KLEINE KRONIEK
Heilig Avondmaal
Ik heb al eens eerder in deze rubriek uw aandacht gevraagd voor publicaties van de Willem de Zwijgerstichting. Deze stichting heeft o.a. ten doel verdieping en versterking der reformatorische beginselen in ons volksleven. Die verdieping wil men bewerken door het uitgeven van geschriften. De laatste uitgave is er een geschreven door dr. C. Trimp onder de titel Het altaar gebroken — de tafel hersteld. De ondertitel van dit boekje is „Dc reformatie van de avondmaalsliturgie in de gereformeerde kerken van de zestiende eeuw". Dr. Trimp wil, blijkens het voorwoord, aandacht geven aan het herstel van de schriftuurlijke liturgie in de dagen van de geboortegeschiedenis van de gereformeerde kerken in Nederland. Het altaar verdween. En daarvoor in de plaats kwam weer de tafel des Heeren. Omdat dr. Trimp in dit geschrift vooral aandacht geeft aan ons klassieke gereformeerde avondmaalsformulier laat ik u meelezen met de voorgeschiedenis van dit formulier en geef ik u zijn uiteenlegging van dit formulier ter lezing mee. Zeer leerzaam en nuttig om deze achtergronden te weten.
De gereformeerde kerkorde van de Paltz
De Londense gemeente moest dus in 1553 uitwijken naar het vasteland. Zij nam de liturgische winst van de afgelopen jaren mee en wij vinden de Londense inrichting van de eredienst al spoedig terug in Oost-Friesland, waar het vluchtende volk eindelijk rust mocht vinden.
Maar de „uitstraling" van Londen bleef niet tot Oost-Friesland beperkt.
Er zijn er, die verder naar het Zuiden trekken en in Frankfurt terecht komen. Maar in die stad ontmoette men tal van moeilijkheden, met name van de zijde van fanatieke Lutheranen, die de gereformeerden het leven zuur maakten.
Daarom was het een verademing, dat men in 1562 gastvrij onthaal vond bij Frederik III, de keurvorst van de Paltz, die het voormalige klooster te Frankenthal aan de Nederlandse ballingen ter beschikking stelde.
Zo mocht in Frankenthal in die moeilijke zestiger jaren een (groeiende) gemeente ontstaan, die in Petrus Dathenus en Gaspar van der Heyden bekwame voorgangers ontving. Datheen kende de Londense liturgie zeer goed.
Gemeenteleden hadden haar meegebracht en zelf had hij een tiental jaren tevoren ermee kennis gemaakt tijdens zijn Londense jaren. Ook had hij haar in praktijk gebracht in Frankfurt, waar hij van 1555 tot 1562 als predikant had gediend. Een jaar voor zijn intree te Frankfurt had A Lasco zelf, met tijdelijke assistentie van Micron, daar de liturgie geregeld.
Datheen werd vervolgens door Frederik III betrokken bij de arbeid, die in die jaren in de Paltz door de keurvorst was aangevat: de reorganisatie van het gehele kerkelijke leven in calvinistische zin.
Het was de tijd, waarin de ons allen wei-bekende Catechismus van Heidelberg gereed kwam (1563) en de voorbereidingen van een geheel nieuwe kerkorde (inklusief liturgie) in volle gang waren.
Al deze aktiviteiten werden door de keurvorst persoonlijk begeleid, terwijl een van de theologen een toegewijd leerling van Calvijn was: Caspar Olevianus.
Het zou voor de toekomst van grote betekenis blijken, dat ook Datheen mocht behoren onder de raadgevers van de keurvorst bij deze kerkelijke werkzaamheden.
Er is meer dan één aanwijzing, dat de werken van A Lasco en Micron aan de Heidelbergse kring bekend waren en Datheen zal ongetwijfeld verteld hebben van dc gang van zaken in Londen en in zijn eigen gemeente.
Wanneer wij bovendien bedenken, dat een van de weinige voorwaarden voor de vestiging in Frankenthal was, dat de vluchtelingen-gemeente in haar gewoonten en gebruiken niet zou afwijken van de kerkorde van de Paltz, dan wordt het voor ons geheel verstaanbaar, dat Datheen en Van der Heyden na het gereedkomen van die kerkorde in 1563 aan het werk gingen om een Nederlandse vertaling daarvan gereed te maken.
Dit werd het Nederlandse kerkboek van 1566, waarin „Londen" en „Heidelberg" bij elkaar werden gebracht voor de Nederlands-sprekende gelovigen. Dat „bijeenbrengen" kon ook niet moeilijk zijn, want men had hetzelfde achterland (Genève).
Bij hun arbeid hebben Datheen en Van der Heyden zonder twijfel de kerkorde van de Paltz en het boek van Micron voor zich gehad.
De lezer voelt, dat de cirkel zich thans gaat sluiten:
Genève's liturgie kwam na vele omzwervingen in Frankenthal zichzelf tegen, in de gestalte van „Londen" en „Heidelberg".
In 1566 deed Datheen een klomplect Nederlands kerkboek verschijnen: psalmberijming, Heidelbergse Catechismus, liturgische formulieren en gebeden.
Het blijft de onvergankelijke verdienste van deze rusteloze man! De kerken in het vaderland moesten haar vrijheid van eredienst nog gaan bevechten, maar haar kerkboek lag al klaar.
In dat kerkboek bevond zich ook het „formulier om het Heilig Avondmaal te houden".
Het Nederlandse Avondmaalsformulier
We kunnen het avondmaalsformulier op de volgende wijze indelen:
A. Het onderrichtende deel
1. de instelling van het Avondmaal, naar 1 Kor. 11 : 23—29;
2. de voorbereiding tot het Avondmaal, in de zelfbeproeving;
3. de bediening van de sleutels van het hemelrijk a. de terugwijzing van de zondaren (inklusief de lijst van zondaren) en b. de nodiging en bemoediging aan het adres van de gelovigen;
4. de gedachtenis: beschrijving van het borgtochtelijk lijden van Christus;
5. herhaling van de instellingswoorden, met een uitleg daarvan met het oog op het doel van de avondmaalsviering, waarbij ter sprake komen: a. de symboliek van het Avondmaal; b. de versterking van het geloof en de gemeenschap met Christus; c. de versterking van de onderlinge liefde.
B. Het rituele deel
1. het communie-gebed a. de oproep tot het gebed; b. het inroepen van het werk van de Heilige Geest; c. liet uitzien naar de wederkomst van Christus; d. het „Onze Vader";
2. het Apostolicum;
3. het „Sursum corda" („de harten omhoog!");
4. de communie a. de uitdelings-formule; b. Schriftlezing en gezang;
5. de (opwekking tot) dankzegging;
6. het dankgebed voor Gods gave in de Middelaar.
Het eerste gedeelte (A 1, 2, 3) is vrijwel geheel ontleend aan het formulier van Calvijn uit 1542.
Ten aanzien van de zgn. terughouding van de zondaren valt op, dat deze volgt op het stuk over de zelfbeproeving. Bij Calvijn gaat de terugwijzing aan alles vooraf. Deze verandering in volgorde is wellicht te danken aan de Londense liturgie.
Ten aanzien van de zondarenlijst valt op te merken, dat Calvijn op dit punt is beïnvloed door de reformator van Basel: Joh. Oekolampadius, en door Farel.
In 1626 had Oekolampadius voor zijn gemeente een orde ontworpen, die geheel afwijkend was van het grondpatroon van de mis. Karakteristiek is voor hem de vermaning, die aan de viering voorafgaat en de zondencatalogus. Op dit punt hebben Farel en Calvijn zich bij hem aangesloten.
Het is aannemelijk te onderstellen, dat de zondencatalogus teruggaat op de biechtboeken uit de Middeleeuwen, waarin aan de hand van de Tien Geboden een casuïstiek van de zonden wordt geboden ten dienste van hen, die zich in de weg van dc biecht voorbereiden op de communie.
Deze inzet van het avondmaalsformulier demonstreert op duidelijke wijze, hoezeer voor Calvijn het Avondmaal midden in het leven der heiligmaking zijn plaats behoorde te hebben. De viering werd omgeven door opzicht en tucht, zoals ook blijkt uit de latere instelling van het huisbezoek met het oog op de avondmaalsviering.
Dat huisbezoek kunnen we beschouwen als de reformatorische opvolger van de biecht.
De bemoediging (3b) bevat elementen van Calvijn en van Micron.
A 4 is de gedachtenis (vanaf 'Ten andere' tot 'Het is volbracht'). Dit is ongetwijfeld het hart van het formulier en tevens zijn schoonste onderdeel.
Het ontbreekt helaas in Calvijns liturgie en wij mogen Olevianus dankbaar zijn voor dit onmisbare verhaal van Christus' borgtocht. Christus heeft ons bevolen het brood te eten en de drinkbeker te drinken 'tot Zijn gedachtenis'. Door het verhaal van Zijn weg en werk te vertellen onderhoudt men deze gedachtenis. Zo deden de Joden immers reeds eeuwen met het verhaal van de uittocht uit Egypte aan de Pascha-tafel?
Het onderhouden van de 'gedachtenis' is méér dan het levend houden van de 'herinnering'. Het is aanwijzen, wie God is — God, die Zich in de feiten van de geschiedenis heeft geopenbaard.
Zoals God tóen was, zo is Hij. En daarom mogen wij Hem ook zó verwachten, nl. als de God, die er lust in vindt om Zijn volk te verlossen.
De gedachtenis van Christus aan het Avondmaal is niet het herdenken van de dode Jezus, maar het in levend geloof gemeenschap oefenen met de levende Christus, die wij kennen als Dezelfde die Zich eens voor ons gegeven heeft in de dood. Het brood cn de beker houden dat moment voor ons vast, opdat wij zouden weten wie Hij tóen voor ons was. Zoals Hij toen was, zo is Hij. Dus zullen wij Hem ook zó verwachten!
Historisch gezien vervangt dit verhaal-ter-gedachtenis het mis-gebed vóór de consecratie. Want in de mis is de gedachtenis aan Christus' offergang opgenomen in een gebed tot God cn in dat kader worden ook de consecratie-woorden uitgesproken.
Wat is er dus gebeurd in de gereformeerde liturgie?
De gedachtenis en de uitleg van de instellings-, woorden zijn teruggekeerd tot hun oorspronkelijke bedoeling: prediking van Gods belofte voor het volk.
De priester is vervangen door de voorganger, die het volk toespreekt. Flet offer aan God is tot weldaad van God voor het volk geworden en op die wijze is de aandacht voor het enige offer aan het Avondmaal recht-gezet.
Na de gedachtenis volgt een wat moeilijk geheel, onder A 5.
Opnieuw worden dc woorden van de instelling vermeld om vervolgens in hun betekenis als symbool en garantie nogal breedvoerig te worden uitgelegd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's