Kleine kroniek
Een kentering?
Kunnen we in de gereformeerde kerken spreken van een kentering? Dat vraagt ds. H. J. Hegger zich af naar aanleiding van het geschrift van de gereformeerde synode over de verzoening. Hij vindt dit geschrift: helder, evenwichtig, schriftuurlijk, niet cerebraal, maar bezield, geen dorre uiteenzetting maar een lofzang op de heerlijkheid van Gods genade in Jezus Christus. Zo staat het in „Waarheid en Eenheid", het blad van de verontruste gereformeerden. Dit synodaal geschrift is verschenen in verband met de opvattingen van dr. H. Wiersinga. Daarover is al heel wat te doen geweest in de gereformeerde kerken cn daarbuiten, omdat hier één van de centrale punten van het christelijk geloof in het geding is, één van de fundamenten van dat geloof, n.l. de leer der verzoening. Men heeft als synode reeds eerder de leer van dr. Wiersinga afgewezen, maar de leertucht in juridische zin is uitgebleven. Men laat dr. Wiersinga gewoon als predikant verder werken. Men is ontzettend bang voor nieuwe scheuringen in de gereformeerde kerken en er zijn ook sterke tegenkrachten wanneer men toch over zou gaan tot afzetting van dr. Wiersinga. Zoals mijn lezers weten hebben de verontrusten grote bezwaren tegen de houding van de kerkelijke vergaderingen tegenover hen die van de rechte leer afwijken. Vandaar dat het artikel van ds. Hegger „in majeur" is gesteld nu hij over dit synodale geschrift over de verzoening schrijft:
„Wat zo bemoedigend is? Dat we nu eens zonder reserve blij kunnen zijn over iets wat onze synode heeft gedaan. Het is vervelend altijd maar weer kritiek te moeten uitoefenen. We kunnen begrijpen dat de anderen in onze kerken daardoor zijn gaan denken dat wij alleen maar zure negatievelingen zijn, die nooit eens oprecht blij kunnen zijn.
Welnu, over dit schrijven van de synode ben ik niet zo maar blij, maar zelfs uitbundig blij.
Eerlijk gezegd, had ik dat nooit verwacht. Nadat we de laatste jaren in de synodezalen voortdurend hoorden: "enerzijds... anderzijds", dacht ik dat dit schrijven over de verzoening ook wel weer dezelfde stijl zou bevatten: noch vis noch vlees.
Maar de stellingname is volkomen duidelijk. Met kracht wordt tegenover Wiersinga het plaatsvervangende lijden en sterven van Christus verkondigd.
Betekent dit een kentering in onze gereformeerde kerken? We hopen het. We hebben nu een reformatorisch en evangelisch dokument, waarop wij alle kerkleden kunnen aanspreken. Allerlei vragen die wij in het verleden gesteld hebben, krijgen nu nóg meer klem.
Wij willen die vragen ook met hernieuwde nadruk gaan stellen naar aanleiding van dit boekje. Maar eerst wil ik grondig wijzen op het positieve van deze uiteenzetting over de verzoening.
I k dacht dat i k dat het beste kon doen door zoveel mogelijk uit dit geschrift te citeren. Ik hoop dat die citaten u ertoe uitnodigen om ook het boekje zelf aan te schaffen.
Het geschrift laat de diepte van de zondeval zien i n drie dimensies. Tegen die donkere achtergrond wordt dan het licht geplaatst van de wonderbare, totale verzoening in Christus.
De verzoening gaat over de totaliteit van de zonde, ze heeft alles te maken met de zonde als schuld, de zonde als macht en de gevolgen van de zonde.
Wat God in zijn verlossing heeft samengevoegd, scheide de mens niet. Naar drie kanten dreigen gevaren. Men kan een vröomheidstype kweken, dat óf uitsluitend ernst maakt met Jezus als Lam van God dat de schuld weggenomen heeft, óf uitsluitend met Jezus als Voorbeeld die de macht van de zonde overwint, óf met Jezus als Bevrijder van allerlei gevolgen van de zonde. Het is niet voor tegenspraak vatbaar, dat velen niet veel verder komen dan een roemen i n de verzoening door het bloed van het kruis. Dan is er duidelijk sprake van heilsegoïsme, van een geloof zonder bekering, zonder verandering, zonder effect. Een dood geloof." -
Dat zijn inderdaad heel andere klanken dan we de laatste jaren nogal eens uit de kring van de verontrusten hebben gehoord. En het is goed dat men zo waarderend schrijft over een geschrift dat men kan waarderen. Hoewel de vragen blijven, volgens Ds. Hegger, vragen die dan naar mijn mening hierop neerkomen: hoe is het mogelijk dat de gereformeerde synode op dit punt zo bijbels spreekt en op andere punten en ten aanzien van de handhaving van de gereformeerde leer toch zo zwak is en zo toegeeflijk, zodat de dwaling in de kerk kan voortwoekeren?
Heilsegoïsme
Ds. Hegger wijst er op in zijn artikel dat een mens een nieuw hart moet ontvangen, waardoor er een nieuw leven komt. Hoewel de oude mens ook voortbestaat, zodat er een strijd openbaar komt tussen het oude en het nieuwe leven, tussen de oude en de nieuwe mens:
„In „ In de Rechte Straat" heb ik tegenover de r.k. lezers vaak gewezen op de totaliteit van de bevrijding door Christus. Hij verlost niet slechts van de schuld, maar ook van de macht van de zonde. Wanneer wij Christus alleen aanhangen om daardoor later (gezellig) in de hemel te komen, zonder dat hier op aarde ons hart veranderd wordt en opengaat in de echte liefde tot God én tot de naaste, dan is zulk een geloof niet waar, niet zaligmakend. Over dat heilsegoïsme lezen we:
Er is zeker sprake van een kwalijk heilsegoïsme wanneer de mens steeds bezig is om de hel te ontlopen en de hemel binnen te komen. Men vergeet dan dat de hemel niet geopend wordt voor egoïsten die tot in eeuwigheid in hun egoïsme willen volharden, maar voor mensen die verzoend èn vernieuwd, gerechtvaardigd èn geheiligd zijn, die deel hebben aan het kruis èn de opstanding en die leven zowel uit het bloed als uit de Geest van Christus. Het kwaad van het heilsegoïsme is wel degelijk aanwezig bij mensen die heel vroom en ontroerend over zonde en genade praten, maar die weigeren bekeerd, veranderd en vernieuwd te worden. Zij blijven dezelfden, zij leggen 'de oude mens met zijn praktijken' niet af en doen niet de nieuwe mens aan, zij worden niet 'hervormd door de vernieuwing van hun denken' (Ef. 12:2). Zij laten God handelen, maar komen zelf niet tot handelen, met het gevolg dat zij slechts verbeelden dat God handelt.
Maar nu moet men niet in een ander uiterste vervallen en alle roemen en rusten in het heilshandelen van God verdacht maken door het te wraken als heilsegoïsme. Men kan daarin immers ook roemen en rusten op een gezonde en vruchtdragende manier. Per slot van rekening is de Zoon des mensen gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is. De hoogmoedige farizeeër wilde geen zondaar zijn en zich niet laten redden. Hij meende zichzelf wel te kunnen redden.
Wij moeten er dus voor waken niet te onpas van heilsegoïsme te spreken. Als iemand in het water valt en niet kan zwemmen en: „help, help!" roept, dan staan wc toch ook niet aan de kant om de drenkeling toe te roepen: „Dat is allemaal (heils)- egoïsme, want je wilt gered worden". En wanneer in honger- en rampgebieden een kreet tot hulp gehoord wordt, maken wij ons er toch ook niet van af met te zeggen: „Allemaal (heils)egoïsme, jullie willen gered en geholpen worden".
Jezus Christus, met barmhartigheid bewogen, is nu eenmaal in deze verloren wereld gekomen om te redden. En Hij heeft nooit een noodkreet beantwoord met de woorden: dat is allemaal heilsegoïsme. Er is pas sprake van heilsegoïsme wanneer Gods verzoenend en reddend heilshandelen ons niet dringt tot verzoenend en reddend handelen ten aanzien van onze naaste." —
Hier zou ik toch nog iets aan toe willen voegen. Wanneer een mens werkelijk ontdekt is aan zijn zonde en schuld, wanneer hij bevindelijk zijn nood en ellende ervaart, dan zal hij roepen om genade, om vergeving, om met God verzoend te worden. En waar dan ondervonden wordt hoe genadig en barmhartig de Heere is, daar zal ook gevraagd worden om naar Gods wil te mogen handelen. Waar de liefde tot God geboren wordt is er tevens de liefde tot de naaste.
Door genade alleen
Dat is wat de reformatie ons weer geleerd heeft en dat in de Schrift ook zo duidelijk gevonden wordt, dat we gered en behouden worden -door genade alleen:
„Zuiver reformatorisch is het schrijven, wanneer daarin wordt uiteengezet dat de grond van onze heilsverwachting op geen enkele wijze ligt in de mens, noch in zijn werken, noch in zijn bevinding, noch in zijn berouw. Gewaarschuwd wordt tegen de tendens van onze tijd om de mens in het middelpunt te plaatsen.
Het is een opmerkelijk feit dat heel de kerkgeschiedenis door telkens een heilloze verschuiving valt te constateren van God naar de mens. Met de beste bedoelingen vaak: men was bevreesd dat de verantwoordelijkheid van de mens bij het Evangelie van „genade alleen, geloof alleen, en eer van God alleen" in gedrang zou komen. Al in de dagen van Paulus waren velen bang dat „genade alleen" een slaapkussen zou worden, hoewel het voor Paulus juist een wekker was die ons roept tot de christelijke daad. In de tijd van de Reformatie zien wij hetzelfde probleem weer opduiken. De Catechismus reageert op de vraag: „Maakt deze leer (van genade alleen, geloof alleen) niet zorgeloze en goddeloze mensen?" als volgt: „Het is onmogelijk dat wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid" (Heid. Cat. Zondag 24).
Een antwoord waarin verontwaardiging trilt over zoveel onverstand en misverstand. De goede werken zijn wel noodzakelijk als bewijs en toetssteen van de echtheid van ons geloof in de rechtvaardiging uit genade, maar ze zijn niet onze rechtvaardiging zelf. Men mag de vruchten en effecten in de goede werken niet aanzien voor de wortel van onze gerechtigheid voor God." —
Ja, het evangelie is de blijde boodschap van „de loutere genade" door de Heere Jezus Christus alleen, door Zijn verzoenend lijden en sterven. We worden niet gered door ons berouw:
„Dr. Wiersinga had beweerd dat Christus niet in onze plaats onze schuld gedragen en geboet had voor God. Dat was ook niet nodig volgens hem, daar God bereid is te vergeven zonder genoegdoening, zonder herstel van de geschonden eeuwige Rechtsorde. Van de mens uit bezien komt de verzoening dan ook niet tot stand door het geloof in dat plaatsvervangende schulddragen van Christus, maar door het berouw dat in de mens ontstaat als een schokeffekt bij het zien van de gekruisigde Christus. Deze visie van W. wordt echter duidelijk afgewezen:
Maar dit berouw kan evenmin als onze goede werken of onze godsdienstige ervaring de verzoening zelf zijn. God was noch in onze goede werken noch in onze bevinding en ervaring, noch in ons berouw de wereld met zichzelf verzoenende door ons onze zonden niet toe te rekenen. Nee, God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende. Zoals onze goede werken en onze ervaring onvolmaakt en ontoereikend zijn, zo is ook ons berouw onvolmaakt en ontoereikend. Wij mogen ook niet op deze manier het handelen Gods verleggen in de handelende mens, de ervarende mens of de berouwvolle mens." —
Inderdaad, het is nodig dat het evangelie van de loutere genade duidelijk gehandhaafd wordt. Maar zo wordt het door de gelovige ook „bevindelijk" ervaren. Zo wordt het ook toegepast aan het hart door de Heilige Geest. En zo is en blijft de grote verwondering er vanwege het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus Christus, waardoor de zonde verzoend en de schuld betaald en de straf gedragen is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's