Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dat was een dominee op artikel acht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dat was een dominee op artikel acht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„U moet weten dat ik van oorsprong gereformeerd ben, maar later ben ik naar de hervormde kerk overgegaan. Het grootste deel van mijn familie is nog gereformeerd.

Toen ik in de vakantietijd daar logeerde ging ik mee naar de gereformeerde kerk, waar ik in mijn jeugd zoveel gekerkt had.

Toen men mij vroeg hoe ik de dominé gevonden had, antwoordde ik dat de geest van de prediking heel anders was dan die ik mijn jeugd had gehoord. Het antwoord was: Ja maar, toen hadden we hier een dominé op artikel acht. Toen ik daar een nadere verklaring over vroeg, kon niemand me eigenlijk een afdoend antwoord geven. Mijn broer zei dat vader zo onze dominé toen had genoemd. Ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig wat voor soort dominees dat zijn, dominees op artikel acht en ik zou willen vragen of er tegenwoordig ook nog zulke dominees zijn..."

We willen beginnen met op te merken dat van meetaf de noodzakelijkheid van studie voor een predikant duidelijk is gesteld.

Daarom heeft Prins Willem van Oranje ook na het beleg van Leiden aan die stad een universiteit geschonken, voornamelijk opdat daar predikanten zouden kunnen worden opgeleid die de jonge gereformeerde kerken in Nederland zouden kunnen dienen. We zullen verstaan dat er juist op dit gebied in de eerste tijd nogal wat moeilijkheden voor de kerk waren. Daarom kunnen we in de notulen van de kerkeraden en vooral ook van de classes nogal eens verslagen vinden van gesprekken hierover of iemand die zich gemeld had als predikant wel bekwaam was om een gemeente te leiden en in de Schriften te onderwijzen en de gereformeerde leer te Ieren. Daarom heeft men in de Dortse Kerkorde ook duidelijk gesteld dat er bestudeerde predikanten moesten zijn. De universiteiten werden dan ook de aangewezen onderwijsinrichtingen om de predikanten op te leiden. Toch heeft men van meetaf een ontsnappingsclausule in de kerkorde opgenomen. Wanneer iemand „singuliere gaven" had kon hij zonder universitaire studie tot het predikambt worden toegelaten. Die mogelijkheid bestond in de hervormde kerk na 1816, toen door koning Willem I een synodale organisatie aan de kerk werd opgelegd, niet meer. Maar in de kerken van de afscheiding heeft men de Dordtse Kerkorde weer aangenomen en daar stond dat artikel acht in en men heeft er ook - vooral in het begin - een ruim gebruik van gemaakt. Later is men wat zuiniger geworden met de toepassing van dit artikel, maar toch zijn er ook in de gereformeerde kerken nog dominees op artikel acht geweest, getuige ook het feit dat in de jeugd van onze briefschrijver in zijn gemeente een „dominé op artikel acht" gevonden werd.

Toen we een en ander bijeenbrachten om dit artikel te kunnen schrijven kwamen we ook een artikel tegen van Prof. Dr. G. P. van Itterzon in het Hervormd Weekblad, die ook aan de „singuliere gaven" aandacht besteedt. Hij wijst er op dat ook in de nieuwe kerkorde van de hervormde kerk de mogelijkheid van een „dominé op artikel acht" is geopend. In ordinantie 7.17 staat immers: „Een lidmaat der Kerk, aan wie naar het oordeel van het breed moderamen der generale synode singuliere gaven zijn geschonken voor het ambt van dienaar des Woords, of die om andere redenen een bijzondere geschiktheid daartoe blijkt te bezitten, kan — zo hij voldoet aan voor elk geval afzonderlijk door de commissie voor het theologisch wetenschappelijk onderwijs gestelde eisen van ontwikkeling en van kennis der theologie — door dat moderamen tot het colloquium worden toegelaten, zonder dat is voldaan aan de vereisten in ordinantie 7—8 en 7—15—1 sub b—d".

Omdat niet iedere lezer in het bezit van de Kerkorde is: Ord. 7—8 spreekt over het kerkelijk examen voor candidaten in de theologie. Ord. 7—15 — 1 gaat over colleges, die men heeft moeten volgen en over het seminarie, dat men moet hebben bezocht.

Het is dus wel duidelijk dat men niet zomaar zonder meer tot het predikambt in de hervormde kerk wordt toegelaten. Er worden eisen gesteld in verband met de ontwikkeling en kennis van de theologie aan hen die zich melden om zonder universitaire studie tot het ambt van predikant te worden toegelaten. Dat is trouwens in de gereformeerde kerken ook het geval. Ook de diverse groeperingen van Gereformeerde Gemeenten en dergelijke stellen tegenwoordig voorwaarden van studie aan hen die zich melden voor het ambt van predikant. Men heeft daarvoor zelf opleidingen geschapen, die er echter alle op wijzen dat men het de gewone regel acht dat iemand eerst studeert voordat hij predikant kan worden. Alhoewel, men laat de mogelijkheid van een „dominé op artikel acht" toch nog wel open. In de gereformeerde kerken heeft men het als volgd geformuleerd in artikel 6 van de kerkorde (voorheen derhalve artikel acht): „Van de regel, dat een deugdelijke theologische opleiding vereist is, kan alleen worden afgeweken, indien op overtuigende wijze blijkt, dat iemand in die mate de gaven bezit, welke voor een dienaar des Woords onmisbaar zijn, dat hij ondanks het gemis van een zodanige opleiding geacht kan worden in staat te zijn de gemeente met stichting te dienen.

Onder deze gaven zijn in het bijzonder te verstaan de gave van godsvrucht, van ootmoed, van wijsheid en van geestelijk onderscheidingsvermogen, benevens het vermogen om op duidelijke en opbouwende wijze het evangelie te verkondigen".

Prof. Nauta, die een dik boek geschreven heeft ter toelichting van de kerkorde merkt hierbij o.a. op:

„Hiermede wordt een oude traditie bestendigd. De ervaring heeft geleerd, dat God van tijd tot tijd mannen geeft, die het bedoelde ambt met waardigheid weten te vervullen en tot opbouw van de gemeente, zonder dat zij zich tevoren wetenschappelijk hebben behoeven te bekwamen. Het zou daarom niet aangaan, aan zulke mannen de weg tot het ambt te willen afsnijden. Met name in tijden van druk en vervolging kan deze weg aan de kerken uitkomst bieden.

Onder normale omstandigheden mag de hier bedoelde mogelijkheid echter er niet toe leiden de algemene eis van een deugdelijke theologische opleiding minder stringent te doen zijn. Wanneer er ook maar enige twijfel over bestaat, of de in dit artikel genoemde gaven in bijzondere mate wel aanwezig zijn, is het geraden van deze mogelijkheid geen gebruik te maken.. Het zou niet verantwoord zijn in een tijd als de onze, waarin van de dienaar des Woords voor het nakomen van zijn taak in de gemeente zo ontzaglijk veel wordt gevraagd."

Het is wel duidelijk dat van de geboden mogelijkheid om zonder universitaire studie tot het predikambt te worden toegelaten door weinigen gebruik gemaakt kan worden omdat de deur slechts op een klein kiertje is gezet. Alleen, in de hervormde kerk heeft men onlangs de hulppredikers, die ook geen universitaire studie hebben gehad, tot het predikambt toegelaten, maar dat was een andere weg dan die van „artikel acht" met zijn siguliere gaven. Daar is ook geen sprake meer geweest van een nader onderzoek naar geschiktheid en bekwaamheid.

Wanneer men een aanvraag indient om „op artikel acht" toegelaten te worden tot de bediening van het ambt van predikant, krijgt men van de synode een brief — we vonden deze brief in een speciaal nummer van Kerkinformatie over „singuliere gaven" — waarin duidelijk gesteld wordt dat deze mogelijkheid slechts in uitzonderingen wordt toegepast. De brief vervolgt dan:

In het algemeen zou gezegd kunnen worden, dat dit artikel is gericht op het belang van de kerk en niet op dat van bepaalde personen. De toepassing van dit artikel kan derhalve ook nimmer gezien worden als een beloning voor een trouwe staat van dienst

en voor een alom gewaardeerde trouw en toewijding in de arbeid ten dienste van de kerk. In dat geval zou nl. dit artikel van toepassing worden op zeer en zeer veel trouwe medewerkers in de kerk, die zich met inzet van al hun krachten geven aan de opbouw van de gemeente van Christus.

Daarom heeft de generale synode dit artikel altijd in een andere zin verstaan. Het gaat er om, dat het in bepaalde gevallen voor de kerk in haar geheel tot schade zou zijn, indien de gaven van een bepaald persoon niet zouden worden gebruikt in het ambt van dienaar des Woords. Hetzelfde is van toepassing op het begrip „bijzondere geschiktheid". Deze geschiktheid zou dermate in het oogvallend moeten zijn, dat het tot schade van de kerk zou zijn, indien de mogelijkheid voor de betrokken persoon de kerk als predikant te dienen, niet zou worden gerealiseerd. Het is welhaast vanzelfsprekend, dat iemand op wie deze regeling toepasbaar wordt verklaard, in ervaring en kennis met de predikanten moet kunnen worden gelijkgesteld.

Vanuit dit algemeen uitgangspunt dient dan nader te worden omschreven hoe de singuliere gaven of de bijzondere geschiktheid dan wel zouden moeten worden verstaan.

Hierbij gaat het om een combinatie van factoren. De betrokkenen zullen ongetwijfeld in hun leven blijk gegeven moeten hebben van belangstelling voor de theologie en dientengevolge ook over voldoende kennis en inzicht in dit opzicht beschikken. Hierbij gaat het uitdrukkelijk niet alleen om academische kennis, doch vooral om een inzicht dat alleen ontstaat wanneer belangstelling aanwezig is en zelfstudie in belangrijke mate de academische studie heeft benaderd.

Wie belang stelt in de hedendaagse theologie zal daarvan getuigenis kunnen afleggen.

Het bovenstaande houdt als vanzelf ook in, dat er een bepaalde algemene eruditie aanwezig dient te zijn. Wie langs deze bijzondere weg leiding zal moeten geven aan de gemeenten der kerk, zal toch op de hoogte moeten zijn van het geestelijk leven van deze tijd en van de problemen die in het huidig tijdsgewricht aan de orde zijn. Hij zal daarover in zekere mate een zelfstandig oordeel moeten hebben.

Een en ander dient te worden aangevuld met een zekere rijpheid in levenservaring, die nadere vorm heeft gekregen in een kerkelijke ervaring op grond van een intensieve deelname aan het kerkelijk leven gedurende een langere tijd.

De bovenstaande aspecten dienen in aanmerking genomen te worden, omdat de goede gang tot het predikantschap volgens dit kerkorde-artikel een vervanging vraagt van een middelbare schoolopleiding en een academische opleiding in de theologie. Tezamen een periode omvattend van pl.m. 12 jaar. Bovendien moet de studie-opdracht, welke eventueel krachtens het bepaalde in de ordinantie wordt verstrekt, aansluiten op een bepaald niveau van kennis of een geestelijke basis, waarop verder kan worden gebouwd, zodat een volwaardig predikantschap kan worden bereikt.

Wanneer men zich door de bewoordingen niet heeft laten afschrikken en wanneer er een gesprek plaatsvindt met de daartoe aangewezen commissie, dan dient dat gesprek om vast te stellen dat men een gelijkwaardige algemene en theologische kennis heeft als bij predikanten wordt verondersteld. Daarom zullen we in de hervormde kerk niet gemakkelijk predikanten tegenkomen die men vroeger aanduidde als „een predikant op artikel acht".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Dat was een dominee op artikel acht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1978

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's