KLEINE KRONIEK
Tot en met vorige week had onze overleden eindredacteur nog gezorgd dat er elke week een kleine kroniek beschikbaar was. Dan weet u tevens dat hij altijd deze kroniek verzorgde. Hij deed dat altijd anoniem. En dat zal ook zo blijven nu ik deze taak van hem overneem. Wat een werk heeft hij ook verzet om via deze rubriek u als lezers steeds informatie te geven over zoveel uiteenlopende gebeurtenissen in kerk en wereld. Ik vond in het blad „Eilandennieuws" een treffend In Memoriam bij het heengaan van ds. A. Vroegindeweij, geschreven door Waarnemer. Ik geef u dat bij dezen door:
In memoriam: Ds. A. Vroegindeweij
Voor degenen die hem gekend hebben — en dat zijn er niet weinigen — is het onvoorstelbaar: Ds. Arend Vroegindeweij is niet meer... Dit voorjaar was hij 65 en dus emeritus geworden. We mochten verwachten dat deze man met zijn sterke lichaam en zijn onvermoeibare geest nog veel werk zou kunnen doen. Maar God had anders over hem beschikt; nog maar tien maanden na zijn vrouw moest ook hij gaan de weg van alle vlees. Een zware slag allereerst voor zijn drie dochters, maar ook voor de kerk die hij met al zijn gaven en krachten heeft gediend en waarvoor hij zoveel heeft betekend.
Hij was een „Menheersenaar", de jongste van vier broers, van wie er nu alweer twee zijn overleden: Leendert in 1969 en nu Arend in 1978. Bijna legendarisch zijn ze al tijdens hun leven geworden, de zoons van „de oude Jan", die allen in het wondere ambt hebben gediend. Maar van hen is Arend toch wel het meest op de voorgrond getreden. Daardoor was zijn arbeidsveld veel ruimer dan de grote gemeente Veenendaal, die hij na Loon-op-Zand dertig jaar heeft mogen dienen. Daardoor heeft hij ook betekenis gehad, niet alleen voor de Hervormde Kerk, die hem lief was, maar ook voor de gehele Gereformeerde Gezindte in ons land. Met zijn grote werkkracht en zijn organisatorische gaven zat hij „overal op en in". Het is gewoon indrukwekkend al de overlijdensberichten te lezen van instanties en besturen waarvan ds. Vroegindeweij deel uitmaakte. Zo was hij lange jaren voorzitte-van de Mannenbond op Gereformeerde Grondslag en hoofdredakteur van het Gereformeerd Weekblad, voorzitter van verschillende schoolbesturen; de laatste jaren ook bestuurslid van de Evangelische Omroep en mede-redakteur van het blad „Koers".
En dan zijn we zeker nog niet volledig geweest! En dc gemeente Veenendaal heeft er niet onder geleden, want ook zijn pastorale werk deed hij met voorbeeldige trouw. Waar deze man de tijd vandaan heeft gehaald en de energie om zoveel werk te verzetten blijft een raadsel.
Wanneer men hem ernaar vroeg hoe hij toch zoveel kon doen, dan was zijn antwoord: Dat is niet moeilijk, je moet gewoon één ding tegelijk doen! Achter al die arbeid zat echter nog een ander geheim, waar hij niet mee te koop liep en dat was het woord van de apostel Paulus: „De liefde van Christus dringt ons". Gedreven door die liefde stond in al zijn werk centraal de verkondiging van het Lam Gods, Dat de zonde deiwereld wegneemt. Op Hem te wijzen en van Hem te spreken, dat is hij nooit moe geworden. Terecht is over hem gezegd dat hij een „Gereformeerde heilsoldaat" was, iemand die geen ander doel voor ogen had dan onderdanen te werven voor Koning Jezus.
In de kracht van dat geloof heeft hij geleefd en gewerkt en op dat geloof is hij ook gestorven. En van dat leven en sterven gaat de roepstem uit die ds. W. L. Tukker aan de grote schare meegaf die tegenwoordig was bij zijn uitvaart: „Volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandeling".
Een oudere generatie predikanten valt weg. Dat stemt ons weemoedig. Maar — zo staat op het graf van Wesley: „God begraaft zijn arbeiders, maar Hij zet hun werk voort".
En zó heeft de overledene het gezegd bij de begrafenis van zijn broer Leen in de Oude Kerk te Delft op 21 aug. 1969: „Het gaat niet om een mens. Het gaat om dé Mens. Het gaat om de Heere Jezus, het Lam Gods. En wanneer we bediend worden door de Heilige Geest en wanneer we het Lam mogen zien, dan kan zo'n diepe vrede ons hart vervullen. Maar het is hier alles ten dele. Het is hier nog slechts een beginsel van de eeuwige vreugde. Het beste komt nog. Want wie achter het Lam aanreist — hoe moeilijk soms die weg ook wezen mag — die komt thuis. Die komt in het eeuwig Vaderhuis: En mij, hiertoe door U bereid, opnemen in Uw heerlijkheid."
opnemen in Uw heerlijkheid." Dat is nu ook voor Ds. Arend Vroegindeweij zalige werkelijkheid geworden.
Reformatieherdenking
Op talloos vele plaatsen zijn er de afgelopen weken en dagen weer samenkomsten geweest om het wonder en de gave van de Reformatie te herdenken. Voor wie uit de schat der Reformatie leerde leven, kan dat nooit een overwonnen of achterhaalde zaak worden. Het blijft nodig, zeker in onze tijd, waarin de schat van de Hervorming op veel manieren verduisterd en verdonkerd wordt, ons te bezinnen op het ons overgeleverde erfgoed. Ik werd daar dezer dagen nog weer eens indringend bij bepaald door de lezing van een brochure van de hand van drs. K. Exalto uit Benthuizen over het onderwerp: e zekerheid des geloofs bij Calvijn. De schrijver deelt zijn onderwerp in drieën:1. het wezen des geloofs; 2. het object des geloofs en 3. de strijd des geloofs. In zijn inleiding stelt drs. Exalto dan:
„Zekerheid behoort volgens Calvijn tot het wezen der ware religie. Ware religie zonder zekerheid is onbestaanbaar. Een religie zonder zekerheid is een pseudo-religie, is afgodendienst.
Naar aanleiding van het begin van Paulus' rede op de Areopagus, met name de woorden: „Gij mannen van Athene, ik bemerk dat gij alleszins als godsdienstiger zijt" merkt Calvijn op: 'Alwie zonder enige zekerheid God vereert, vereert slechts zijn eigen verzinsel'.
zijn eigen verzinsel'. Het is het Woord Gods en het is de zekerheid die daarop rust, die de scheiding aangeven tussen dc ware religie en de afgodendienst. Nu is bij Calvijn deze zekerheid zekerheid des gelóófs. Op geen andere wijze kunnen wij zeker zijn van onze zaligheid dan door het geloof, en alleen waar het geloof in Christus is is de ware religie."
Hij begint het eerste hoofdstuk over het wezen des geloofs met: „Het geloof is zekerheid. Er is alle reden voor, te stellen dat voor Calvijn het wezen des geloofs zekerheid is. Allerlei uitspraken die hij gedaan heeft wijzen duidelijk in deze rich-
ting. Alleen al de herhaaldelijk bij hem voorkomende formule 'zekerheid des geloofs' (certitudo fidei). Reeds deze formule legt een onmiskenbare relatie tussen geloof en zekerheid. Maar hij zegt ook met zoveel woorden: Het geloof heeft zijn zekerheid. En elders zegt hij het nog duidelijker: De kracht en aard (natura) van het geloof is zekerheid —, hij voegt er aan toe: zich verlatend op de goedheid Gods, die geen onzekerheid (dubitatio) toelaat. In zijn Institutie zegt hij: 'Zodra ook de minste druppel des geloofs in onze harten is ingedruppeld, beginnen wij reeds het vriendelijke cn liefelijke en ons goedgunstige gelaat Gods te aanschouwen, weliswaar uit de verte en op een afstand, maar toch met een zo vaste blik, dat wij weten, dat wij allerminst het ons slechts inbeelden'; naarmate wij vorderen, zegt Calvijn dan wat verderop, worden wij steeds zékerder. Er is dus in het geloof al bij de aanvang af zekerheid. Het wezen des geloofs is zekerheid!"
Calvijn heeft zich met alle kracht gekeerd tegen het Roomse geloofsbegrip waarin de onzekerheid tot dogma is verheven. Wij mogen ons dat wel terdege realiseren, nu ook onder ons volop te horen valt dat dc onzekerheid des geloofs regel is en de zekerheid slechts hoge uitzondering.
Tenslotte, onder het hoofd 'Waar geloof en tijdgeloof' lezen we:
geloof' lezen we: „De vraag komt vanzelf op, waar dan het eigenlijke verschil ligt tussen deze geveinsden en de ware gelovigen. Dat verschil is volgens Calvijn niet alleen erg groot maar ook duidelijk. Er is bij de geveinsden wel een begeerte maar geen lévende begeerte. Hun harten zijn wel wat aangeraakt door de Geest, maar hun geloof is toch niet een zaak des harten. Hun geloof is een geloof dat alleen met het verstand is aangenomen, en dat niet in het hart geworteld is. Het heeft niet kracht en vastigheid in hen gekregen. Zij stemmen wel met de waarheid in, maar die dringt niet tot het hart zelf door. Bij hen is slechts een onduidelijk besef van de genade. Zij hebben slechts een verward en onduidelijk beeld van de verzoening met God. Het besef dat zij hebben van Gods genade is maar voor een ogenblik. Zij hebben enig gevoelen van de liefde Gods maar het verdwijnt. De kennis die zij hebben verdwijnt later weer, of zij komt, omdat zij geen diepe wortels had, niet eens op. Zij dringen niet werkelijk door tot de openbaring Gods in de Schrift. Zij zijn gelijk een boom die niet diep genoeg geplant is om levende wortelen te schieten; na verloop van tijd verdort hij, ook al draagt hij gedurende enige jaren niet slechts bloemen en bladeren, maar zelfs vruchten. De stralen van Gods genade waarmee zij verlicht zijn, doven later weer uit. Koning Saul heeft een tijdlang geleefd in een vrome gezindheid maar toen kwam de afval. Prijzenswaardig is wel de volvaardigheid waarmee de tijdgelovigen het Woord Gods terstond als het verkondigd wordt zonder uitstel met vreugde aannemen; maar wij moeten weten dat er nog niets gedaan is zolang niet het geloof kracht en vastheid heeft verkregen; wil het niet in de aanvang verdorren. De verdrukking brengt aan het licht dat dit geloof niet waarlijk wortel heeft geschoten. Dc tijdgelovigen zijn niet in waarheid wedergeboren. Er is in hen niet een levende wortel des geloofs. Zij hebben de kracht der geestelijke genade cn het zekere licht des geloofs niet geheel en al in zich opgenomen. Alleen de uitverkorenen wederbaart God door een onverderfelijk zaad tot in eeuwigheid, zodat nooit het zaad des levens, dat in hun harten is ingeplant, vergaat.
Er is in de tijdgelovigen geen ware overgave aan Christus, niet een komen tot de gemeenschap met Hem. En daarom, als zij gevoelen dat de leer van Christus strijdt met het vlees en de kwade begeerlijkheden, worden zij verbitterd en wijken zij af van het aangenomen geloof. Er is in hen de geest van huurlingen, zij dienen God slechts om loon.
En dan, in de tijdgelovigen ontbreekt de zekerheid! De naam tijdgeloof zegt het al: zij hebben geen vastigheid, zij vallen op de duur af. Alleen in zijn uitverkorenen, zegt Calvijn, verzegelt God de genade zijner aanneming tot kinderen, opdat zij standvastig en zeker zij. De tijdgelovigen hebben niet het zékere licht des geloofs in zich opgenomen. Alleen in de uitverkorenen leeft dat geloof krachtig waarvan Paulus roemt, dat zij met volle mond roepen Abba, Vader. De tijdgelovigen aanvaarden en belijden wel de genade, maar het komt niet tot een grondige uitwerking en genieting daarvan. M.a.w.: zij missen de ware troost en zekerheid. Het gevoelen waardoor de tijdgelovigen aangeraakt worden loopt uiteindelijk, van welke aard het ook is, uit op schrik en ontzetting, —, en daarin zijn zij dan aan de duivelen gelijk. Dus inplaats van zekerheid de siddering en angst der duivelen.
Met de uitverkorenen is het heel anders. Hoe gering en zwak hun geloof ook is, het indruksel daarvan kan nooit uit het hart verwijderd worden; omdat de Geest Gods hun een zeker onderpand en zegel is van hun aanneming tot kinderen. Geen anderen zijn het ware geloof deelachtig dan zij, die door de Geest der aanneming verzegeld, God van harte als Vader aanroepen. Gelijk deze Geest nimmer uitgeblust wordt, zo kan ook het geloof hetwelk Hij eenmaal in dc harten der vromen gegraveerd heeft, niet verdwijnen.
Zo is dus de vastigheid, de zekerheid het kenmerk van het ware geloof. Wat het tijdgeloof onderscheidt van het ware geloof is dat het onzeker, wankel is. Het is niet een zaak des harten. Het heeft geen wortel. De kennis ervan is gebrekkig, verward. Het rust niet waarlijk in het object des geloofs, in Christus, in zijn Woord, in zijn beloften. Het is niet een levend geloof, dat gepaard gaat met wedergeboorte, met heiliging. Daarom houdt het geen stand. Het ware geloof doet dat wel. Dat overwint alle aanvechting en strijd. Het ware geloof is zekerheid."
Dankbaar zijn we drs. Exalto, dat hij deze dingen voor ons op papier heeft willen zetten. Ik wil ze u ter lezing hartelijk aanbevelen. Dat God het gebruike en zegene om in onze geestelijk zo verwarde tijd de reine leer der zaligheid te doen kennen en geloven van ganser harte. Ik heb maar een kleine greep gedaan uit dit rijke geschrift. Slechts uit het eerste hoofdstuk. U moet 't zelf maar verder doorlezen. Het is een uitgave van de Willem de Zwijgerstichting, Postbus 642 in Apeldoorn. Als u voor minimaal ƒ 10, — per jaar donateur van deze stichting wordt, krijgt u elk jaar twee belangwekkende geschriften uit het fonds Reformatorische stemmen. Eerder dit jaar verscheen van prof. C. Veenhof een boekje over „Communisme - een religie", terwijl vorig jaar prof. W. van 't Spijker schreef over de Charismatische beweging. Kortom, goede lectuur. Afzonderlijk kost het boekje van drs. Exalto ƒ 7, 50.
De kroniekschrijver.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1978
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's