Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele weken geleden las ik in ons blad een en ander over de verhouding van de kerk en Israël. Daarbij was sprake van een eventuele verandering van hetgeen in de ordinantie 4 van de kerkorde voor het apostolaat over Israël wordt gezegd. Daarin wordt gesteld dat de raad voor de verhouding van Kerk en Israël de volgende taken heeft:

het onderzoek van de Heilige Schrift ten aanzien van de vragen met betrekking tot het volk Israël; de verdieping en verbreding van het inzicht der Kerk in de weg Gods met dit volk;

het gesprek met Israël;

het brengen van het Evangelie in Nederland en daarbuiten, aan hen, die tot het volk Israël behoren.

Verder wordt dan nog gesteld: „Tot de arbeid ten behoeve van Israël worden geroepen predikanten voor gewone en buitengewone werkzaamheden, en evangelisten, die in een bediening worden gesteld." En van die evangelisten ten behoeve van Israël wordt o.a. de belofte gevraagd: „Belooft gij in het werk van uw bediening te getuigen van het heil in Christus Jezus en te blijven in de weg van het belijden der Kerk? "

Nu weet ik niet of er evangelisten en hoeveel er werkzaam zijn die ten aanzien van Israël het evangelie naar de Schriften verkondigen en-getuigen van het heil in Christus Jezus. Maar dat is wel een duidelijke opdracht. Alleen, ik heb gelezen dat men van de zijde van de raad voor de verhouding van Kerk en Israël af wil van de opdracht het evangelie te brengen aan Israël. Daarvoor zou .nog duidelijker gesteld moeten worden dat het gaat Mn een „gesprek met Israël" — tegenwoordig noemen we dat dialoog — waarbij Israël en Kerk gelijkwaardige partners zijn, die van elkaar kunnen en moeten leren. Nu weet ik niet wat Paulus hiervan gezegd zou hebben, maar uit het Nieuwe Testament wordt ons toch wel duidelijk dat hij het evangelie heeft gebracht aan Israël en evenzeer aan de heidenen. En in zijn brief aan de Romeinen schrijft hij: „Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst de Jood en ook de Griek." Israël en wij moeten van hetzelfde evangelie leven, moeten in hetzelfde bloed van Christus gewassen en gereinigd worden, hebben dezelfde genade nodig om behouden te worden. Dat is immers ook de voortdurende boodschap die Paulus heeft gebracht, wanneer hij als apostel van de ene stad naar de andere trok. Hij ging met de boodschap van het evangelie eerst naar de synagoge. Daarom kan ik het niet anders zien dan dat het inderdaad de opdracht van de Kerk is tegenover Israël zoals het in de ordinantie voor het apostolaat staat: „het brengen van het Evangelie".

Daarbij wil ik niet ontkennen dat de Kerk zeker heeft te onderzoeken welke de bijzondere plaats is die Israël in de heilsgeschiedenis inneemt. Misschien heeft men in het verleden maar al te gemakkelijk Israël afgeschreven ten aanzien van het geloof in Christus. In de laatste tientallen jaren heeft men zich immers meer en meer leren bezinnen op de vraag wat de Heere nog met Israël voor heeft. Het is goed om op dit punt de Schriften te onderzoeken. We moeten immers „leerjongens" van de Schrift blijven. Maar naar ik meen kan de Kerk nooit zeggen: we hebben niet de roeping en de opdracht om het evangelie aan Israël te brengen. Want ook voor hen die tot dat volk behoren o v e v h u H is er immers slechts één Naam tot zaligheid gegeven, de Naam van de Heere Jezus en Die gekruisigd, hoezeer die dan ook voor de Joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid mag zijn, voor hen die geloven is het een kracht Gods tot zaligheid.

Veel tegenstand tegen het evangelie

Hoewel er in de dagen van de apostelen velen uit de Joden tot geloof zijn gekomen, was toch ook de tegenstand tegen het evangelie van de Heere Jezus Christus groot. In vele gevallen wilde men niet buigen voor de boodschap van de komst v^n de Messias, zodat Gods beloften vervuld waren in Christus Jezus, Die door Zijn dood en opstanding de zonde verzoend en de schuld betaald en gerechtigheid heeft aangebracht, waarmee we voor God kunnen bestaan. Paulus heeft dat ondervonden wanneer hij eerst in de synagogen de boodschap van het evangelie bracht. Hij werd menigmaal uit de synagoge geworpen, zodat hij met de boodschap van Christus Jezus tot de heidenen ging. Die tegenstand tegen het evangelie van Christus is nog groot in de gehele wereld, maar ook onder de Joden. Terwijl velen eigenlijk helemaal niet meer bij en uit hun godsdienst leven, blijven de godsdienstige Joden voor een groot deel vijanden van Christus en Zijn kruis. Niettemin blijft Gods trouw tegenover Zijn ontrouwe volk groot. Hij blijft kloppen ook op de deur van Israël. Nu kreeg ik onlangs een correspondentie onder het oog, die ge-• voerd is tussen het opperrabinaat voor Nederland en de Evangelische Omroep over de zo belangrijke vraag of het de opdracht wel kan zijn om de Joden het evangelie te verkondigen. Deze omroep had uitzendingen verzorgd waarin Israël centraal stond. Het opperrabinaat schrijft nu: *

„Wij zijn alle groeperingen in de Nederlandse samenleving erkentelijk die zich, op welke wijze dan ook, positief achter Israël en het Joodse volk scharen. Wat ons echter in bovenbedoelde uitzendingen bijzonder onaangenaam treft, is de zending die onder de Joden in Israël wordt bedreven. Wanneer uw geloofsgemeenschap het als zijn religieuze plicht beschouwt zending te bedrijven dan is er toch een meerderheid van niet-Joden in de wereld te vinden die wellicht potentiële Christenen zouden kunnen worden. Ons volk heeft generaties lang moeten lijden en niet ondervonden dat uw godsdienst een wezenlijke bijdrage heeft geleverd tot het beëindigen hiervan. Dit lijden kon alleen zinvol zijn doordat men begrepen heeft dat de Jood en zijn godsdienst onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. Immers, ware dit niet zo, dan had ons volk in de loop der geschiedenis voldoende mogelijkheden gehad om via een totale assimilatie op te gaan in de familie der volkeren en zodoende zijn positie van slachtoffer te ontgaan.

Het is daarom begrijpelijk dat ons-volk blijft streven naar vrede en rust en dat het gevrijwaard wenst te blijven van physieke en geestelijke vervolging. Het demonstreren op de televisie van het werk van gedoopte Joden in het Joodse land, is voor ons schrijnend, omdat ons dit het gevoel geeft dat naast alle joodse zielen die wij in de loop der eeuwen door vervolging verloren hebben, er weer een joodse ziel van ons is afgetroggeld.

Wij zijn er stellig van overtuigd dat onze motiveringen bij u begrip zullen vinden en wij vertrouwen dat u in de toekomst met onze gevoelens zult willen rekening houden." —

Tot zover deze brief. Nu ben ik van mening dat er zeker reden is voor bitterheid onder de Joden ten aanzien van hun behandeling door andere volkeren. Toch is die bitterheid ten aanzien van ons Nederlandse volk minder op zijn plaats, daar ons volk zich zeker gunstig onderscheiden heeft in betrekking tot de behandeling van de Joden. Overigens ga ik op deze zijde van de zaak hier niet verder in. Voor mij geldt de vraag of de opdracht die de kerkorde van onze kerk duidelijk stelt juist is: het brengen van Het Evangelie aan Israël. Ik meen dat dit een zuiver bijbelse opdracht is.

We moeten het evangelie aan de joden brengen

Het antwoord van de Evangelische Omroep komt ook hier op neer: we moeten het evangelie ook aan de Joden brengen. Wanneer we dat niet zouden doen zouden we immers onze plicht verzaken en ontrouw zijn aan de opdracht en roeping van 's Heeren wege. Uit het antwoord neem ik enkele passages over, omdat het hier immers om een zeer belangrijke taak en opdracht gaat:

„Als Evangelische Omroep mogen wij geen enkele groepering overslaan, als wij Christus' opdracht willen vervullen, noch de Jood, noch de Griek. Ook niet het zogenaamde Christendom, dat in de loop der eeuwen zo ver is afgeweken van de oorspronkelijke basis en opdracht. Wij zullen dus, wanneer de gelegenheid zich voordoet, moeten blijven doorgaan met de Christus der Schriften te prediken. Die de Messias is, ook aan de Joden, want Christus is de vervulling van het Joodse Pascha. Hij is het geslachte Paaslam. Een ieder, waar ook ter wereld, Jood en niet-Jood, godsdienstig en nietgodsdienstig, willen wij trachten te bereiken met de Blijde Boodschap van verlossing en vergeving der zonden, die Hij alleen kan schenken.

Uw opmerking, dat de Christelijke godsdienst geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd in verband met het lijden, dat de Joden generaties lang hebben ondervonden, onderschrijven wij ten volle. Godsdienst is vaak slechts een vorm, waarvan bewijzen te over zijn te vinden, zowel in het Christendom als in het Jodendom. Alleen mag u dan niet uit het oog verliezen, dat door alle eeuwen heen positieve Christenen, die daarvoor zelfs hun leven riskeerden, geprotesteerd hebben tegen de vervolgingen, die de Joden te verduren hadden. In Jeruzalem worden de namen van deze rechtvaardigen, zoals uw volk hen noemt, in openbare herinnering gehouden.

Een waarachtig Christen, die Jezus volgt, tenzij hij verblind is, een vriend der Joden zijn en hun hetzelfde geluk, dat hij in Christus heeft gevonden, als het hoogste goed toewensen.

U zegt, dat het üjden der Joden alleen zinvol kon zijn, doordat men heeft begrepen, dat de Jood en zijn godsdienst onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. Is dit echter wel geheel in overeenstemming met de boodschap van de meeste profeten, die juist over lijden en tegenspoed spraken en dit aanzegden als gevolg van ongehoorzaamheid en het verlaten van de wil en de geboden Gods? Is het wel zo, dat de Jood en zijn godsdienst onverbrekelijk verbonden zijn en zijn er juist niet vele Joden, die God en Zijn dienst heb-- ben losgelaten? Hebben de profeten niet met klem gewaarschuwd, zelfs wenend, denk aan Jeremia, de wenende profeet? Zij voorzegden in naam van Jahweh, dat het lijden moest komen, wanneer Israël het verbond met God zou verbreken en Zijn wetten zou vergeten. Zijn daardoor niet zowel de ballingschap naar Assyrië en Babel als later de verstrooiing onder alle volkomen gekomen?

Heeft God echter niet, door het verlangen naar de verlossing door alle eeuwen heen bij uw volk

wakker te houden, duidelijk geopenbaard, dat Hij Zijn volk Israël liefheeft, blijft liefhebben, bhjft aanspreken? Is het niet Zijn genade, hun te openbaren, dat Hij in Jezus Christus Zijn grote liefde voor Israël heeft willen bewijzen?

Als in de loop der eeuwen velen uwer Hem erkenden als hun Messias — de eerste Christenen waren allemaal Joden, die het ons, heidenen, hebben verteld; wij weten het van de Joden —, was dat dan niet Gods doel met de prediking van alle profeten, die reeds eeuwen voor Christus op aarde verschenen en van Hem getuigden? De boodschap der profeten kent de Jood beter dan wie ook ter wereld. Na de komst van Christus bhjft het de opdracht van een ieder, die waarachtig Christen is, te getuigen van zijn liefde voor Israël en voor de gehele wereld na Israël.

Dat u spreekt over een demonstratie van gedoopte Christenen voor de televisie als een poging om Joden van het Joodse volk af te troggelen, van dat volk, dat al zoveel zielen door vervolging heeft verloren in de loop der eeuwen, is een volkomen misplaatste opvatting en een vergelijking, die geheel mank gaat. Dat dient u als rabbijn toch in te zien. Zijn Joden-Christenen niet juist Joden, die hun volk en land hartelijk liefhebben met hun hele hart? Er zijn bewijzen te over. Zij dragen land en volk met hun gebeden. Hoe kunt u spreken van „aftroggelen" van het Joodse volk?

Wij kennen vele Christen-Joden, beter gezegd Joden-Christenen, overal ter wereld, ook in Israël, die Jood zijn en bhjven, die echter geloven, dat Jezus Christus hun Messias is, die daarvan getuigen en die ook — zo dit voorkomt — (en dat komt voor) willen lijden en smaadheid dragen. Dat lijden en die smaadheid ondervinden zij dan van hun eigen Joodse volksgenoten. Zoals waarachtige Christenen temidden van een afvallig Christendom lijden en vaak veracht worden, zo is dat ook met Joden, die waarachtig Christen worden. Wij voelen ons met het gehele Joodse volk verbonden, doch als Christenen ervaren wij de eenheid in Christus op een bijzondere wijze met die Joden, die met ons die Christus als hun Verlosser en Messias kennen en belijden. Met hen willen wij trachten, Joden, die geen Christen zijn, te bewegen, Christus te aanvaarden en wij bidden daarvoor om de leiding van de Heihge Geest.

Zij zien met ons uit naar Christus' Wederkomst en zij geloven, dat de Messias-Koning, Die door vele Joden wordt veracht, Dezelfde is, Die gezegd heeft: „Zie, Ik kom weder" en Die wij als Christenen verwachten.

Wij zullen onze opdracht, zoals wij die in onze uitzendingen moeten vervullen, bhjven volbrengen, zolang ons de gelegenheid daartoe wordt geboden. Wij mogen daarbij Israël en de Joden, waar wij hen kunnen bereiken, niet uitsluiten. Dat zou discriminatie zijn. Het Evangehe van Christus omvat alle volken, alle mensen en heel bijzonder de Joden, immers, eerst de Jood en ook de Griek. De Joden waren de eerste „Christus-predikers" en dat noopt ons tot grote dank." —

Ja, ik kan het ook niet anders zien dan dat dit de opdracht van de Kerk is, zoals het trouwens — ik zeg het nog een keer — in de kerkorde van onze kerk gesteld wordt. Ik zou het dan ook zeer betreuren wanneer men die wijzigingen in de kerkorde zou gaan aanbrengen die deze opdracht en roeping doorstrepen. Dan zou men op een verkeerde en onbijbelse weg gaan. Om dit nog eens te onderstrepen heb ik deze kroniek geschreven.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 november 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's