Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abrahams roeping en uittocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abrahams roeping en uittocht

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HEERE nu had tot Abram gezegd: a gij uit uw land en uit uwe maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; en Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen en uwen naam groot maken, en wees een zegen; en Ik zal zegenen, die u zegenen en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardryks gezegend worden. En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had, en Lot toog met hem; en Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hy uit Haran ging. En Abram nam Saraï, zijn huisvrouw, en Lot, zijns broeders zoon, en al hun have, die zij veworven hadden, en de zielen die zy verkregen hadden in Haran; en zy togen uit om te gaan naar het land Kanaan, en zy kwamen in het land Kanaan. Genesis 12 : 1-5.

Abrams roeping

In hoofdstuk 11 van Genesis wordt na de spraakverwarring te Babel de wortel van het heilig geslacht opgesomd van Sem tot Terach tot Abraham. Terach gewon Abram, Nahor en Haran. Haran stierf voor het aangezicht van zijn vader, nalatende een zoon Lot, over wie Abram voogd werd. Haran stierf nog in Ur. Toen Abram geroepen werd uit Ur te gaan, ging Terach ook mee een eindweegs tot Haran, waar hij vijf jaar bleef en stierf. Terach nam met zich Abram en Lot en Saraï.

Dan wordt in Genesis 12 teruggegrepen naar de roeping van Abram, waarvan in Handelingen 7 door Stephanus nader bericht wordt gedaan. De God der heerhjkheid verscheen aan onze vader Abram. De HEERE kan op allerlei wijze spreken. Hij kan dat doen onzichtbaar, door Zijn stem. Hij kan dat doen onzichtbaar door de inspraak in het hart. Hij kan dat doen door een engel, of door de Engel des HEEREN, dat is door de ongeschapen Christus voor Zijn vleeswording. Hij kan dat doen door persoonlijk te verschijnen, zoals eenmaal bij de drie mannen voor de verwoesting van Sodom.

Hier is Hij dan verschenen in Zijn volle heerlijkheid als in de Schechinah. En met duidehjke woorden heeft Hij tot Abram gesproken: Een bevel, drievoudig en een belofte, zevenvoudig. De verschijning en de woorden hebben zo'n indruk op Abram gemaakt, dat Abram terstond gehoor heeft gegeven aan Gods bevel en dat het verder heel zijn leven bepaald heeft.

Als iemand ooit God ontmoet als de God der heerhjkheid, dan zal geen leed of vreugd dat ooit uit zijn geheugen wissen, dan zal de mens, wie dat te beurt valt, voor tijd en eeuwigheid aan Hem verbonden raken. Dat was een drievoudig bevel: verlaten zijn land, dan ook zijn maagschap, zijn geslacht, zijn familie, dan ook zelfs zijns vaders huis. Dat is het blijvend bevel: „Wie liefheeft vader of moeder boven Mij, is Mijns niet waardig." Steeds nauwer wordt de kring getrokken. Eerst zijn land en volk: dat volk en land, dat gaandeweg dieper in de afgoderij verzonken was. Dan ook zijn geslacht, dat wij in Ur zien wegsterven en achter blijven, dan ook zijns vaders huis, dat maar ten dele is meegetogen tot aan Haran. Daar is Terach gestorven. Van hem staat er: „En zij kwamen tot Haran en woonden aldaar." Meetrekken naar het beloofde land en halverwege blijven. Is dat niet iets van wat wij van Orpa lezen in het boek Ruth? Aan Abram was de opdracht gegeven en Terach was slechts meegetogen. Hij was zelfs vooropgegaan: Terach nam Abram zijn zoon en Lot, Harans zoon en Saraï, zijn schoondochter en zij gingen uit Ur der Chaldeën.

Vijf jaren toefden zij daar. Maar Abram toog dóór. Achter Abram was de vijf jaren, dat zij daar waren, blijven dringen dat woord: Naar het land, dat Ik u wijzen zal." En Haran was niét de aangewezen plaats. Het is de kracht van het scheppende woord, dat achter Abram stond, dat achter en in hem drong. „Ga uit! Ga gij uit!" En dit bevel is zo persoonlijk gericht geweest. Dat Saraï meegetogen is, komt omdat zij toch — hoe dan ook — eensgeestes geweest is met haar man, met Abram. Wij lezen van haar in Hebreën 11 : 11: Door het geloof heeft óók Sara zelve kracht ontvangen om zaad te geven en boven de tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard, overmits zij Hem getrouw geacht heeft, die het beloofd had." Sara was een gelovige vrouw, ofschoon zij gelachen heeft. De vrouw Sara was in de man begrepen, toen de man geroepen werd. Sara was een gelovige vrouw en zij is mede gehoorzaam geweest om uit te gaan. Ook zij heeft verlaten haars vaders huis, haar maagschap, haar land. Wat is er onder Gods volk toch een rijke verscheidenheid. De genade Gods speelt evenzeer af achter in de tent als aan de deur der tent, zowel bij de vrouw als bij de man. En Abram nam Saraï. Hier is de man, die stil weg zijn vrouw leidt op de weg der genade, de weg naar Kanaan.

Ook Lot wordt door Abram meegenomen. Dat is weer een heel andere figuur. Lang niet van de statuur van Abram. Nochtans een man van de genade. Is hij niet door Sodoms weelde en door Sodoms zonde heen bewaard? Is hij niet gekomen tot het kleine Zoar der behoudenis? Als een vuurbrand gerukt uit 't vuur? Wat doet de HEERE toch meeërven! Wat toonde de HEERE toch Zijn vrijmacht. Maar ook wat maakt de HEERE de vader der gelovigen terstond tot een vader. Het heeft tijd nodig. Vijf jaar wachtens in Haran, maar dit is toch de derde, die op Abrams geloofsgehoorzaamheid volgt!

En dan de zielen, die zij verworven hadden in Haran. Dat waren de slaven, die Abram in Haran verkregen heeft. Alsook de have, die hij in Haran verworven heeft. Het is alsof Abram uit Ur niets mocht meenemen. Abram is niet rijk geworden met het goed dezer wereld, maar van God rijk gemaakt. Er staat nadrukkelijk: in Haran. Op de weg naar Kanaan, daar heeft Abram zijn bezit gekregen. God bouwt Zijn kerk niet met het goed dezer wereld. Abrams roeping was de bron van zijn rijkdom. Ook in slaven. Die mochten delen in zijn erfenis, zoals zij ook straks besneden zouden worden. Deelgenoten van Abrams geloof, deelgenoten van de kerk. Reizigers naar Kanaan.

Gelukkig de knechten, die al den dag voor Uw aangezicht staan!

Abrams uittocht

„En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had, en Lot toog met hem, en Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran ging... en zij togen uit om te gaan naar het land Kanaan, en zij kwamen in het land Kanaan."

Dat was heel wat, om zo alles te verlaten en los te laten en dat vooral als iemand vijf-

enzeventig jaar aldaar geworteld en gevormd was. En dan nog: vijfenzeventig jaar en dan nog aan een nieuw vaderland te gaan denken. Vijfenzeventig jaar en dan nog een nieuw leven te beginnen — hèt nieuwe leven, de weg der genade in te slaan. De mensen wérden toen ouder, maar vijfenzeventig jaar en dan nog geroepen en dan nog gegaan? Een mens is nooit te jong om zich te bekeren — maar een mens is ook nooit te oud om zich te bekeren. Kostelijk, als dat geschiedt!

En Abram toog heen. Waarheen? Dat wist hij niet. Gelijk de HEERE tot hem gesproken had en de HEERE heeft het doel van de reis steeds voor Abram verborgen gehouden. Daar ging de Schechinah niet voorop. Als bij verrassing staat er in het slot van de tekst: „om te gaan naar het land Kanaan en zij kwamen in het land Kanaan." De HEERE leidt Zijn volk doorgaans in ongeweten wegen, door de weg der verborgenheid der Godzaligheid. Menigmaal is Zijn weg in de zee en worden Zijn paden niet gekend. Maar wel worden Zijn voetstappen gekend. Bij de eikebomen van Mamré of Moré: „Aan uw zaad zal Ik dit land geven!" Gods weg is van a tot z een wonderweg. Abram reist door het land om en krijgt midden in dit land die belofte. Maar niet meer dan de belofte: „Ik zal het geven!" Aan uw zaad zal Ik het geven. En Abram is vijfenzeventig jaar. En hij zal nog vijfentwintig jaar moeten wachten op een zoon. En heeft Abram het volgehouden om dat te geloven? Ja, het geloof moet altijd geloven óp hoop tégen hoop!

God spant de dingen tot het uiterste en Hij doet een afgesneden zaak op de aarde. Abram komt in het land, wat God hem niet gééft, , maar belóóft en dan nog alleen aan zijn zaad. Abram trekt door het land, woont temidden van een woest en goddeloos volk eerst te Sichem, dan in Bethel, dan in het zuiden. Dan moet hij nog vluchten naar Egypte. Het enige wat Abram in dat land bezeten heeft, dat was een graf. Vreemdeling is hij geweest, vreemdeling in Kanaan, vreemdeling en bijwoner. Het land, dat Ik u wijzen zal: hij is geweest als die een vaderland zocht.

Ik ben, o HEER', een vreemd'ling hier beneên; Laat Uw geboön op reis mij niet ontbreken, Daar mijne ziel, omringd door duisterheên, Zo dikwijls van verlangen is bezweken, Om U te zien ter hoge vierschaar treên, Tot straf van hen, die snood zijn afgeweken.

Abrams zegen

Nu dan nog die zegen, die zevenvoudige zegen, en dat tegen een drievoudig gebod.

„Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en wees een zegen; en Ik zal zegenen, die u zegenen en vervloeken, die u vervloekt, en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden." Wat een grote en voortreffelijke beloften. Ze zijn stuk voor stuk groot. Abram is een groot man geweest, een groot en voornaam christen. De stamvader der gelovigen. De voorloper van hen, die de wereld en de zonde verlaten, hun oude natuur doden en een nieuw godzalig leven leiden.

Dat doen brengt enkel winst mee en geen enkel verlies. Hier is dan de winst. God zou hem tot een groot volk maken, de man die tot aan zijn honderdste jaar geen zoon had. Tot een volk, dat ontelbaar is als het zand, dat aan de oever der zee is. Tot een groot volk, niet alleen maatschappelijk, maar ook kerkelijk en godsdienstig. Abram zou de vader der gelovigen zijn. Ik zie persoonlijk altijd bijzonder tegen Abraham op. De vader der gelovigen!! Aller gelovigen. En die zijn en zullen zijn één volk over de ganse aarde, door alle geslachten. Ziet u daar ook zo gaarne en met achting en liefde tegen op? Bent u van het volk of niet? Van dat ene volk?

„Ik zal u zegenen en uw naam groot maken en wees een zegen." Als God zegent, wie zal dan vloeken? De HEERE belooft dit niet voorwaardelijk: Als gij... dan zal Ik... Neen, Ik zal u zegenen. Dan zal er geen dag voorbij gaan of die zegen zal er zijn. Stelt u dat voor: gezegend naar het lichaam, ook bij zijn klimmende ouderdom, gezegend naar de ziel: alle geestelijke weldaden, alle geestelijke lusten. Die grote stille man, die eenzame trekker door de landen, die vreemdeling op aarde: van God gezegend in zijn ingang en in zijn uitgang. Tot een zegen ook gesteld. Waar hij maar woonde, waar hij maar was, daar ging wat van hem uit, daar ging wat goeds van hem uit: vrede en zegen. Hij bracht niet alleen zegen: hij was een zegen. Hebt u ooit Abraham woorden zien hebben met iemand? Voornaam en stil ging hij door het leven. Ik zal zegenen die u zegenen, vloeken die u vloekt. Het eerste staat in het meervoud, het tweede in het enkelvoud. Zelden zou iemand Abram vloeken, velen zouden hem zegenen. Abram had een grote. naam.

En nu de laatste zegen: de grootste! „In u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden." Dat ziet op Christus. Abram is niet alleen de stamvader aller gelovigen, maar hij is de stamvader van de Christus. Door Hem is Abram, de gelovige, zalig geworden en door Hem zouden ook alle gelovigen zalig worden. De gelovigen uit alle geslachten des aardrijks. Gezegend in de Geliefde, de eniggeboren Zoon Gods en wat het vlees betreft de grote Zoon Abrahams. Abram heeft een zoon gehad, een enige, die hij liefhad, welke hij God niet gespaard noch onthouden had, Abraham heeft een Zoon gehad, een Enige, die hij liefhad en die ook de Vader aller gelovigen, God, heeft liefgehad, Welke Zoon God niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven. Ons allen namelijk, die in Hem geloven.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Abrahams roeping en uittocht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's