Oud en nieuw
Bij de grensovergang
Het jaar onzes He eren 1979 is, wanneer dit nummer van ons blad verschijnt, alweer enkele dagen oud, maar toch nog zó nieuw dat een terugblik naar de grensovergang niet al te zeer uit de toon valt.
Het is overigens niet de bedoeling het afgelopen jaar nogeens de revue te laten passeren. Wat jaaroverzichten betreft, in dagbladen, in weekbladen, in tijdschriften zijn we zeker niets te kort gekomen, 't Kan soms interessant zijn, zo'n jaaroverzicht door te nemen. We zeggen dan tegen elkaar: , , Is dat alweer zo lang geleden? Ik weet het nog als de dag van gisteren!" Maar verder, de dingen die in ons persoonlijk leven van belang waren, die weten we toch wel, ook zonder jaaroverzicht. En de dingen die ons niet persoonlijk raakten, die vergeten we toch weer, ondanks al die goed verzorgde terugblikken.
Wat zal het nieuwe jaar ons brengen? Op die vraag, vaak gesteld rondom het jaarbegin, kan niemand een zinnig antwoord geven. Veel van wat er in het oude jaar aan de hand was wordt in het nieuwe jaar op dezelfde voet voortgezet. De wereldgeschiedenis houdt geen halt bij een denkbeeldige drempel in de tijd. In het grote wereldgebeuren zullen er weer revoluties zijn en rampen, zal er honger worden geleden en zullen mensen moeten vluchten. En ook in ons kleine mensenbestaan zal alles zijn bestemde tijd hebben: kinderen zullen geboren worden, mensen zullen sterven, huwelijken zullen worden gesloten.
En allemaal zijn we met meer of minder goede voornemens het nieuwe jaar ingegaan en toch Weten we al te goed dat we ze niet zullen kunnen uitvoeren, omdat we ook ons verdorven hart hebben meegenomen, het oude jaar uit en het nieuwe jaar in.
Christelijke feestdagen
In onze agenda wordt de Oudejaarsavond en de Nieuwjaarsdag gerangschikt onder de rubriek „christelijke feestdagen". Dat mag voor ons een vanzelfsprekende zaak zijn, van den beginne is het alzo niet geweest! Voor de vaderen van de 17de en ook nog van de 18de eeuw was de Oudejaarsavond een avond als alle andere. Trouwens, na de Reformatie was het verzet tegen de christelijke feestdagen in het algemeen zeer groot. Zelfs het herdenken van de geboorte van Christus op 25 en 26 december werd door de Synode van Dordrecht van 1574 verboden. En in de volgende eeuw werd in de stad Utrecht de viering van het Kerstfeest opnieuw afgeschaft. Maar de natuur bleek sterker dan de leer. De kerk kon verbieden wat ze wou, maar het volk wilde wèl Kerstfeest vieren en tenslotte moesten kerk en overheid maar weer toegeven, cm de zwakheid van het vlees.
Tegelijk met het Kerstfeest kwam een ander feest op: het feest van de besnijdenis en de naamgeving van de Heere Jezus. Daar die besnijdenis, zoals bij alle Israëiietische jongetjes plaats had op de achtste dag na de geboorte is het niet moeilijk uit te rekenen dat dit feest dus gevierd werd op de 1ste januari. De predikanten moesten dan wel, om alle „superstitiën" (bijgelovigheden) te voorkomen, op de Nieuwjaarsdag preken over Lukas 2 vers 21, of een andere tekst die onmiddellijk verband hield met de Naam Jezus. Van nieuwjaarspreken zoals wij die nu kennen, was in die tijd nog geen sprake.
De Nieuwjaarszegen
Maar in het laatst van de 17de eeuw begon men de dag van de besnijdenis te vieren in de geest van onze tegenwoordige nieuwjaarsdag. Meestal werd er nog wel gepreekt over de besnijdenis van Christus, maar de „verklaring" werd steeds meer bekort om ruimte te scheppen voor de „toepassing". Deze toepassing, die dan vrijwel geheel los stond van de tekst en van de preek, bestond in een lange toespraak over de kortstondigheid van het leven, soms ook in een relaas over de gebeurtenissen van het voorbijgegane jaar. En in ieder geval werden vele zegenwensen voor het nieuwe jaar gericht aan het adres van allerlei personen en instanties.
Het gevolg was dat velen, die anders de kerk niet bezochten, op Nieuwjaarsdag wel aanwezig waren om uit de mond van de dienstdoende predikant de zegen te ontvangen. Niet alleen overheidspersonen, die soms op gespannen voet met de predikanten leefden, maar blijkbaar toch wel prijs stelden op diens nieuwjaarszegen, maar ook bijvoorbeeld vrouwen van lichte zeden, die van mening waren dat" ze met die zegen hun dubieus bedrijf wel weer een jaartje konden voortzetten
De Oudejaarsavond
• De dienst op Nieuwjaarsmorgen is dus ouder dan de dienst op Oudejaarsavond. De laatste dateert eigenlijk pas uit de tijd van de Franse Revolutie. Pas in 1817 richtte de Algemene Synode van de Ned. Herv. Kerk zich met een schrijven tot de kerkeraden waarin werd aangedrongen op het beleggen van een kerkdienst op de laatste avond van het jaar. De tijd van de Romantiek, waarin de vergankelijkheidsgedachte zo'n grote rol speelt, zal daaraan niet vreemd zijn geweest. En het sentimentele lied van Rhijnvis Feith, „Uren, dagen, maanden, jaren, vlieden als een schaduw heen...", dat in de vorige eeuw in elke Oudejaarsdienst werd gezongen, past uiteraard volledig in dit levensgevoel.
De opkomst van de Oudejaarsavonddienst gaf een verschuiving te zien in de inhoud van de preken. De vermaningen over de kortheid, de broosheid en de onzekerheid van het leven verdwenen uit de Nieuwjaarspreek en verhuisden naar de preek voor Oudejaarsavond. En de belangstelling voor de diensten verschoof eveneens! Want nog altijd is de kerk op Oudejaarsavond in verreweg de meeste plaatsen beter bezet dan op Nieuwjaarsmorgen. Een mens blijkt gevoeliger te zijn voor wegsnellende tijd dan voor beginnende tijd... Wat dat laatste betreft, de stampvolle kerken op Oudejaarsavond behoren ook allang tot het verleden. Was de laatste avond van het jaar voor veel mensen ook een soort „Grote Verzoendag", waarop ze hun verzuim van een heel jaar dachten goed te maken, momenteel is de morgendienst op le Kerstdag in de meeste gemeenten een „topper". Zo zit er toch een zekere waarheid in het sombere lied van de juist genoemde Rhijnvis Feith, dat we „niet bestendigs hier beneên" vinden...
Het Begin en het Einde
Er is natuurlijk niets tegen, maar alles vóór om het oude jaar in Gods huis en voor Zijn aangezicht te beëindigen en het nieuwe jaar weer op dezelfde wijze te beginnen. In principe is de Oudejaarsavond een avond als alle andere en verschilt de Nieuwjaarsmorgen niet van alle andere morgens in de winter. Maar het zijn nu eenmaal keerpunten geworden in de tijd, waarop ook maatschappelijk en politiek achterom en vooruit gekeken wordt, en waarom zou de Gemeente van Christus dat dan niet doen?
Voorwaarde is wel, dat alle romantiek en valse sentimenten zoveel mogelijk worden geweerd. Er mag nadruk worden gelegd op de wisseling der tijden, op de bróosheid van ons bestaan en op de onzekerheid van de toekomst. Maar er zal ook gewezen moeten worden op de Almacht van Hem Die de eeuwen acht als uren en op de vastheid en de zekerheid van Zijn Woord, dat eeuwig blijft, bij alles wat ons ontvalt en bij alles wat vergaat. En uiteindelijk zal ook in de prediking rondom Oud en Nieuw Hij in het middelpunt dienen te staan, Die gezegd heeft: Ik ben de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde.
't Woord bestaat
Dat mag ons ook voor ogen staan bij de verschijning van het eerste nummer van ons blad in het jaar 1979. Het gepasseerde jaar heeft ook in dat opzicht de vergankelijkheid van ons leven geaccentueerd door het zo plotselinge verscheiden van hem, die jarenlang de stuwende kracht van dit blad was, ds. A. Vroegindeweij. Als uitgever en medewerkers worden wc nog steeds geconfron-
teerd met de lege plaats die door zijn overlijden ook voor ons Gereformeerd Weekblad is ontstaan. We zullen alleen verder kunnen gaan, ziende op Hem Die gisteren en heden en tot in eeuwigheid Dezelfde blijft en gedachtig aan wat er in de kop van ons blad staat vermeld: „Wat vergaat, 't Woord bestaat". W. v. G.
W. v. G.
De wil wordt wel bedwongen, doch niet vernieuwd. De gretigheid in het zondigen wordt bedwongen door de schrik des Heeren, maar de neiging van de wil blijft overgebogen tot zonde en boosheid.
Wat het verstand betreft, dit krijgt wel een welgevallen in de ontferming Gods, doch geen vreugde in Jezus Christus, noch verwondering over de weg der zaligheid.
Het geweten veroordeelt de zonde, doch verfoeit de zonde niet om de zonde zelf. De zonde veroordelen is wat anders dan de zonde verfoeien. In dit werk raakt de Heilige Geest ongetwijfeld de hartstochten. Daar komt vrees, droefheid en vermaak, doch de hartstochten worden niet vastgezet. De droefheid, de vreze en het welgevallen, het is alles voorbijgaand en wankel. Ware genade echter zet de hartstochten vast op de hemelse dingen. Dat gebeurt hier niet.
Daardoor vervullen de geestelijke en hemelse dingen het hart niet. Daar is licht en daar is overtuiging en zij vertoeven in de mens, maar zij vertoeven er als in een herberg. Zij wonen er als vreemden. De eigenlijke bewoners van de herberg kan men vinden in de stille vertrekken. Daar woont wereld, zonde en eigen ik. Zaligmakende genade echter maakt het hart vol met hemelse dingen en maakt alles daaraan ondergeschikt.
Wat ontbreekt er aan de hervorming van het leven? Ten eerste blijven er grote zonden bestaan, die men niet eens opmerkt. Ten tweede blijven er altijd nog enige zonden, die men koestert. Ze worden niet alle uitgeworpen. In hun wandel worden die mensen dodiger. Geestelijk gesproken worden het geestelijke geraamten, wandelende en pratende geraamten. Zaligmakende genade doet de ziel groeien..
Wee die mens die blijft onder dit werk, dat wel gelijkt op het zaligmakende, doch het niet is. Er kan dus een werk des Geestes in ons zijn, dat niet leidt tot ware bekering. Hoe staat het bij u? L. V.
ring. L. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's