Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De HEERE méér dan een moeder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De HEERE méér dan een moeder

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

„Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermt over de zoon van haar buik? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch u niet vergeten." Jesaja 49 : 15.

Kan een moeder vergeten?

De tekst is een gespreksfragment. Gegrepen uit het leven van de genade. Door alle eeuwen heen is de HEERE met Zijn kinderen in gesprek. De verborgen omgang is een lange wandeling. Tijdens die wandeling worden de hartsgeheimen blootgelegd. Dit gesprek tussen God en Zijn volk is bewogen en beweeglijk. Zo horen we in vers 13 van een rijke toezegging uit Gods mond: „Juicht, gij hemelen! en verheug u, gij aarde! en gij bergen, maakt gedreun met gejuich; want de HEERE heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen." Wat een woord voor een volk dat op de puinhopen zit. Jeruzalem is één ruïne geworden. Israël hangt in de babylonische ballingschap de harp aan de wilgen. Door eigen schuld zit dat volk in ondoordringbare duisternis zonder een spoortje licht. Het beloftewoord Gods staat haaks op deze erbarmelijke werkelijkheid. Daarom zegt het ongeloof dat het nergens op slaat. Wie gaat er nu juichen terwijl hij alles kwijt is en met lege handen in de nacht staat?

Maar goed, dat is de reaktie van het ongeloof. Daar kun je ook niets anders van verwachten. Maar dan Gods volk, Zijn kinderen, de getrouwe rest en kern, die de HEERE óók daar in Babel nog heeft door Zijn verkiezende genade. Dat put uit Gods toezegging nieuwe moed en kracht. Dat heft op Zijn woord het hoofd op uit de misère!

Maar wacht nu eens... ik lees in vers 14 van dat Sion geen weerwoord vol nieuwe kracht, maar integendeel vol bittere klacht. „Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de HEERE heeft mij vergeten!" Gods volk kan Zijn toezegging niet geloven. Het vervalt integendeel tot diepe moedeloosheid. De HEERE heeft mij de rug toegekeerd, Hij heeft mij aan mijn lot overgelaten, Hij denkt niet eens meer aan mij, Hij heeft mij voorgoed uitgewist uit Zijn herinnering!

Hoe is het mogelijk dat Sion, dat is het geestelijk Jeruzalem, dat is de ware Kerk, zo spreekt! Is dat mooi? Is dat nu vertrouwen op de HEERE? Mag je zo klagen over deze God van enkel goedertierenheid en trouw? Sion kon toch beter weten. Wil Sion klagen, laat zij dan over haar eigen zonden klagen, laat zij dan zichzélf aanklagen. Wat is dat verdrietig voor de HEERE, wat is dat krenkend, dat Zijn eigen volk dwars tegen Zijn woord ingaat. Ja — en toch: wie geen vreemde meer is van God en zijn hart, die moet zichzelf herkennen in deze ongeloofsklacht.

In het geestelijk leven worden we niet één keer, maar telkens weer bij de onmogelijkheid aan onze kant stil gezet. Het ware geloof is dan ook geen gemakkelijk hanteerbare theorie. Geen rekensommetje dat altijd op gaat. Geen gegeven waar we altijd maar mee werken kunnen. De klacht van Sion staat niet alleen. Vergelijk maar eens vers 24 van ditzelfde hoofdstuk. Daar vindt u datzelfde ongelovig en kleingelovig vragen. Zou het wel kunnen, dat grote, dat onbegrijpelijke, dat wondere werk der verlossing? Wat lag Asaf er soms nachtenlang mee te worstelen. Zou God Zijn gena vergeten? Wat had Johannes de Doper het er te kwaad mee in de gevangenis. En wat kreeg Thomas met moedeloosheid te kampen en met een haast onuitroeibaar wantrouwen ten opzichte van de Paasboodschap. Ik wijs nu niet op deze voorbeelden om het ongeloof in bescherming te nemen. Dat mag nooit! Maar het is ook niet gezond, wanneer wij ons er boven gaan verheffen. Ieder die de HEERE vreest, zal zich juist met schaamte herkennen in dit klagende Sion. Het namaak-en napraatgeloof echter voelt zich daar mijlen ver boven verheven. Voor dat schijngeloof kan het immers altijd en is het altijd te bekijken. Dat heeft geen kennis aan de onmogelijkheid aan het begin, bij de voortzetting en in het einde. Het schijngeloof huppelt altijd op de heirbaan, maar het ware geloof strompelt nogal eens in de kreupelsteeg.

Maar nu dat wonderlijke, dat trouwe van de HEERE. Dat opzoekende en neerbuigende van de Heilige Geest! Hij gaat op die klacht van Sion in. Hij neemt die klacht op en Hij weerlegt die klacht. Dat doet Hij niet in vurige toorn, in hevige verontwaardiging, maar door aan de Zijnen nog eens te tonen Wie Hij is en voor hen zijn wil. Hij legt Zijn hart nog eens voor hen open om hen zo te leren van alle omstandigheden en van zichzelf af te zien en tot Hem alleen óp te zien. De HEERE gaat een beeld gebruiken. Waarmee zal Ik Mijn liefde nu eens vergelijken? Meer dan eens vergeleek Ik Mijzelf met een Bruidegom, wiens hart snel klopt voor Zijn bruid. Met een Man die Zijn vrouw vurig en innig liefheeft. Ook met een Vader die Zijn kind leert lopen, het opneemt en draagt, het vertroetelt en verzorgt. Maar nu zal Ik eens het beeld van de moederlijke liefde kiezen. Kom, Sion!, u zegt nu wel verlaten en vergeten te zijn, maar luister eens: „Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niét ontfermt over de zoon van haar buik? "

Moederliefde — is dat niet de teerste liefde die denkbaar is onder de mensen? Althans de hoogste vorm van natuurlijke liefde! Trouwens ook bij de dieren is een krachtig moederinstinct op te merken. Hoe waakt de moedervogel niet over de eitjes, later de kleintjes in het nest. En géén dier is grimmiger dan een berin van jongen beroofd in het veld. We mogen de natuurlijke liefde zien als een vrucht van Gods algemene goedheid. Waarom is het ondanks onze zondeval nog niet helemaal waar geworden wat eens een denker gezegd heeft: de ene mens is voor de andere een wolf? Alleen door de beteugeling van de algemene genade. Anders zouden we geheel en al aan de wet van de jungle zijn overgegeven.

Neen, haar zuigeling vergeten — dat doet een moeder niet! Dat doet zéker een moeder in Israël niet! U weet toch wel hoe de Schrift spreekt over de kinderzegen? Teken van Gods gunst is een huisvrouw als een vruchtbare wijnstok en kinderen als olijfplanten om uw tafel Wat is er in de bijbel diep begrip voor het leed en de teleurstelling van de kinderloze echtparen. Een moeder die haar kinderen kwijt is — dat is hèt teken van ellende. Denk maar aan dat aangrijpende woord uit Jeremia 31: „Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn."

Aan de andere kant is een moeder die door talrijk kroost wordt omringd hèt beeld van heil en zegen. Zie het maar in het vervolg van ons teksthoofdstuk. In de toekomst zal Israël zó kinderrijk worden dat deze kinderen zullen zeggen: „De plaats is mij te nauw, wijk van mij dat ik wonen moge. En gij zult zeggen in uw hart: Wie heeft mij dezen gegenereerd, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was? " (vs. 20, 21). We kunnen het zó zeggen: de natuurlijke liefde tussen moeder en kind wordt nog verdiept op het erf van Gods verbond en in de lichtkring van Zijn openbaring. Ja, bijzonder wordt die band verinnigd door de genade. Vandaar ook dat onder een volk dat onder het beslag van Gods Woord leeft altijd weer hechte familiebetrekkingen gevonden worden, weinig huwelijksproblemen, weinig generatiekonflikten. Israël heeft kinderen mogen verwekken en baren in het uitzien naar Gods toekomst. Er was de drang om middels het nageslacht zich uit te strekken naar de grote dag van de Messias.

Maar zo ligt het in de gemeente van het nieuwe verbond toch nóg als het goed is? Ook nu is er immers de verwachting van Christus' glorierijke advent? En het geloof bidt toch: Uw Koninkrijk kome? Het smeekt toch om de bewaring èn vermeerdering van Gods Kerk? Zou dan bij godvrezende jonggehuwden niet de begeerte leven om kinderen voort te brengen tot Gods eer? Om — als het Gode belieft — éénmaal voor Zijn troon te mogen staan en te zeggen: „ziehier wij en de kinderen die Gij ons gegeven hebt!"

Zeker, dat gaat niet automatisch. Ook verbondskinderen moeten wedergeboren worden! Maar om wedergeboren te kunnen worden, moeten ze eerst geboren zijn. En nu wil de Heere werken in de lijn van de geslachten. Hij wil het huwelijksleven inschakelen bij de komst van Zijn Koninkrijk. Daarom zal de christelijke gemeente nu positief staan tegenover de gezinsvorming, tegenover de kinderzegen. En ieder kindje dat zich aankondigt hartelijk verwelkomen. O, het kan wel eens moeilijk zijn. Het valt voor de vrouw niet altijd mee. De dokter kan heel bedenkelijk kijken. De mensen hebben er tegenwoordig al gauw wat van te zeggen als de kinderen vlug op elkaar volgen en het gezin boven het gemiddelde uitgroeit. Maar wil het ook daarin van de Heere alleen verwachten. Dat sluit vanzelfsprekend het liefdevol sparen van de vrouw en moeder niet uit. Er zijn op dit terrein allerlei vragen in de persoonlijke sfeer. Maar voorop staat toch altijd weer dat binnen Gods gemeente van oud en nieuw verbond de oudervreugd, de moederweelde en de kinderzegen een grote plaats inneemt. Hier versterkt de genade de natuur.

„Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niét ontfermt over de zoon van haar buik? " Het is toch zeker vlees van haar vlees, bloed van haar bloed? Naar het tere woord van psalm 139 is het kindje kunstig saamgeweven vanuit haar-lichaam. Is dan de band tussen moeder en kind niet sterk, ja onbreekbaar? Wat heeft de moeder een ontferming met haar baby als 't schreit, als het honger heeft en dorst. Een warme gloed van liefde gaat door haar heen als ze het kindje op schoot heeft of het koestert aan haar hart.

Welnu, o Sion! — zó is nu de liefde van uw HEERE. Zozeer is Zijn hart bewogen over u. Zo onverbrekelijk is Zijn trouw jegens u. Denk ook aan een ander woord uit Jesaja: Als een die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten" (66 : 13).

Zie het aan de liefde waarmee de Heere Jezus de kinderen tót Zich nodigt, ze de handen oplegt en zegent. „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet" (Markus 10 : 14). Wanneer we in het geloof zicht krijgen op deze onzegbare liefde van God, zinken we weg in verwondering. Dan kunnen we het niet op en dan kunnen we er niet over uit! Wat zijn we rijk wanneer we persoonlijk die méér dan moederlijke liefde van God ervaren hebben. Als aangenomen kinderen, van nature kinderen des toorns, maar nu geadopteerd door de Heere. Als vondelingen opgeraapt van het vlakke des velds, waar we vertreden lagen in ons bloed (Ezechiël 16!).

Maar wat zijn we arm, wat zijn we verweesd, wat staan we nog altijd alleen op de wereld, zolang we deze goddelijke liefde niet proefondervindelijk hebben leren kennen! Zoek haar toch te leren kennen, u die de HEERE nog niet tot uw God hebt gekregen. Weet toch wat u mist! Wil toch als een buitenstaander, als een ontheemde aankloppen bij de God van alle genade. Ga maar bij de Heere voor de deur liggen in het stof! Immers zal een wees bij Hem ontfermd worden. Gods liefde wil zich meedelen. Want de Zoon van Zijn eeuwige liefde zal vele broeders en zusters hebben, daar heeft Hij de bloedprijs voor betaald. God zal een groot gezin hebben. Daarom de dringende nodiging: „Keert weder tot Mij, gij afkerige kinderen en Ik zal uw afkeringen genezen"! Versta de tekst goed. Het gaat hier niet om ? en algemene vaderlijke of moederlijke lief-

de Gods jegens al Zijn schepselen. Neen — het gaat om de bijzondere, eeuwige liefde voor Sion, de liefde die de HEERE in en door Christus als een verzoend God alleen de Zijnen doet kennen. Dit heilgeheim wordt aan Zijn vrinden naar Zijn vreeverbond getoond. Van nature liggen wij daar buiten vanwege onze zonde. En moeten ook eeuwig buiten blijven, zo het niet komt in ons leven tot een wederkeer. Een wederkeer als verloren zoon en verloren dochter uit een vergelegen land. Een wederkeer met schuld beladen en door schuld verslagen. Maar dan ook een wederkeer om te ervaren: de HEERE is in ontferming méér dan een vader en... méér dan een moeder!

G.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De HEERE méér dan een moeder

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's