunnen leven.

Er is nog niets. De Heere zegt in Zijn Woord dat Zijn volk alléén moet wonen. Dat is eigenlijk hetzelfde wat Paulus schrijft: Gij geheel anders! Als christenen moeten we anders leven dan de wereld. We moeten de gestalte van Christus vertonen. En dat komt openbaar in liefde tot God en de naaste. We hebben andere levensgewoonten, andere ontspanning, andere levensopenbaringen dan zij die de wereld liefhebben. En dat is ook een stuk van het verval van de kerk. Velen leven net als de wereld, velen vertonen de gestalte van de overste van de wereld, maar niet die van Christus. Maar we worden geroepen om de wereldgelijkvormigheid te vermijden en als een heilig en priesterlijk volk te leven.

Wanneer de Heere Zijn paslood aan ons leven aanlegt, dan zullen we onze nood en onze schuld en onze ellende zien. Maar wat een zegen wanneer we het bij het licht van de Heilige Geest leren zien dat we mee schuldig staan, zoals ook Nehemia het zag. En wanneer we het echt zien, dan zullen we ons ook bekeren, dan zullen we onze toevlucht nemen tot de Heere Jezus Christus, dan zal de Heilige Geest ons leiden tot het Lam Gods, Wiens bloed reinigt van alle zonde, dan zullen we tot nieuwe mensen worden, dan zullen we ook onze taak en roeping zien. Dan horen we het Nehemia zeggen: „Gij lieden ziet de ellende waarin we zijn, dat Jeruzalem woest is en zijn poorten met vuur verbrand zijn: komt en laat ons Jeruzalems muur opbouwen, opdat we niet meer een versmaadheid zijn."

De Samaritanen hebben Nehemia uitgelachen. Wat zou zo'n handjevol Joden nu kunnen bereiken? Maar Nehemia heeft vol van geloof en van de Heilige Geest gezegd:

God van de hemel. Die zal het ons doen gelukken. en wij, zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen...

Bouwen is beter dan klagen.

Wanneer we klagen over het verval van de gemeente, over de nood van de prediking, over de teruggang van het geestelijk leven, over het diepe verval ook van ons volksleven, laten we dan die nood uitklagen aan de Heere, laten we die nood neerleggen aan de troon der genade. En laten we dan ook zelf mee in de schuld komen en laten we smeken om genade, zoals Amos deed: Heere, Heere, vergeef toch!, en zoals Nehemia deed: ... ook ik en mijns vaders huis hebben gezondigd. Laten we dan bidden om de Heilige Geest, opdat Hij ons leiden en leren en krachten geven mag. Want Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht. En door die grote Voorbidder Jezus Christus, die Hogepriester Die Zijn dierbaar bloed gestort heeft en Zichzelf geofferd heeft, Die alles volbracht heeft en Die ook voor ons bidt, zullen we alles ontvangen, zodat we zeggen kunnen: „God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij. Zijn knechten zullen ons opmaken en bouwen..."

Zo krijgen we uitzicht op de toekomst, op het nieuw Jeruzalem, waar al Gods kinderen eens zullen wonen, bekleed met het witte kleed van Christus' gerechtigheid. Dan zal er geen gebrek, geen vlek en geen rimpel meer zijn in Gods gemeente. Dan zal God en Zijn Christus in ons midden zijn. Dan zullen we God eeuwig dienen en loven in volmaaktheid. O, wat kunnen we soms verlangen: Kom, Heere Jezus! Want het is door Hem, door Hem alleen, om 't eeuwig welbehagen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De gemeente in verval*)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 oktober 1975

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's