Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zaligmakende genade Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zaligmakende genade Gods

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld. Titus 1 vs. 11 en 12.

De zaligmakende genade Gods

Het gaat hier in onze tekst over genade, die zaligmaakt, dat is, die redt. We zijn in nood, in grote nood en daar is de genade Gods, die ons redt. Nu, als het daarover gaat, over nood, daar kunnen wij mensen van meepraten. Er is zoveel nood. In de wereld zijn er de oorlogen, de revoluties, de soms zo afschuwelijke daden van terreur; er zijn de rampen van droogte, van overstromingen, van aardbevingen. Er is de nood in het enkele mensenleven: we worden ziek en we blijven ziek, jaren achtereen, we moeten onze geliefden missen door de dood, we blijven eenzaam en verlaten achter. En er is nog zoveel meer dan wij hier opsomden. Met vurig verlangen zien we uit naar redding uit al deze nood.

Er is echter ook een andere nood. De nood van zonde en schuld. En dat is de diepste, de wortel van alle nood en dood. We hebben gezondigd en de eeuwige toorn Gods over ons leven gehaald. En wat zal dat uitwerken? Toch alleen m.aar dood en verderf, ja, een eeuwig verderf! Is dat ook uw nood? De HEERE maakt dit bekend in het leven van de Zijnen. Het is alsof we in een afgrond wegzinken. Wie kan uitkomst geven? Waar is dan redding? Is er enig middel? Onze tekst zegt: „Het is de genade Gods." Die redt. Zij alleen. Haar redding is de enige redding, het enig behoud, ja het enig eeuwig behoud.

De redding uit onze nood hier op aarde is maar voor een tijd. De genade redt eeuwig. Het recht kan ons niet redden. Dat eist alles en wij kunnen niets geven. Hebben we dat geleerd? Wij willen immers altijd zelf nog zo graag geven! We vinden nog zoveel goeds en vrooms in onszelf. We menen toch altijd nog wel voor een deel aan het recht Gods te kunnen voldoen. Maar Gods recht eist alles en we hebben niets goeds te bieden, niets geestelijk goeds. En waar dat nu doorleefd wordt, moet het genade zijn, genade alleen, die ons zalig maakt. De zaligmakende genade Gods. Wat is dat toch een wonderheerlijke zaak! Dat is immers die genade van God, waarin Hij Zijn recht handhaaft. Het is die genade, waarin Hij alles eist en tegelijkertijd Zelf alles geeft in de Zoon van Zijn eeuwige Liefde. Ja, Christus is de zaligmakende genade Gods. In Hem komt de genegenheid Gods jegens verloren zondaren op het hoogst en het heerlijkst uit. En in de weg van het geloof in Hem worden dan ook alle gaven, die in de genade Gods liggen ontvangen. Gerechtigheid, heihgheid, wijsheid, heerlijkheid, leven, ja. een volkomen verlossing. Is dat niet pas zaligheid, de zaligheid, die deze genade schenkt? De HEERE is in Christus een verzoend God, ja, een barmhartige Vader! Is dat niet pas ware redding? „De schuld uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan, ook ziet Gij geen van hunne zonden aan." En gij zult Zijn Naam heten Jezus: want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden."

Vele, we kunnen wellicht zeggen alle, mensen zoeken geluk, zaligheid, redding. Maar is het niet meestal een vage droom? We weten uit onszelf niet eens wat het geluk is. We hebben wel allerlei verlangens en idealen over onszelf en over de wereld, maar het raakt kant noch wal. Dit is het ware geluk, de ware zaligheid, namelijk dat God de HEERE onze God weer is. En ziet, daarin maakt nu de genade Gods zalig, eeuwig zahg in de Heere Jezus Christus.

Haar verschijning

Van die zaligmakende genade Gods getuigt nu voorts de apostel dat ze verschenen is aan alle* mensen. Verschijnen, het woord in.de grondtekst kan ons doen denken aan het verschijnen van de sterren of ook aan het opgaan van de zon. Het veronderstelt duisternis, nacht. Er was de duisternis. En toen is de zaligmakende genade Gods verschenen, ja opgegaan, opgelicht als de zon. Er was dus niet alleen maar nood, nood waaruit men gered moest worden, er was ook duisternis, nacht. Er was nacht in het heidendom, ondanks alle wijsheid. Hoe hoge beschaving de heidense volken ook kenden, in hun wetenschap en cultuur, de zaligmakende genade kenden zij niet. Ze was onbekend aan Socrates, aan Plato, aan Zeno of wie ook maar de naam van wijs en hoog verlicht mocht dragen in die tijden. En daarom, met alles en ondanks alles gingen ze gehuld in een stikdonkere nacht. Ze waren zonder God en zonder hoop in de wereld. Er was ook nacht in het Jodendom. Onder het oude verbond gloorde wel het morgenrood van de nieuwe dag. Immers daar was de belofte van het licht, gesproken door patriarchen en profeten, uitgebeeld door de heilige ceremoniën. Maar dit alles was bij het Jodendom gehuld in de dikke duisternis van de eigengerechtigde vroomheid.

En in die duisternis is de zaligmakende genade Gods verschenen. De Heere Jezus is geboren. En van Zijn geboorte is afkondiging gedaan aan de herders in de velden van Efratha, aan de wijzen in het Oosten. Hij is verschenen aan Simeon en aan Anna in de tempel. Hij is verschenen aan het Joodse volk in Zijn omwandeling op aarde en ook heidenen mochten Hem ontmoeten en een vrucht wegdragen van bekering en leven. De Zon der gerechtigheid is opgegaan. De genade Gods is verschenen in een Christus, Die het Evangehe van het Koninkrijk mocht prediken, Die heerhjke tekenen mocht doen. Ja, de zaligmakende genade Gods is verschenen in een Christus, Die hing aan het kruis. Daar schittert de genade Gods. Maar Hij is ook opgestaan en is gezeten aan de rechterhand des Vaders, totdat Hij alle vijanden zal gelegd hebben aan de voetbank Zijner voeten. Nu wordt Hij gepredikt. De apostelen mochten uitgaan met de prediking van Christus en het Woord heeft zijn loop genomen over de ganse aarde. De zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een ieder mens komende in de wereld. Het licht schijnt in de duisternis. Sinds Christus' komst, en nu na Pinksteren de prediking van Zijn Naam wordt gehoord is er een hcht in de wereld gekomen, is er een glans opgegaan voor alle mensen. De apostel bedoelt hier voor alle soorten van mensen. Voor mensen van alle

leeftijden; voor ouderen en jongeren; voor mannen en vrouwen: voor rijken en armen; voor aanzienlijken en eenvoudigen; voor hooggestelden en laaggeplaatsten, kortom voor alle mensen. De zaligmakende genade Gods is niet gebonden aan leeftijd, rang of stand. Er is zoveel groepsgebondenheid in onze samenleving en wij willen altijd weer de zaligmakende genade Gods daarmee belasten, maar zij is vrij. Zij breekt alle grenzen stuk en voegt zo samen in Christus, wat naar menselijke maat en macht niet samen te voegen was. Aan alle mensen.

Het Woord Gods is niet gebonden. Wat leven we dan in een rijke en heerlijke bedeling! Op ons zijn de einden der eeuwen gekomen! Beseffen wij dat? Leven wij daaruit? Het licht schijnt onder ons. Ach, van onszelf uit geven wij geen acht op het licht van deze genade. We menen zelf nog zoveel licht te hebben. Het licht van onze wijsheid, ons inzicht, onze deugd. En we hebben gezien: het is alles nacht, duisternis. Maar daar wil ik zo nog maar niet aan, daar wil ik zelfs helemaal niet aan. Het is de Jood in mij een ergernis en de Griek in mij een dwaasheid. Het is de HEERE Zelf, Die bij Zijn volk daarvoor plaats komt maken. Hij maakt door Zijn Woord en Geest aan de duisternis bekend, die er heerst in het hart en leven. De duisternis van zonde en schuld, de duisternis van onze blindheid en dwaasheid in de dingen Gods. En in die weg doet Hij de zaligmakende genade verschijnen in onze harten. Het Woord van Christus, dat daar is in ons leven, mag een kracht Gods worden tot zaligheid. Van zo'n volk mag de apostel getuigen: „Gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in de HEERE." Nu zijt gij licht, want nu staat ge onder het stralende licht van de zaligmakende genade Gods in Christus door Zijn Woord. Ach, dan zal voor eigen besef die mens nog zo weinig licht hebben, er zal nog zoveel duisternis zijn van zonde en onwetendheid, maar dan is het hart wel gericht op het Woord en op de zaligmakende God van het Woord, zoals een kelk zich keert naar de zon. Ja, de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. Dat verlichte volk vindt men onder alle taal, natie en tong; onder alle rang en stand; onder alle leeftijd en geslacht. • „

Haar onderwijzing

Deze genade Gods is niet zonder gevolg in het leven. Door de HEERE gered worden, aangenomen te worden in de Zoon van" Zijn liefde, houdt zonder meer in een nieuwe en godzalige levenswandel. De apostel heeft in de voorgaande verzen verschillende vermaningen laten horen. Voor oude mannen, oude vrouwen, voor jonge mannen en jonge vrouwen alsmede ook voor dienstknechten. Titus had die vermaningen maar getrouw door te geven. Op geen enkele manier mocht de gedachte gevoed worden, dat de genade een gemakkelijk, los en werelds leven zou gedogen. Dat mocht de gang van de dwaalleraars zijn, wie echter beschenen werd door het licht Gods in Christus moest wel breken met zijn oude leven. Opmerkelijk is het woord, dat de apostel hier gebruikt. De zaligmakende genade onderwijst ons.

Het woord in de grondtekst wordt ook gebruikt voor opvoeding, kastijding. Kinderen groeien vanzelf niet op, ze moeten opgevoed worden. Zo worden Gods kinderen opgevoed, onderwezen in een nieuwe levenswandel. Dat onderwijs is allereerst innerlijk. Een natuurlijke opvoeding kan een kind niet innerlijk veranderen. De opvoeding van de zaligmakende genade Gods wel. Ze is geestelijk. door de Heilige Geest. Die breekt de macht van de zonde. Die vernieuwt het verstand, de wil, het gevoel. Het beeld van Christus wordt ingedrukt. Het is dan ook een krachtig, ja een onwederstandelijk onderwijs. Het natuurlijk verzet moet er op stukbreken.

De Heilige Geest maakt bij Zijn onderwijs echter gebruik van middelen. In de opvoeding van ons mensen is er de vermaning, de vriendelijke uitnodiging; zijn er ook de praktische lessen. Zo ook in de opvoeding van de Heilige Geest. Door het Woord wordt Gods kind vermaand en onderwezen in de weg Gods. Onze brief is daar vol van. Nooit komt Gods Kerk daar in dit leven bovenuit. Ze weet het nooit zelf wel. Ze leeft tot haar sterven toe met de bede: „HEERE, ai maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend." De zaligmakende genade kent ook de praktische lessen in haar onderwijs. Wat moet Gods kind soms niet veel verliezen om aan de zonde gespeend te worden. De ranken aan de wijnstok Christus worden gesnoeid; er wordt diep en pijnlijk in gekerfd. De HEERE kastijdt Zijn Volk. Hij heeft het immers lief. En wat een vrede en liefde mag het hart vervullen, als we de roede Gods gehouden zien in de doorboorde hand van Christus. Zouden we dan niet, ondanks alle smart, met blijdschap sterven? Sterven aan de wereld en aan de zonde om Gode te leven. Er is een onverbrekelijke band tussen rechtvaardiging en heiliging. De apostel schrijft verderop: „Christus heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons verlossen zou van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken."

Haar onderwijs

Het onderwijs van de zaligmakende genade Gods heeft altijd twee kanten. Een negatieve en een positieve. Het negatieve is de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzaken, verloochenen, afzeggen.

De goddeloosheid, dat is het hele leven van een mens zonder God. Bijzondere zonden kunnen wel eens goddeloosheden worden genoemd, in feite is het ganse leven van een mens in zichzelf goddeloos, God-loos. We houden niet echt rekening met de HEERE. We vrezen Hem niet om Zijn hoge Majesteit. We hebben Hem evenmin eerbiedig lief. We hebben Hem buiten ons leven gezet. We zijn nu vol van onszelf en van de wereld. Zo is ons leven van nature, van huis uit, al is dan de belijdenis van onze mond nog zo goed.

De genade Gods leert ons dat goddeloze leven verzaken. We gaan wel rekening houden met de HEERE. Zijn Naam, Zijn Woord, Zijn wil, het wordt ons alles hartelijk hef. Ook de wereldse begeerten worden afgezworen. Het zijn de begeerten in het menselijk leven, zoals ze door de zonde zijn geworden: verdorven, uit alle verband gerukt, onmatig, ongeregeld. Johannes schrijft: „Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld."

In onze tijd worden wereldse begeerten grof en brutaal uitgeleefd op sexueel gebied, op het gebied van weelde en rijkdom, in eten en drinken, ja in wat al niet! Gods kind wordt daar dwars opgezet. Hier geldt: verzaken, verloochenen. Hier geldt: anders zijn, totaal anders. Wel in de wereld, maar op geen manier van^de wereld. Neen, daarin onderwijst ons ons vlees niet. Dat wil meedoen, aanpassen, ook een graantje meepikken. De zaligmakende genade Gods leert dit alles afzeggen van binnen uit naar buiten toe. En een ieder, die de Naam van Christus noemt, die sta af van alle ongerechtigheid.

Maar de bekering is meer. Ze is ook de opstanding van de nieuwe mens... Ze is ook matig en rechtvaardig en godzalig leven in deze tegenwoordige wereld. De apostel wil met dit laatste zeggen, dat er ook nog een andere tijd komt en wel de tijd, dat we niet meer. leven in deze wereld. Die toekomst zal voor hem en voor allen, die in Christus zijn, heerlijk zijn. De dag van de verschijning van de grote God en hun Zaligmaker Jezus Christus. Juist daarom heeft dit leven nu zo'n voorlopig karakter gekregen. Gods Kerk moet er nog zijn, moet er nog voor een poos zijn in deze tegenwoordige wereld. Die is voor haar dus het laatste, het belangrijkste niet meer. Een werelds mens heeft niet anders dan zijn wereld. Hij wil die tot op de laatste druppel genot toe leegzuigen, verzadiging vindt hij nooit. Gods Kerk weet het: de wereld gaat voorbij en al haar begeerlijkheid en daarom haar leven in deze wereld zal zijn matig. De gaven Gods met dankzegging gebruikende, maar matig, binnen de maat van het Woord, in zelfbeheersing. De apostel heeft gesproken over de wijn. Wat is er ook een onmatigheid in het gebruik van alcohol. De apostel heeft ook gesproken over de onmatigheid in kleding en sieraad. Maar het geldt toch alle gebieden van ons leven. We mogen ons in het heden daarop wel ernstig onderzoeken. Zijn we ook in de maat van het genieten werelds geworden? Of siert ons de eenvoud des levens?

Het leven uit de zaligmakende genade Gods is ook rechtvaardig. Dat is dan de manier van omgaan met onze naaste. Rechtvaardig in het geven van het hem toekomende deel, het deel der liefde, ook in ons oordelen over hem.

Dan is dat leven voorts ook godzalig. Vol van God. Precies het tegengestelde van goddeloos. Vol van eerbiedige vreze des HEE-REN. Vol van liefde tot Hem, tot Zijn Woord, Zijn dienst, Zijn volk.

Wat een heerlijk onderwijs. Wat een heerlijk leven. Kreeg het heerlijkheid ook in uw leven? U komt in u zelf dan wel alles tekort. Maar het Woord zegt hier toch ook: „De genade Góds onderwijst ons." Zullen we het dan gestorven in onszelf niet van die genade verwachten? Niet van die Christus verwachten? In Hem is alles. Hij is alles!

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De zaligmakende genade Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's