Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abrahams offer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abrahams offer

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht, en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie hier ben ik. En Hij zeide: Neetn nu uwen zoon, uw enige, dien gij liefhebt. Isaac, en ga henen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op één van de bergen, dien Ik u zeggen zal. Genesis 22 : 1 en 2.

Op weg naar bet offer
Het is een van de aangrijpendste stoffen, die wij heden hebben te behandelen. Ware het niet, dat de God der waarheid hierachter stond, ware het niet de geloofsbeproeving, die de God van alle genade aan Abraham zond, wij zouden het niet wagen hierover te handelen. Dit woord is tot troost geworden voor velen, die het offer van een kind, soms een enig kind moesten brengen. Dit woord is de profetie geworden van dat enig offer, wat God gegeven heeft in de dood van Zijn eigen, eniggeboren Zoon, de Heere Jezus Christus.
„Na deze dingen". Na al wat Abraham in zijn veelbewogen leven heeft meegemaakt, trekken uit zijn land en maagschap, enkele malen emigreren voor een tijd vanwege hongersnood, dan de steeds maar uitgestelde hoop op de vervulling van de belofte van zaad te ontvangen, het heenzenden van Ismaël, wat Abraham zeer zwaar gewogen heeft. Toen dan eindelijk is de zoon der belofte hem geschonken. Dit was de zoon van zijn blijdschap, de zoon van zijn lachen.
En toen is dan de verzoeking Gods over hem gekomen. De Heere verzoekt niemand met het kwade en tot het kwade. En als Hij verzoekt, dan is het een geloofsbeproeving. Doorgaans zoekt de Heere daarvoor het liefste, wat een mens heeft. Abraham heeft al zovele beproevingen gehad in zijn leven. Wie de Heere liefheeft, die kastijdt Hij en Hij geselt een iegelijken zoon die Hij aanneemt. God komt persoonlijk tot Abraham. En Hij spreekt tot Abraham. Hij roept hem bij name. Dan zegt Abraham: „Zie hier ben ik." Dat is de bereidheid om naar God te luisteren. Dat is geen vreemde zaak voor Abraham geweest. Reeds zoveel opdrachten heeft hij van God ontvangen en ook zovele eisen. Gelukkig, die met een sprekende God te doen heeft. Gelukkig ook, die met een bevelende God te doen heeft. Gelukkig ook, die op zijn tijd met een bestraffende God te doen heeft.
„Zie, hier ben ik." Ik ben bereid om naar U te horen. Ik ben' ook bereid om te doen wat Gij zegt. Ik ben bereid om te doen wat Gij mij beveelt. God dienen, dat betekent naar God horen. God dienen, dat betekent doen wat God zegt. GodN heeft Abraham zoveel goede dingen reeds laten doen. En het is met God altijd goed uitgekomen!
En nu komt de Heere met deze verzoeking, met deze geloofsbeproeving. Neem nu Uw zoon. Nu is deze zoon wel het teerste bezit wat Abraham heeft. Sara is zijn liefde. Maar Sara is oud, evenals Abraham nu zelf. Maar dit kind is zijn hoop, de hoop van zijn bezit. Het is zijn erfgenaam, maar ook de voortzetting van zijn geslacht. Het is Abraham ook zó zwaargevallen om Ismaël weg te zenden. En hij heeft het gedaan op Gods nadrukkelijk bevel. Maar nu dit: „Neem uw zoon, uw enige, dien gij lief hebt." God legt met elk woord meer gewicht op de zaak. Dit is al wat Abraham heeft. Waar hij ook al zijn liefde op gelegd heeft na het heengaan van Ismaël. God noemt hem ook bij name: Isaäc. Dat was Sara's lachverwekker, dat was ook Abraham's lachverwekker.
Neem uw zoon. Wat moet Abraham gaan doen? Ga henen naar het land Moria. Dat is een bergengroep bij en rond Jeruzalem. God vertelt aan Abraham niet, wat Hij van zins is. God vertelt hem niet dat dit de plaats wordt, waar de offeranden aan Hem in de toekomst gebracht zullen worden, als eens David daar de tabernakel zal stichten, als eenmaal Salomo daar de tempel zal stichten. God vertelt aan Abraham niet dat Hij daar eens in al Zijn heerlijkheid zal gaan wonen, tot in geslachten. En God vertelt niet, dat daar op één van die bergen de Heere Jezus zal lijden en sterven tot een slachtoffer voor de zonde.
„Neem uw zoon en offer hem aldaar op één der bergen, die Ik u zeggen zal". Offeren! Mijn zoon offeren. Een mensenoffer? O zeker, het is de mens, elk mens, gezet eens te sterven. Elk mens. Dat is sinds de zondeval zo. Dat moet elk mens. Maar een mensenoffer. Zelf zijn zoon offeren. Dat is toch nooit gehoord? Ja zo is dat bij de heidenen rondom. Maar wil God dat? Abraham antwoordt niet. De stille man, de grote zwijger uit het Oude Testament, spreekt niet tegen. God heeft hem dit gezegd. Hij vraagt ook geen tekst en uitleg. Hij heeft God ontmoet. En God heeft tot hem gesproken. Zal hij God antwoorden? Zal hij God ter verantwoording roepen? Abraham geloofde God onvoorwaardelijk. Er staat alleen, dat hij 's morgens vroeg op stond. Er staat niet dat hij die nacht niet geslapen heeft. Ook niet, dat hij wél geslapen heeft. Hij stond alleen maar vroeg op.
God dienen, dat betekent niet lui zijn. Vroeg tot Zijn dienst, ook als Hij het zwaarste van iemand vraagt. Zelf zadelt hij de ezel. Zelf neemt hij twee van zijn jongens mee. — En Isaäc — Twee knechten en zijn zoon. Zelf kloofde hij het hout, waarop het offer gebracht moet worden. Dat is wat! Wat een geloofsgehoorzaamheid. Wat een gedachte voor Abraham. Er staat niet, of hij met Sara overlegd heeft. En hij ging naar de plaats, die God hem gezegd had. Op de derde dag zag hij die plaats van verre. Dat is wat: hij mocht als eerste de plaats zien van het offer, als de vader der gelovigen! Hij mocht als eerste de plaats zijn waar zo veel duizenden de ogen des geloofs op richten zullen. Maar dat wist Abraham nog niet. En Abraham zweeg stil, dragend zijn last, Gods last. Dan laat Abraham de jongens met de ezel achterblijven. „Ik en de jongen zullen heengaan tot daar. Als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren." Zou Abraham niet geloven in het offer zijns zoons? Zou God het niet menen? Of zou door hem heengloren het geloof, dat God hem uit de doden zou weergeven? Ik geloof het laatste. Deze zoon had God hem beloofd. Uit hem had hij overvloedig zaad beloofd. Zouden Gods beloftenissen hun vervulling missen? Dat kon niet zijn! Al moet het dwars door de dood heen, „ Ik en de jongen komen weder". Hebreen 11 : 18 zegt dat!

Van het offer weerhouden
„Abraham legde het hout op Isaäc en nam zelf het vuur en het mes in zijn hand. En zij beiden gingen te zamen." Abraham zegt niets. Geloof in al zijn zwaarte, in al zijn worsteling, wil alleen doorworsteld worden. Geloof is doorgaans meer een zaak van het hart dan van de mond.
Dan komt er een nieuwe beproeving. Isaäc spreekt tot zijn vader: „Mijn vader." Wat een tere verbondenheid. Niet: vader, maar „mijn vader". Dien gij liefhebt. De liefde is wederzijds. Het is, alsof de jongen voelt, dat zijn vader wat heeft.
„Mijn vader." Dit was niet alleen kinderliefde en kinderlijke eerbied, maar daar was tussen die beiden ook geloofsverbondenheid. De vader der gelovigen heeft een gelovige zoon. Dit is de eerste van Abrahams geestelijke kinderen! Kostelijk, als er een geestelijke band is tussen ouders en een kind!
„Zie hier ben ik, mijn zoon", wordt ook nü Abrahams stereotype antwoord. Dat wil zeggen: „Mijn zoon, ik ben tot uw dienst." Gewone vragen mag een kind aan zijn vader vragen, maar zeker vragen omtrent de religie, in dit geval het offer. Kostelijk, als een zoon met zijn vader over de religie praat, over het offer.
Abraham zegt: „Als wij daar zullen aangebeden hebben." Maar Isaäc begrijpt, dat er ook geofferd zal worden. Hij weet niet, dat hij dat offer zal zijn. Hier is het vuur — dat was wat zijn vader droeg — dat noemt hij eerst — en het hout. Het mes noemt hij niet. „Maar waar is het lam ten brandoffer?" Netelige vraag voor Abraham. „Mijn zoon, dat zijt gij", dat durft of wil Abraham niet zeggen. Hij geeft een ontwijkend antwoord. „God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon." Het is wel een ontwijkend antwoord, maar geen diplomatiek antwoord. Het is zelfs een profetisch antwoord!! Zo gingen die beiden te zamen. Onder het woord der profetie. Onder het woord des geloofs. Lezer, onder de profetie, onder het geloof, is elk pad begaanbaar.
Dan bouwt Abraham een altaar van aarde, naar Gods voorschrift. Aarde voor aarde, steen voor steen bouwt hij aan het altaar voor zijn zoon. Wat een geloofsdaden, niet? Op de plaats, die God gewezen heeft. Hetzij door de schechinah, de vuurzuil Gods, hetzij door innerlijke inspraak. Hij legt het hout, schikt het. En bond zijn zoon Isaäc. Hij zal het nu aan Isaäc gezegd hebben, of hij zegt het niet. Dan heeft Isaäc het begrepen uit deze zichtbare aanwijzing Gods. Wat een geloofsdaden van Abraham, maar ook van Isaäc. Daar is iets van de bereidwilligheid van Christus in die jongen. „Die zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om des Evangelies wil, die zal het behouden."
Hij laat zich binden. Zoals Christus later. Hij had natuurlijk zijn oude vader kunnen weerstaan, maar ook Isaäc is offerbereid. Dat is de genade van Christus. Sommigen hebben zich door het geloof overgegeven.
Abraham strekte zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten. Daar hebt u het geloof: getrouw tot in de dood!
En dan komt God. Hij zendt zijn Engel.
Dat is de ongeschapen Christus, de Christus voor Zijn vleeswording: „Abraham, Abraham!" En weer zeide hij: „Zie, hier ben ik." En dat is weer de heilige Abraham: Altijd tot Uw dienst. „Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets; want nu weet Ik, dat gij godvrezende zijt en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden."
Dat is de God der geloofsbeproeving: Hij laat het water wel tot aan de lippen komen, maar er niet over. Hij heeft dit aan de Vader der gelovigen tot een voorbeeld gezet en daarmee al diens zaad, wat Hij doen zou, als Hij Zijn enige Zoon, dien Hij liefheeft, tot een offer zou stellen tot verzoening voor de zonden.

Wie toch is, als Gij, weldadig?
Wees mij dan, o HEER', genadig;
Want mijn roepen en geklag
Klimt tot U den gansen dag.
Wil de ziel Uws knechts verblijden;
Ondersteun hem in zijn lijden;
Want ik hef mijn hart en oog,
Trouwe God, tot U omhoog.

Maar Gij, HEER', Gij zijt lankmoedig,
Zeer barmhartig, overvloedig
In gena, die ons behoedt,
Groot van waarheid, eind'loos goed.
Wend U tot mijn ziel genadig,
Sterk Uw knecht en geef weldadig
Ondersteuning aan de zoon
Uwer dienstmaagd, van de troon.

In het offer gezegend
Abraham krijgt bijzondere zegeningen hier op Moria. En dat ten overstaan van Isaäc, die het alles mede aanhoort. En zwijgt, zoals zijn vader. Ten tweede male spreekt de Engel des HEEREN, de Christus, van de hemel. Nu wordt het alles klaar voor Isaäc en ook voor Abraham. Gelooft, dat die jongen een respect gekregen heeft voor zijn vader, en die beiden voor de HEERE. De beproeving van dit geloof brengt niets dan winst en grote en dierbare beloften.
Daar is eerst de ram. De HEERE voorziet, zoals Abraham zei, Zelf in een lam ten brandoffer. Daar ontstaat een spreekwoord: „Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden." God Zelf heeft deze berg begeerd ter woning, om aldaar geëerd Zijn heerlijkheid te tonen. De gedurige offers en het enig offer op deze berg — eeuwen lang en voor eeuwig.
Dan de belofte Gods vermeerderd. Nog eens het zaad vermeerderd, maar nu met de belofte er bij, dat Abrahams zaad, Isaäcs zaad, de poorten zijner vijanden erfelijk zal bezitten. Aan het Israël Gods, de kerk van Christus, schoon altijd en overal veracht en bestreden, zal de overwinning gegeven worden. Anderen verliezen winnend, maar Gods volk, Gods ware kerk, wint verliezend. Door de eeuwen heen de veste der vijanden bezitten!
Heeft God herhaalde malen de belofte gegeven, thans bevestigt Hij Zijn beloften voor het zaad onder éde. God heeft niets boven Zich om te zweren, daarom zweert Hij bij Zichzelven. Hij zweert bij Zijn leven, 'k Zou geen God zijn, 'k zou ophouden God te zijn, als niet in uw zaad alle geslachten des aardrijks gezegend zouden worden. „Omdat Abraham aan Gods stem gehoorzaam geweest is." God doet grote wonderen, maar het geloof en zijn gehoorzaamheid doen ook grote wonderen. De gehoorzaamheid aan God overwint de wereld.
Dan keert Abraham terug naar de jongens... mèt Isaäc — zijn zoon. En zij woonden te Berseba bij de put van de eed. Wonen onder Gods eed. En het slot van het hoofdstuk meldt de geboorte van Rebecca uit Nahor. En God gaat het geslacht van Isaäc bouwen uit een heilig huwelijk.

W. W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Abrahams offer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's