Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brandende harten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brandende harten

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zy zeiden tot elkander: as ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg, en als Hy ons de Schriften opende? En zy opstaande terzelfder ure, keerden weder naar Jeruzalem en vonden de elven samen vergaderd en die met hen waren; welke zeiden: e Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien. En zy vertelden hetgeen op de weg geschied was, en hoe Hij hun bekend geworden was in het breken des broods. En als zy van deze dingen spraken, stond Jezus zelf in het midden van hen en zeide tot hen: rede zy ulieden. Lucas 24:32-36.

Brandende harten

Bekend is de Paasgeschiedenis van Lukas 24, handelend over de ontmoeting van de Opgestane met de Emmaüsgangers. Op de weg van Jeruzalem naar Emmaüs, ongeveer twee uur gaans, spraken deze beide mannen met elkaar over de kruisiging van hun grote Meester, Die het land was doorgegaan, goeddoende. Over die kruisiging had heel Jeruzalem overeind gestaan. En nu was daar dat wondere gerucht, wat ze tot hun ontsteltenis gehoord hadden van vrouwen, die van engelen gehoord hadden, dat Hij leefde. Maar Hem zagen zij niet. En het graf was leeg. Daarover nu spraken de twee en daarover ondervraagden zij elkander. En zij waren maar droevig!

Daar voegde zich iemand bij hen, hetzij dat zij hem ontmoetten, hetzij dat hij hen achterop kwam, die vroeg waarover zij het zo druk hadden en waarom zij zo treurig ex bij liepen. Dat was vriendelijke belangstelling van de Vreemdeling, die wel niet door de wandelaars herkend werd, maar Die Zijn leerlingen wel degelijk kende. Kleopas was de naam van de één, de naam van de ander is ons onbekend. Kleopas antwoordt op de vraag van de Onbekende: „Weet U niet wat er allemaal in Jeruzalem gebeurd is? " Bent U dan vreemd in Jeruzalem? Als dan de Vreemdeling vraagt welke dingen daar gebeurd zijn, dan antwoordt het tweetal als uit één mond of elkaar in de rede vallend of aanvullend: De dingen aangaande Jezus de Nazarener, Welke een profeet was, krachtig in woorden en in werken, voor God en al het volk en hoe onze overpriesters en oversten (met welke achting spreken zij ondanks alles nog van hun leidslieden) dezen overgeleverd hebben tot een oordeel des doods en Hem gekruisigd hebben. En wij hoopten, dat Hij was degene die Israël verlossen zou. Doch ook bij dit alles, is het heden de derde dag, sinds dat geschied is. En nu hebben sommige vrouwen ons ontsteld door hun woord, dat zij van engelen gehoord hebben, dat Hij leeft. En sommigen onzer gingen naar het graf en vonden dat inderdaad leeg. Maar Hem zagen zij niet.

Dan neemt de Vreemdeling het woord. „O onverstandigen en tragen van hart om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben! Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? En begonnen hebbende van Mozes en al de profeten, legde Hij hun uit al hetgeen van Hem gesproken werd."

Gekomen aan Emmaüs ging Hij na enige aarzeling met hen in, zekerlijk, hun huis. 't Was immers avond. Daartoe dwongen zij Hem. En als Hij met hen aanzat brak Hij het brood en zegende het en gaf het hun. En toen gingen hun ogen open en kenden zij Hem. Maar mèt verdween Hij uit hun gezicht.

Toen wisten zij: dit was Hij Zelf. Dit was de Heere. En beiden erkenden: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende? Dat was een tocht van enkele uren en het onderwijs moet dus zeker ook wel enige uren geduurd hebben. Hoe lang duurt Schriftuitleg niet? En dan een Schriftuitleg van Christus en Christus alleen! Dat is toch voor wezenlijk levende zielen als dit tweetal de enige zaak, die ze zochten en die hun ter harte ging. Zij hadden het toch zelf gezegd: „Wij hadden gehoopt, dat Hij het was, Die Israël verlossen zou!" Welnu, die verlossing was nu geschied. Dit legde Hij hun uit, dat Hij niet dan alzo kon üjden en dat Hij niet dan alzo tot de heerlijkheid kon ingaan en dat zij niet dan alzo tot die heerlijkheid geleid konden worden, 't Was hün zaak, die Hij behandelde hier. Kunt u begrijpen dat dit hun hele hart in vuur en vlam zette? Daar begint iets te branden hier binnen. Het Woord slaat aan en het Woord gaat lichten hier binnen. Het Woord warmt hier binnen. Dat geeft een vlammende liefde, dat geeft een vlammende, een oplaaiende hoop, dat geeft een vlammend, een levend geloof. En dat geeft ook een brandend verlangen naar Hem, naar al Zijn werk: het één wordt zo dierbaar als het ander. Dat geeft een brandende hartstocht voor Hem en voor Zijn woord en voor Zijn werk, voor Zijn kerk met haar instellingen, voor Zijn volk, voor Zijn knechten, maar meest voor Hem. Zelfs Zijn vermaning: onverstandigen en tragen van hart om te geloven, was hun dierbaar.

Wederzijdse ontmoetingen

De Emmaüsdiscipelen gaan terstond als Jezus hun huis verlaten heeft besluiten om weer naar Jeruzalem terug te keren. Dit moesten zij gaan vertellen in de discipelkring. De opening van de Schriften, dat was wat hun harten deed branden, wat Hij sprak onderweg en in hun huis, dat was het wat hun harten deed branden. Dat was maar niet bij één het geval, maar bij beiden. In het vuur, dat in hen ontstaan was, namen zij dit besluit. Dat was nogal wat! Om een tocht van groot twee uren te voet weer te maken. Bij het vallen van de avond waren zij thuis (want daar waren zij gekomen, denk ik, gezien de maaltijd, die zij voor Hem bereidden!) en toen had de maaltijd de nodige tijd in beslag genomen en zo was dus de avond behoorlijk gevorderd. En om dan nu nog weer de tocht aan te vangen van groot twee uren, helemaal naar Jeruzalem, dat was nogal wat. Och, de echte Godsdienst ziet niet tegen wat tijd, tegen wat moeite, tegen wat vermoeienis op. Brandende harten kunnen nogal wat. En één ontmoeting met Jezus en het gadeloze wonder van Zijn opstanding uit de doden, , dat stelt tot alles in staat. Dan werkt de almachtige levenskracht van Christus in hen. Zij staan op ter zelfder ure. Zij wachten niet tot de volgende morgen. Zij gunnen niet zichzelf eerst de rust van de slaap en zij denken er niet aan, hoe laat in de avond hun aankomst in Jeruzalem zal vallen: zij gaan terstond. „Opstaande ter zelfder ure." Zij twijfelen niet, zij overleggen

niet. Zij gaan tegelijk op stap. ondernemende de grote tocht.

De zaak van hun Koning heeft haast.

Het geloof voor de anderen heeft haast.

Zij moeten weten, dat Hij leeft. Zij moeten vertellen van Zijn ontmoeting, van Zijn vermaning, van Zijn onderwijs. — Uit de Schriften. — Van Zijn opening der Schriften.

— En zij komen daar en vinden de elven inderdaad nog bij elkaar — de elven, Judas is daar niet meer bij, Judas leeft niet meer — en met hen waren ook anderen samenvergaderd. Wie en hoevelen weten wij niet, maar zij waren bijeen, laat ons zeggen: de kern van de gemeente. En die waren met dezelfde dingen bezig als die Emmaüsgangers gedreven hadden om tot hen te gaan. Wij treffen hier aan de gemeenschap der heiligen. Niet alleen dat deze mannen, die daar waren en die daar kwamen van dezelfde geestelijke instelling waren, maar zij werden ook door hetzelfde bewogen — en wat hen bewoog was Christus en Zijn werk: Christus en Zijn kruislijden, Christus en Zijn opstanding.

Voordat de Emmaüsmensen iets konden vertellen van wat hun wedervaren was, zeiden de saamvergaderden: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien." De hoofdzaak voorop: Jezus' opstanding, het bewijs daar achteraan: Simon heeft Hem zelf gezien. En dan vertellen zij hunnerzijds wat hun op de weg geschied was, de onderrichting uit de Schriften, de opening der Schriften en toen de opening van hun ogen, zodat zij Jezus herkenden, namelijk aan de breking des broods.

Wat is dat nog heden een zegen, als wij Christus in de Schriften ontdekken, Christus in Zijn lijden, Christus in Zijn opstanding. Dat is waarlijk de opening der Schriften. Dan zien wij Jezus wandelen in de Schriften, dan zien wij Jezus handelen, lijden en strijden in de Schriften, wij zien er Hem wezenlijk en levend in als de Opgestane. Wij horen Zijn stem, Zijn woorden al naar de weg, waarop wij gaan, al naar de toestand waarin wij verkeren, al naar de staat, waarin wij zijn. Wat komen dan ook de vermaningen bij ons aan, Zijn vermaningen: „O onverstandigen en tragen van hart om te geloven."

Maar dan moet men wel waarlijk tot de levende kerk behoren, dan moet men van Zijn discipelen zijn, van Hem geleerd, tot Hem bekeerd. Zonder dat branden de harten niet, zonder dat gaan wij niet met Hem over de weg. Zonder dat hebben wij geen betrekking op die levende gemeente. Dan zullen wij het ook niet wagen om te avond laat of bij nacht tot elkander te gaan om de goede boodschap van Zijn opstanding en leven te verkondigen, te bespreken. Zonder dat leven hebben wij al gauw genoeg aan een morgendienstje des zondags, mits dat niet te lang duurt.

'k Ben eeuwiglijk gedachtig aan Uw woord. Want ik ontving door Uw bevelen *t leven, 'k Ben d' Uwe, HEER'; geleid mij ongestoord, Behoud mij toch, naar 't woord aan mij gegeven. Ik heb met lucht Uw wetten nagespoord, En die gezocht, door Uwe Geest gedreven. Hoe zoet zijn mij Uw redenen geweest! Geen honing kan 't gehemelt' beter smaken; Alleen door Uw bevelen krijgt mijn geest Verstand van God en Goddelijke zaken: Dies heb ik al de leugenpaan gevreesd. En zal bedrog en slinkse wegen wraken.

Jezus Zelf in het midden

„En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in het midden van hen, en zeide tot hen: „Vrede zij ulieden."

Dit is de vijfde keer, dat de Heere op de opstandingsdag verscheen. Hij is gedurende de veertig dagen tot Zijn hemelvaart vele malen verschenen met vele gewisse kentekenen. Eerst is Hij verschenen aan Maria van Magdala, toen aan de vrouwen, toen aan Petrus, waarvan de Schrift ons geen bijzonderheden meldt, toen aan de twee op weg naar Emmaüs en nu hier in de late avond of in de nacht aan de elven met hun gevolg. Waar Jezus Zich in die veertig dagen heeft opgehouden lezen wij niet. Zijn leven was anders geworden. Wandelde Hij voorheen op de zee, nu komt Hij door gesloten deuren en kwam weg uit hun gezicht. Op de trap van Zijn verheerlijking komt tree na tree een heerlijkheid, die niet meer geheel van deze aarde is en ook voor deze aarde niet meer is na te gaan.

Zo staat de Heere nu eensklaps in het midden, zonder dat de gesloten deuren geopend werden. Geen wonder, dat zij aan een geestverschijning denken. Zij geloven aan engelen, die hebben zij dezer dagen genoegzaam ontmoet. Die zijn er ook. Die waren er toen. Die zijn er nog. Christus is geen engel, Hij is God, waarachtig God, en ook mens, waarachtig en rechtvaardig mens. Waar mens, met dus een echt menselijk lichaam, verheerlijkt, dat wel. Hij eet ook en toont Zijn handen en Zijn voeten.

En dan staat Hij midden onder hen. Temidden van hen. Zo dicht bij de één, als bij de ander. Het is, alsof Hij daarmee zeggen wil: „Ik ben van u en van u en van u." Hij is zo van allen, die hier samen zijn. Midden onder de godsdienstige, onder de Christologische, de opstandingsgesprekken is Hij onder hen geweest. Hier ziet ge: waar twee of drie vergaderd zijn in Zijn naam, daar is Hij in het midden. Bij die gesprekken is Hij bij. In die gesprekken is Hij in. Onder hun gebeden, onder hun verlangen, onder hun lofzangen is Hij bij hen. Daar woont Hij. Zo is Hij de bevestiging van hun geloof, de vervulling van hun hoop, het hart van hun liefde. Hij is de gemeenschap der heiligen, de band, die hen aan elkaar verbindt.

En dan spreekt Hij: „Vrede zij ulieden." Dat was een gewone Hebreeuwse, Joodse groet. Maar vol Christelijke duiding. Hij verwijt hun hun zonden niet. Verwijt hun niets. Petrus, die hier bij was, wordt eerst later in zijn ambt hersteld, maar wordt hier op geen manier vermaand, noch ook de tien anderen over hun vluchten. Hierin legt Christus al de troost der verzoening en de vrede met God.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Brandende harten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's