Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarlijk opgestaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarlijk opgestaan

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de tijd van de Reformatie

Het heeft in de loop der eeuwen de aandacht van velen getrokken: wanneer onze Heidelbergse Catechismus in Zondag 17 de eerste trap van Christus' verhoging aan de orde stelt, dan vraagt ze meteen naar het nut, en helemaal niet naar het feit van de opstanding. Dat moet wel opvallen omdat de opstanding van Christus een heilsfeit van de eerste orde is. Indien Christus niet opgewekt is, zegt Paulus in 1 Corinthe 15, dan is onze prediking ijdel en ijdel is ook uw geloof.

Het moet echter nog méér opvallen als we bedenken dat de Catechismus bij de andere heilsfeiten wél aandacht heeft voor de historische werkelijkheid. Zo wordt bijvoorbeeld in Zondag 16 betoogd dat Christus is begraven om daarmee te betuigen dat Hij waarachtig gestorven is. En in Zondag 18 wordt uitvoerig de Lutherse dwaling weerlegd dat Christus' lichaam bij Zijn hemelvaart alomtegenwoordig zou zijn geworden. Maar in Zondag 17 wordt niet gevraagd: „Is Christus wel werkelijk en lichamelijk opgestaan? "

Daar stoten de opstellers van de Catechismus meteen door naar de kern van de zaak: „Wat nut ons de opstanding van Christus? "

Waarom zwijgen de Heidelbcrgers over het feit, over het lichamelijke van de opstanding? Op die vraag zijn al verschillende antwoorden gegeven. Het meest voor de hand liggende antwoord is: het was niet nodig dat ze daarbij stilstonden, want in die tijd werd het historisch karakter van de opstanding door niemand in twijfel getrokken. Rooms en Protestants, Luthers of Calvinistisch of Dopers, ieder aanvaardde de lichamelijkheid van de opstanding.

Dat is op zichzelf juist. Hoewel de bestrijding van de opstanding ais historische gebeurtenis natuurlijk niet van vandaag of gisteren is. De wachters bij het graf zijn uiteindelijk al begonnen op de dag van de opstanding zelf de leugen te verbreiden dat de discipelen het lichaam van Jezus hebben gestolen! En waarom voert Paulus in 1 Corinthe 15 een hele reeks getuigen van de opstanding aan als er geen mensen zouden zijn die de historiciteit van de opstanding loochenen?

Hoe dan ook, in de tijd van de Reformatie zullen er ook wel mensen geweest zijn die de lichamelijke opstanding in twijfel trokken, maar de opstellers van de Heidelbergse Catechismus hebben met hen geen rekening gehouden. Ook in het andere belijdenisgeschrift uit die tijd, de Nederlandse Geloofsbelijdenis, wordt met geen woord over de opstanding van Christus gerept.

In de vorige eeuw

Met de opkomst van het Modernisme in de 19e eeuw begint ook de twijfel aan en het verzet tegen de lichamelijkheid van de opstanding. De modernen en de vrijzinnigen, die met alle wonderen in de bijbei op gespannen voet stonden, verklaarden het feit van de opstanding voor onmogelijk en beweerden dat het opstandingsgeloof van de gemeente niets anders moet zijn geweest dan een innerlijke projectie van gelovige zielen, die niet kon rusten op een historische werkelijkheid.

Wat moeten we ons nu voorstellen bij deze „innerlijke projectie"? In de meeste gevallen werd dit als volgt aan de gemeente verkondigd: Jezus was gestorven en begraven. Natuurlijk was dat een geweldige teleurstelling voor de discipelen, voor de vrouwen en voor allen die Hem van dichtbij hadden gekend en met Hem hadden omgegaan. Hoewel diep verdrietig over het gemis van de Meester zochten zij elkaar toch op en kwamen zij toch op de eerste dag der week bij elkaar. En natuurlijk gingen ze toen herinneringen ophalen. De één zei: Weet je nog dat Hij dit gedaan heeft? De andere zei: Hij zou dat en dat gezegd hebben. En zo, terwijl Hij voortleefde in de gedachten en in de herinnering van Zijn discipelen was het alsof Hij nog bij hen was en met hen sprak. Die herinnering werd zo levendig dat ze op den duur gingen geloven dat Hij écht in hun midden was. Zo is het tenslotte ook als iemand die ons lief was overleden is: hij of zij leeft voort in de gesprekken en in de herinneringen.

Zó — aldus betoogden de modernen in de vorige eeuw — leeft de gestorven Christus nog voort in het geloof van de gemeente en in de prediking van de apostelen en is Hij een stimulans voor ons leven en handelen.

In onze tijd

Vandaag de dag wordt de werkelijkheid van de opstanding wellicht niet meer ontkend op de brute manier waarop modernen en vrijzinnigen in de vorige eeuw dat deden. De kreet „Jezus is dood, maar Christus leeft" kon alleen in de vorige eeuw worden geslaakt! Maar daarom wordt de historiciteit van de opstanding nog wel geloochend, alleen veel meer geraffineerd!

Men kan in zoverre van een reële opstanding spreken, aldus dé nieuwe theologen, dat Christus na Zijn dood visionair aan Zijn discipelen zou zijn verschenen, zoals Hij ook in een gezicht Zich openbaarde aan Saulus op weg naar Damascus en aan Johannes op het eiland Patmos. Dat Hij werkelijk en lichamelijk zou zijn opgestaan is niet relevant — doet niet terzake. Het gaat er alleen maar om of Hij leeft in ons en of Zijn leven — dat dan natuurlijk louter spiritueel, geestelijk wordt opgevat — voor ons betekenis heeft.

Invloed van de natuurwetenschap

Hoe is men ertoe gekomen in de vorige eeuw de opstanding van Christus te loochenen en in onze tijd te vergeestelijken? Onder andere omdat de natuurwetenschap een opstaan uit de doden voor onmogelijk verklaart. En omdat men niet in strijd wil komen met de wetenschap, daarom verwerpt of ontkracht men de opstanding.

Het kan niet waar zijn, zei men in de vorige eeuw, het is in strijd met de rede, in strijd met de feiten. Het mag best geloofd worden, zegt men vandaag, maar dan niet als een historisch feit, maar in de belevingswereld van de religieuze mens.

Op deze wijze wordt het heil in Christus — voor zover er althans nog van heil gesproken kan worden! — beperkt tot het innerlijk leven, tot de ziel. Voor het lichaam en voor de wereld heeft de opstanding van Christus dan geen betekenis.

Het apostolisch getuigenis

Wie niet gelooft dat de opstanding van Christus een historische werkelijkheid is, komt natuurlijk in botsing niet alleen met het getuigenis van de evangelisten, maar ook met de brieven van Paulus, en met name met 1 Corinthe 15, het hoofdstuk dat helemaal gewijd is aan de verdediging van de opstanding. Paulus begint met te 'zeggen: Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie dat ik u verkondigd heb, dat gij ook aangenomen hebt, waarin gij ook staat, waardoor gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zodanige wijze als ik het u verkondigd heb, tenzij dat gij tevergeefs geloofd hebt. Want ik heb u ten eerste overgegeven wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften, en dat Hij is begraven en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften" (1 Cor. 15 : 1 — 4). En daarna somt Paulus een hele rij ooggetuigen op, die alle kunnen bevestigen dat Jezus werkelijk en lichamelijk is opgestaan van de doden.

Het is begrijpelijk dat de bestrijders van de lichamelijke opstanding en zij die de opstanding van Christus louter geestelijk willen opvatten, met dit hoofdstuk overhoop liggen. Niemand minder dan Rudolph Bultmann, die bekend is geworden doordat hij het Nieuwe Testament wilde ontdoen van alle „mythen", schroomt niet te zeggen dat deze argumentatie „een fataal misverstand van de apostel" is...

Projectie of geloof?

Behalve dit Paulinische getuigenis — dat

overigens voldoende bewijs zou moeten zijn voor de historische werkelijkheid van de opstanding! — hebben we ook nog de berichten van de vier Evangelisten. Wie deze onbevangen en onbevooroordeeld leest zal moeilijk kunnen volhouden dat hier sprake is van religieuze projectie. De opstanding van Christus, hoe vaak Hij Zelf er ook over gesproken had, ging tegen alle verwachting van de discipelen in. Voor de vrouwen die op de Paasmorgen de tocht naar het graf maakten was het een teleurstelling het graf leeg te vinden. Toen ze de boodschap van de opstanding aan de discipelen gingen brengen, geloofden deze het niet! Telkens lezen we weer: „Ze wisten nog de Schrift niet dat Hij van de doden moest opstaan". En telkens moet Christus hen verwijten dat ze Zijn Woorden niet hebben geloofd en moet Hij hen overtuigen van de waarheid en de werkelijkheid van Zijn opstanding. Zelfs op de berg in Galilea, wellicht kort voor de hemelvaart, lezen we nog: „Toen ze Hem zagen aanbaden ze Hem, doch sommigen twijfelden".

Bij alle vier evangelisten is de opstanding een gebeuren waarvoor in hun gedachten totaal geen plaats was, en waarvan ze alleen door veel strijd en twijfel en onzekerheid heen zijn overtuigd. Dat is precies het tegengestelde van religieuze projectie of vrome fantasie! De overwinning van de macht van de dood staat dus dan ook zó haaks op ons leven dat het nooit een produkt van ons denken of van onze gevoelens kan zijn.

De totaliteit van de verlossing

Wie de historische werkelijkheid van de opstanding in twijfel trekt of bestrijdt gaat niet alleen in tegen het getuigenis van de Heilige Schrift, maar doet ook schromelijk tekort aan het heilswerk van Christus. Immers, wanneer de opstanding alleen maar „echt gebeurd" is in de ervaring van de discipelen, dan heeft ze hoogstens betrekking op de ziel, op het geestelijk, innerlijk leven. Maar de omvang van Christus' verlossingswerk is veel ruimer. Het gaat niet alleen om de ziel, maar ook om het lichaam. Niet alleen om de enkele mens, maar om de hele schepping. Wie niet alleen maar gelooft in een „geestelijke' 'opstanding van Christus, die zou rusten op de ervaring van vrome mensen, die gelooft in wezen niet in de herschepping van alle dingen, niet in Hem Die gezegd heeft: „Ziet, _ ik maak alle dingen nieuw".

Wanneer de opstanding van Christus alleen betekenis heeft voor een persoonlijke, geestelijke vernieuwing, waarom zou dan straks het lichaam nog moeten verrijzen, waarom zou dan de schepping worden vernieuwd?

De boodschap van Pasen is juist dat Christus door Zijn opstanding de macht van de zonde en van de dood heeft overwonnen. Het nieuwe leven breekt zich baan in een wereld waarin de dood oppermachtig schijnt te heersen.

Op Pasen viert de gemeente van Christus het begin van de totale vernieuwing. Het gaat naar de grote toekomst waarin de dood niet meer zal zijn. Daarom kan Paulus ook zeggen in 1 Corinthe 15: „Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn. Want Hij moet als Koning heersen tot Hij alle vijanden onder Zijn voeten zal hebben gelegd. De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood. En wanneer Hem alle dingen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Waarlijk opgestaan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's