Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een belofte voor de Moren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belofte voor de Moren

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. Psalm 68 : 32b.

Psalm 68 is één van de meest bekende, ook één van de meest geliefde psalmen. Dit lied heeft een bijzondere betekenis gehad in de dagen van de geloofsvervolging. De Hugenoten zongen het in Frankrijk, de Geuzen in Holland, de Covenanters in Schotland. Het is een lied van oorlog en vrede, van strijd en overwinning. We horen vijanden aanstormen, we zien een God Die opstaat tot de strijd en Die Zijn vijanden uiteen doet stuiven als kaf voor de wind.

We hebben hier te doen met een psalm van de Ark. Een feestelijke processie trekt naar Jeruzalem. De priesters dragen de Ark en ze zingen het oude lied, dat ook gezongen werd tijdens de woestijntocht: Sta op, Heere, laat Uw vijanden verstrooid worden, laat Uw haters van Uw aangezicht vlieden. Want de Ark is het symbool van Gods tegenwoordigheid. Waar de Ark is, daar is de God van Israël. Daar woont Hij bij Zijn volk, daar spreekt Hij tot Zijn volk, daar strijdt Hij voor Zijn volk.

Maar de dichter ziet niet alleen vijanden die verslagen worden, hij ziet ook, in de verre toekomst, volken die zich aan die God onderwerpen. Egypte, de oude vijand van Israël, en Morenland, dat nu nog leeft in vervreemding van de Heere en van Zijn dienst.

1) Zonder God zijn de Moren verloren

Morenland — dat is het land Cusch, ten zuiden van Egypte, het tegenwoordige Ethiopië. De bewoners van dit land zijn geen negers, wel mensen met een donkere huidskleur. En die donkere huidskleur is in de Bijbel altijd het beeld van de mens zonder God, de mens die bevlekt en bezoedeld is door duizend zonden. Dat weet iedere Israëliet. Jeremia heeft het volk eraan herinnerd: Zal ook een Moorman zijn huid veranderen of een luipaard zijn vlekken?

De huidskleur van de Moren is het beeld van onze onmacht ten goede. Zoals een Moor nu eenmaal niets aan zijn huidskleur kan veranderen, zo zijn wij van nature onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.

De Moren zijn niet alleen donker, ze zijn ook gevloekt. In de tent van Noach heeft Cham zijn vader bespot en is daarom door zijn vader vervloekt. En zoals nu heel het geslacht van Cham onder de vloek ligt, zo ligt heel de mensheid onder de vloek der zonde. Vervloekt is een ieder die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der wet...

De Moren zijn ook heerszuchtig. Een volk, zegt de profeet Jesaja, dat vreselijk is van dat het was en voortaan, welks land de rivieren beroven. Weer zo'n beeld van de mens der zonde. We zijn wel van de top van eer gevallen, maar het heersen zit ons in het bloed. W T e dulden niemand naast ons en zeker niemand boven ons. En tegen Hem Die recht heeft op ons leven zeggen we: We zijn heren, we zullen niet meer tot U komen.

Morenland is een land, voor de Israëliet vèr weg. Men had in die tijd geen idee van de grootte van de aarde en van de ligging van de diverse landen ten opzichte van elkaar. Ten zuiden van Palestina lag Egypte, dat was al veel en veel groter. En ten zuiden daarvan lag dan nog eens dat grote Morenland. Dat was voor Israël de einden der aarde...

Maar vèr weg wonen van Israël, dat betekent ook: vèr weg zijn van de Heere en van Zijn dienst. Hoe moest een Cuschiet, een Moor, in Israël komen om te aanbidden? Ver van Israël wonen, dat betekent: gescheiden leven van de Heere.

Hebben we in deze Moren weieens ons beeld gezien? Zwart door de zonde, lopend onder de vloek en de toorn van de Almachtige. Heerszuchtig en opstandig, niet willend dat de Heere Koning is over ons leven. En verder van God gescheiden dan de hemel van de aarde. Vreemdelingen van God en van Zijn Verbond.

En wat het ergste is, dat weten de Moren helemaal niet. Ze voelen zich in dat verre land volkomen gelukkig. Wat is onze grootste ellende? , vroeg iemand... Dat we onze ellende niet gevoelen!

Nu, dat staat er dan hopeloos bij. Zonder God zijn de Moren verloren. Er zal een wonder moeten gebeuren. Wel, van dat wonder zingt deze dichter: Morenland zal zich haasten...

2) Van God gaan de Moren horen

Wanneer Morenland de handen naar God uitstrekt, moet Morenland eerst 'van God gehoord hebben. . Je kunt geen hulp zoeken bij iemand die je niet kent, van wie je nooit gehoord hebt. Dat is ook gebeurd. In dat verre Morenland is de Naam van de God van Israël niet helemaal onbekend gebleven.

Dat is gekomen toen koning Hizkia en zijn stad door Goddelijk ingrijpen verlost werd van de legermacht van Assyrië. Dat heeft zo'n indruk gemaakt op de omliggende volken dat ze gezanten naar Jeruzalem zonden om Hizkia geschenken te brengen. Ook uit Ethiopië zijn er gezanten gekomen. Dat trotse, heerszuchtige, oorlogzuchtige volk moest erkennen de grootheid van de Heere der heirscharen Die te Jeruzalem woont. En van die tijd af wordt de Naam van Israëis God in Morenland met ere genoemd.

Zó is Ethiopië in aanraking gekomen met het Woord van de God van Israël. Zó gaan de Moren van God horen.

En vele eeuwen later is er een hoogwaardigheidsbekleder uit Ethiopië, de kamerheer van de koningin, die de verre reis gaat maken naar het land van de God van Israël. Hoe is die man daartoe gekomen? Omdat hij door God verkoren was? Omdat de Heilige Geest zijn hart gewillig gemaakt heeft om die grote reis te ondernemen? Dat zal waar zijn! Maar één ding moet er wel bij gezegd worden: dat de Heere middellijk werkt. In Morenland is het gerucht van de God van Israël doorgedrongen. Dat gerucht moest éérst gehoord worden. Want hoe zullen ze horen zonder die hen predikt?

Zó werkt de Heere nog. Want het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God. En dat Woord is op een wonderlijke wijze doorgedrongen tot Morenland. Als dat niet was gebeurd, zou niet één Moor de handen naar God hebben uitgestrekt.

Heeft dat ook ons iets te zeggen? Vele mensen zijn druk met de vraag hoe ze tot de Heere moeten komen. Hebt u er weieens aan gedacht dat de Heere tot óns gekomen

is? Voordat iemand eraan dacht zijn handen naar God uit te strekken, heeft de Heere Zijn handen uitgestrekt naar ons. Ik heb Mijn handen uitgebreid, zegt Hij Zelf, de ganse dag, tot een wederhorig en tegensprekend volk.

Het Evangelie is in Morenland gekomen en dat is een wonder. Maar het is ook tot ons gekomen, en dat wonder is nog groter! U vindt het toch niet gewoon dat u een bijbel in huis hebt? U vindt het toch niet vanzelfsprekend dat de kerkdeuren elke zondag twee keer opengaan? Dat het Woord der zaligheid tot ons gezonden is? Acht het niet gering, want dat Woord is een kracht Gods tot de zaligheid.

En dat Evangelie is nu een Evangelie, juist voor Moren! Want het zegt ons dat we zwart zijn, maar dat er een reinigingsmiddel is: het bloed van Jezus Christus. Het zegt ons dat we gevloekten zijn, maar dat de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen is. Het zegt dat we rebellen en revolutionairen zijn, maar het verkondigt vrede door het bloed van het kruis. Het zegt ons dat we vèr van God leven, maar dat de van verre staanden nabij gebracht worden.

En op grond van dat Evangelie strekken Moren hun handen naar God uit.

3) Bij God zullen de Moren behoren,

Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. De handen uitstrekken. Dat is een gebaar van hulpeloosheid. Een bedelaar steekt zijn hand uit om iets te ontvangen. Een kind dat zich bedreigd voelt, dat in gevaar is, steekt de handen uit naar vader of moeder om gegrepen te worden, om het gevaar te ontkomen. Een blinde, die de weg niet weet, steekt zijn handen uit om geleid te worden.

Dat is een vernedering voor Morenland, voor dat trotse, heerszuchtige volk! De handen te moeten uitstrekken! Te moeten erkennen dat het geholpen moet worden, dat het zichzelf niet meer helpen kan. Dat is een vernedering, te moeten belijden: Heere, ik weet het niet, ik zie de weg niet, wilt U mijn Gids, mijn Leidsman zijn?

En toch is het de enige manier om tot de Heere te komen: Hoed mijn ziel en red z' uit noden, want ik kom tot U gevloden. De enige manier om geholpen te worden, want 't behoeftig volk in hunne noden, in hun ellend' en pijn, gans hulpeloos tot Hem gevloden zal Hij ten Redder zijn.

Als Morenland de handen uitstrekt is dat een erkenning van schuld. Heere, ik ben een Moor, zwart door de zonde, maar was mij geheel, dan zal ik witter wezen dan sneeuw die vers op 't aardrijk nederviel.

Dat is ook een erkenning van de vloek. Heere, ik loop onder de vloek, maar ik zoek de zegen alleen bij U, o Bron van troost en licht.

Dat is ook een erkenning van opstandigheid en heerszuchtigheid. Heere, ik ben van U afgevallen en mijn voeten haasten zich om bloed te vergieten, maar ik heb gehoord dat U vrede met mij wilt maken.

Dat is ook een erkenning van vervreemding van God. Heere, ik woon vèr bij U vandaan, ik heb geen rechten, ik ben een buitenstaander. Maar Heere, wil mij tellen, als bij Israël ingelijfd.

Zó strekt Morenland de handen naar God uit. Als een hulpbehoevend volk, dat geholpen moet worden. Als een volk dat gehoord heeft: In de Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen.

Het is ook een belijdenis. Ik ben teleurgesteld in mijn afgoden, die kunnen me niet helpen. Het is ook een verlaten en een verzaken van de afgoden. Tot elk van die afgoden zeggen we: Henen uit!

Is het in uw leven al eens tot die keuze gekomen? Heere, ik strek mijn handen naar U uit... Wien heb ik nevens U in de hemel? Jamaar, dat doet een mens toch niet van zichzelf? Daar is toch de Heilige Geest voor nodig? Welzeker. Maar dacht u dat dat in het hart van één Moor opkwam? Nee, zo'n Moor, die de toevlucht neemt tot God in Christus, die zegt alleen maar: Heere, tot Wie zou ik anders heengaan? Trouwens, die heeft ook geen tijd voor zulke redeneringen. W T ant Morenland zal zich haasten.

Haast. Dat woord kennen we wel in deze tijd. Gauw even dit, gauw even dat. Hebt u ook zo'n haast? De wereld heeft haast, ze jaagt naar het verderf. En de duivel heeft ook haast, want zijn tijd is kort. Maar de Heere heeft ook haast. Hij roept ons toe: Haast u om uws levens wil.

Is er iemand die óók haast heeft om bij Hem te komen? Dan kan het niet lang meer duren. Want de Heere heeft veel meer haast dan wij. Een bereidwillige Zaligmaker en een gewillige zondaar zullen niet lang gescheiden blijven.

Haast u, om uw handen naar Hem uit te strekken.

Jamaar, zegt iemand, mijn hand is lam. De Heere zegt: strek uw hand uit. Het ongeloof zegt: dat kan ik immers niet? Maar het geloof zegt: U bent toch de Machtige?

Jamaar, zegt een ander, mijn hand is vuil. Zou u willen wachten tot u schone handen hebt? Dan zult u lang moeten wachten. Nooit zuilen ze schoon worden, wanneer we ze niet uitstrekken naar Hem om gewassen te worden.

Ik, zegt een ander, heb alleen maar lege handen, niets om de Heere aan te bieden. Wel, u kunt nooit beter komen dan met lege handen. Want armen heeft Hij met goederen vervuld, maar rijken heeft Hij ledig weggezonden.

Tenslotte: Morenland zal zich haasten. Hoe moet dat, zo'n zwarte Moor, zo'n gevloekte, zo'n opstandig en heerszuchtig mens, iemand die zo ver-bij God vandaan leeft? Luistert u maar: Morenland zal. Er staat niet: Misschien zal er eens een Moor komen. Er staat ook niet: Mocht er eens een Moor komen. Nee, Morenland zal...

Nu ligt het voor eeuwig vast in het voornemen Gods, in de verdienste van Christus, in de handen van de Heilige Geest, in de belofte Gods. Hij heeft het beloofd en Hij zal het doen.

Hem, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zij de lof en de eer, de aanbidding en de dankzegging van alle Moren die hun handen naar Hem hebben uitgestrekt als een God van volkomen zaligheid.

Wijk (bij Heusden).

W. van Gorsel.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een belofte voor de Moren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's