Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DE REDACTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DE REDACTIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Ds. A. Vroegindeweij ons op 2 oktober van het vorig jaar zo plotseling door de dood ontviel, wisten we wel dat hij de stuwende kracht was van het Gereformeerde Weekblad, maar toen beseften we toch nog niet dat zijn aandeel in het verzorgen van ons blad zó groot was. Als medewerkers hebben we terstond de schouders eronder gezet om de verschijning in dezelfde geest voortgang te doen vinden.

Inmiddels hebben we de taken enigszins verdeeld. Er is een kernredaktie gevormd van drie predikanten die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het blad en van wie de namen in de kop staan vermeld. Aan de vaste medewerkers die zich bereid verklaard hebben op gezette tijden bijdragen voor ons blad te zullen leveren is tot onze dankbaarheid toegevoegd de naam van Ds. J. Hoek te Groenekan, die we hartelijk welkom heten in onze kring.

Als redaktie en medewerkers hopen we alles in het werk te stellen om de lezers van ons blad gevariëerde lektuur te bieden met betrekking tot het kerkelijk en geestelijk leven. Bovenal bidden we dat de Geest der wijsheid en der kennis ons daarbij zal leiden en dat de zegen van de Allerhoogste op onze arbeid zal rusten.

En wat een smart voor Gods kind. We kunnen het immers in die dood niet uithouden. De HEERE is het zo anders waard. We moesten toch altijd wandelen in het vrolijk levenslicht. We moesten toch door het geloof het er voor houden, dat we Gode levende zijn door Jezus Christus. We moesten nu toch leven door Zijn opstandingskracht in een nieuw godzalig leven. Maar wat komt er van terecht? Mijn ziel kleeft aan het stof. De banden van de dood hebben mij omvangen en de angsten der hel hebben mij getroffen; ik vind benauwdheid en droefenis.

Het moge u vertroosten. U, die in al die bange aanvechtingen er deze nog bij hebt: Kan dat nu wel met genade gepaard gaan? Als er echt genade was in mijn leven, was het toch wel anders! Deze klacht in onze tekst is van een man die van harte de HEE-RE en Zijn Woord liefheeft. Het moge u vertroosten, maar niet doen rusten. Dat kan toch ook niet! U kunt toch in de dood geen rust vinden. De dichter klaagt zijn nood aan de HEERE. Hij wil er van af. Hij kan het in die verstikkende dood en duisternis niet uithouden. Het leven vindt in de dood geen rust en daarom wordt alles r.an de HEERE voorgelegd in een korte, maar hevige en bittere klacht.

Het gebed in die klacht

De dichter klaagt over zijn dood en bidt de HEERE of Die hem leven wil geven. Wat is en wat blijft Gods Kerk toch afhankelijk van Hem. We hebben het leven niet in eigen hand. Ach, er schijnt zoveel leven te zijn en er wordt zoveel leven gemaakt ook in de godsdienst. Leven gemaakt met onze inzichten, met onze gerechtigheden. In onszelf liggen we echter midden in de dood om met de woorden van het Heilig Avondmaalsformulier te spreken. Daarom moet dat leven van God begeerd worden eens voor het eerst, maar ook altijd weer opnieuw. Telkens weer horen we de dichter in deze psalm zuchten en bidden: Maak mij levend.

Altijd weer nieuwe verlevendiging moet worden ontvangen. Neen, wie in Christus gelooft, die zal niet sterven in der eeuwigheid, maar het vuur van dat onvergankelijke leven schijnt zo menigmaal uitgedoofd. De HEERE moet er weer in blazen met de wind van Zijn Geest. We zijn en blijven afhankelijk. We hebben de HEERE nodig om te leven altijd weer en altijd meer. Maak mij levend HEERE, want zelf kom ik nooit uit de dood, zelf maak ik het nooit Pasen in mijn leven.

Wat zijn we zo bij een goed adres. Immers de HEERE is de Levende! Hij heeft het leven in Zichzelf. En, Hij is de Levensbron. Hij schenkt het leven weg in overvloed. Hij schenkt uit goedheid zonder peil, ons het eeuwig zalig leven. Ja, uit goedheid zonder peil. Ze is immers niet te peilen die goedheid Gods. Ze is een ondoorgrondelijke barmhartigheid. Ze is een ongehouden goedheid. We hebben immers niets dan de dood verdiend. Wij met onze zonde en ongerechtigheid. Wat kan de zonde ons anders brengen dan de dood. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen en de dood is tot alle mensen doorgegaan. Tot alle mensen, dus tot u en tot mij! God gaf leven! O, wonder van genade. Hij gaf gena'deleven in de Zoon van Zijn eeuwige liefde. Hem heeft Hij in het stof des doods gelegd. Hij moest klagen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe. Zijn ziel kleefde aan het stof. Ja, Hij is er in onder gegaan. Hij is tot stof geworden. Gestorven en begraven, nedergedaald ter helle.

En zo is Hij nu juist geworden de Vorst des Levens. Hij mag het in der waarheid getuigen: Ik ben de Opstanding en het Leven. Hij heeft immers de oorzaak van onze eeuwige dood, de zonde weggedaan. Hij heeft het Leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Tot wie zullen we dan heengaan. Hij heeft de woorden des Levens. Een ieder, die in Hem gelooft zal leven.

Bij de HEERE moeten we zijn voor alle leven. Ook voor verlossing uit lichamelijke nood en verdrukking. We willen dan ook nog wel eens te veel op mensen zien, op dokters, psychiaters of anderen van wie we het leven verwachten. Niet dat we de middelen mogen verachten, maar de HEERE is in Christus de Levensbron. Ook en vooral de bron van het geestelijke leven. Door de kracht van Christus' opstanding alleen kan een dode zondaar tot leven komen, tot het leven des geloofs. Tot dat leven, waarin er weer gehoopt wordt op de HEERE en erweer getuigd mag worden van Zijn Naam en kracht.

Laten we ons dan niet ophouden in ons eigen leven. We mogen ons niet hoger voordoen dan we zijn. Het hoeft gelukkig ook niet. Laten we ons met onze nood neerleggen aan de voeten van Christus met het ootmoedig smeekgebed: Maak mij levend naar Uw Woord.

Het houvast in die klacht

Dit smeekgebed om leven hecht zich aan het Woord des HEEREN. Maak mij levend naar Uw Woord. Op een andere plaats bidt de dichter: Maak mij levend naar Uw toezegging. Ook kunnen we horen: naar Uw goedertierenheid of door Uw gerechtigheid. De dichter pleit hier op het Woord des HEEREN. Dat Woord is voor hem een toezeggend Woord, een belovend Woord. Dat Woord staat voor hem in het grote geheel van het genadeverbond Gods. De HEERE heeft toch een verbond der genade opgericht met Zijn volk, met hem. Nu mag hij toch van de HEERE alle goeds verwachten. Hij zal toch trouw houden tot in der eeuwigheid. Zijn Woord, Zijn toezeggend Woord ligt toch verankerd in Zijn vrije en onveranderlijke verbondsliefde. De dichter heeft in zichzelf niets om op te pleiten. Hij mag in deze psalm zeker ook gewagen van zijn liefde tot 's HEEREN wegen, maar dat kan hem hier geen houvast geven. Hij heeft alleen maar het genadige beloftewoord Gods over. .

We ontvangen hier gebedsonderricht, rijk en heerlijk. Als we onze knieën buigen, moeten we het vrome Farizeeërskleed maar afleggen. We zijn niets en we zullen niets worden ook in onszelf. Maar de HEERE heeft boven de afgrond van onze verlorenheid het reddingstouw van Zijn beloften neergehangen. Uit de doorboorde hand van de Heere Jezus hangt dat touw op de aarde neer. In Hem is Gods Woord zo helemaal een genadewoord. Gods recht, een genaderecht. Zijn Woord is vol van de belofte des levens. En die dorst heeft kome en die wil neme het water des levens om niet.

Naar Uw Woord. De Heilige Geest doet de zondaar biddend en smekend het Woord Gods aangrijpen. Hij maakt ons door dat zelfde Woord onze nood bekend tot in de wortel daarvan toe. Dan wordt eigenlijk alles onmogelijk. Immers, we hebben alles verbeurd en verzondigd. Hoe kan de HEERE nog naar mij omzien. Het reddingstouw echter hangt neer uit de hand van Christus. De nood van zonde en verlorenheid doet me dat touw aangrijpen, biddend, pleitend: Maak mij levend naar Uw Woord.

Neen, dan halen wij dat Woord niet naar ons toe. We worden op dat Woord geworpen. Er is niets anders meer. Op Uw Woord heb ik gehoopt, maak mij niet beschaamd. Dan kunnen we ook niet de vervulling van Gods Woord en beloften onszelf en anderen aanpraten. Een redeneergeloof kan een arm en verloren zondaar niet helpen. We voelen de leegte en ijdelheid ervan. We mogen het Woord en de vervulling ervan in Gods handen laten. Biddend en worstelend leren we wachten, ja, verwachten en... hopen! En die hoop kent toch ook vertrouwen door het geloof. Immers, de HEERE maakt niet beschaamd de hoop dergenen die op Hem betrouwen. Hij zal u weder levend maken. Hij zal u ophalen uit de afgronden der aarde. Hij zal uw grootheid vermeerderen. Hij zal u rondom vertroosten. Zal het aardse leven dan geen herstel vinden. Hij zal zeker de vlam van het geloof doen oplaaien. Hij schenkt leven in de dood. Ja, door de dood heen. Hij schenkt eeuwig zalig leven. En wie in de Zoon gelooft hééft dat leven.

Hoe kleeft mijn ziel aan 't stof! ai, zie mijn nood; Herstel mij, doe mij naar Uw Woord herleven, 'k Lei voor Uw oog mijn weg en wandel bloot; En welk een angst mij immermeer deed beven, Gij hebt verhoord; maak voorts Uw weldaan groot, En laat Uw wet mij onderrichting geven.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

VAN DE REDACTIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's