Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jacob in Pniël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jacob in Pniël

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij zeide: aat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: k zal U niet laten gaan tenzij Gij mij zegent. En Hij zeide tot hem: oe is uw naam? En hij zeide: acob. Toen zeide Hij: w naam zal voortaan niet Jacob heten, maar Israël, want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen en hebt overmocht. Genesis 32 : 26—28.

Zo is dan Jacob, na twintig jaar Paddan-Aram, eindelijk op de terugweg naar het land der belofte. Maar Jacob gaat anders terug dan hij gekomen is! Met zijn staf is > hij over de Jordaan gegaan en nu is hij tot twee heiren geworden. De Heere heeft hem gezegend, door de verdrukking heen en tegen de verdrukking in.

Maar hoe trekt hij weg? Dat is natuurlijk niet zoals het hoort! Als zijn schoonvader naar het schaapschcerdersfeest is, dat meestal een paar weken duurt vertrekt Jacob met dc noorderzon... Geen wonder dat Laban beledigd is. Hoewel — daar zat bij Laban ook weer méér achter. Hij had Jacob bij zich willen houden, maar dat laat de Heere niet toe. 't Is nu Gods tijd.

Denk nu echter niet dat je er bént, jacob! Het mag dan lang geleden zijn dat je je oude vader bedroog en je broer de eerstgeboortezegen ontfutselde... Maar die rekening is nog niet vereffend!

Jacob denkt dat wel even in orde te maken. Hij zendt een vorstelijk geschenk vooruit om Ezau gunstig voor zich te stemmen. Ze moeten maar zeggen dat hij, Jacob, er óók aankomt... Maar wat voor antwoord krijgt hij terug? Ezau trekt tr tegemoet met 400 man! Dat wordt benauwd! Als zijn broer vechten wil, hoe met hij zich verweren? Een karavaan met zoveel vee, vrouwen en kleine kinderen erbij?

Ja jacob dacht dat hij zomaar het beloofde land kon binnengaan... Maar hoe dichter hij bij huis komt, hoe meer die oude schuld begint te drukken. En in die laatste nacht laat hij alles over de grens heentrekken, maar zelf blijft hij alleen achter. Hij wil nu niemand bij zich hebben. Is zijn nood ook zijn schuld geworden? Dc Heere brengt ons soms in nood, opdat we onze schuld zouden zien. Jacob blijft alleen over en ineens is daar die Vreemdeling Die hem onverhoeds aangrijpt. We zien Jacob in Pniël

1) als worstelaar

Een Man worstelde met hem... Wie is die Man? Daar hoeven we niet naar te gissen. Het is de Heere Zelf. God is zijn Tegenstander geworden, Hij is gekomen om met Jacob af te rekenen.

Kunt u nagaan hoe hevig deze worsteling moet zijn! Een strijd op leven en dood. De worstelaars hechten zich aan elkaar, de een probeert de ander eronder te krijgen, ze geven het geen van beiden op. En dat gaat zo de hele nacht door.

En we vragen: hoe is dat mogelijk, als Jacob tot ae ontdekking komt dat hij met de Almachtige worstelt, dat hij 't dan niet ^metéén opgeeft? Hij weet toch wel dat hij die ongelijke strijd moet verliezen?

Dat is nu genade, dat is nu geloof! Hij krimpt ineen als hij eraan denkt dat Ezau hem tegemoet komt. Maar nu de Heere met hem worstelt kan hij de Heere niet loslaten. Hij heeft niet gewonnen en hij heeft niet verloren, maar hij zal volhouden tot het bittere einde.

Weet u wat nóg groter wonder is? Dat hij God niet kan overwinnen! De Almachtige is machteloos! Natuurlijk kan de Heere Jacob wel overwinnen. Dat laat Hij hem merken ook, door even maar zijn heup aan te raken. Hij zal het merken ook, hij zal straks voor zijn leven gehandicapt over de aarde gaan. De Heere had nog veel meer met Jacob kunnen doen. Hij had hem het leven kunnen benemen. Dan ^vas Hij de grote Overwinnaar geweest en Jacob had voor eeuwig de nederlaag geleden.

Dat kón — en dat kon niet. W 7 ant de Heere worstelt met Jacob als de Immanuël, de God met ons, de God in Christus. Hij zal straks alleen zijn, in de nacht van Gethsémané, in de nacht van Golgotha. Hij zal gebonden worden om Jacob te ontbinden. Llij zal volkomen machteloos worden om de machteloze Jacob te kunnen verlossen. Dat is het geheim van de nacht van Pniël. De Almachtige is machteloos. Want het is een liefdesgericht. De Heere is niet gekomen om Jacob tegen de grond te slaan, Hij is gekomen om Jacob te behouden.

Maar dat wéét Jacob op dit ogenblik nog niet. Hij weet alleen: Ik moet blijven worstelen of het is mijn dood. En tot op dit moment is er geen woord gezegd. Maar tegen de morgen, dan zegt zijn grote Tegenstander: laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. En dan is het Jacob die antwoordt: ik zal U niet laten gaan tenzij Gij mij zegent.

De Heere heeft Jacob aangeraakt op zijn gevoelige plek en dat zal hem zijn leven lang bijblijven. Maar Jacob heeft de Heere ook aangeraakt op Zijn gevoelige plek. Hij klemt zich vast aan het Woord van Zijn genade. Hij heeft immers beloofd: grijp Mijn sterkte aan en Ik zal vrede met u maken? Wie vlucht naar het kruis kan niet getroffen worden door het wraakzwaard van Zijn gerechtigheid. En de Heere Zelf wijst die weg: zondaar, als gij Mij hier aangrijpt zult ge overwinnen!

Zo kan Jacob, de zondaar, de bedrieger, de sterke en almachtige God overwinnen, omdat hij Hem niet loslaat, omdat hij Hem aangrijpt op Zijn zwakke plek. Jacob weet dat hij niets meer te verliezen heeft, maar dat de Heere het nog kan verliezen van hèm! Want als Jacob hier sterven moet, dan verliest de Heere de eer van Zijn Naam. De Heere heeft toch beloofd: Ik zal met u zijn...? Welnu, van die belofte kan de Heere nooit meer af.

Is er in ons leven iets van dat worstelen met God? Het is niet de vraag of u weieens in Pniël bent geweest, wél of u God niet los kunt laten. Er kan veel nood zijn in ons leven, nood van ziekte, nood van ouderdom, nood in ons gezin, alles kan ons tegen zijn. En de vijanden zeggen: je zult nog wel een keer omkomen. Kunt u in die nood de Heere missen? Of leeft het ook in uw hart: ik zal u niet laten gaan...? Heere, ik heb het verzondigd, maar ik weet dat U een genadig en barmhartig God bent en dat U hulp besteld hebt bij een Held Die machtig is om te verlossen.

Dan hebben we geen rechten meer, maar

dan kunnen we toch de Heere niet loslaten. Ik zoek de zegen alleen bij U, o Bron van troost en licht. En dan zullen we het ondervinden; de Almachtige is machteloos geworden om machtelozen te verlossen.

Jacob in Pniël

2) als schuldenaar

Hoe is uw naam? vraagt de Heere. Weet Hij dan niet dat hij Jacob heet? Jawel, maar dat moet hij zelf zeggen: Als je nu zo aan Mij vasthoudt, bedoelt de Heere, als je zo graag Mijn zegen wilt hebben, weet je dan wel wie je bent?

wel wie je bent? Hier verliest Jacob al zijn rechten. Moet hij erkennen: ik ben die zegen niet waard, ik heb die zegen op alle mogelijke manieren verzondigd. En zo komt het van zijn lippen: Jacob. Alleen maar dat ene woord, die ene naam. Daarmee heeft hij alles gezegd: .Heere, U hebt volkomen gelijk, ik ben Jacob, een hiellichter, een bedrieger, ik heb geen enkel recht op Uw zegen.

De Heere treedt met Jacob in het gericht en nu heeft hij niets meer te verbergen. Hij zegt niet: Ja, Heere, ik ben Jacob, maar mijn broer Ezau was toch zon onverschillige, die heeft die zegen moedwillig verkwanseld. En ik heb wel een heleboel zonden gedaan, maar U weet toch dat ik van kindsbeen af U heb gediend en gevreesd?

Zo praat Jacob niet. Hij heeft niets meer te verbergen. Ik heet Jacob. Mijn leven is een aanéénschakeling van zonde en ongerechtigheid. En ik heb altijd geprobeerd over mijn schuld heen te werken en mijn eigen kwaad te bedekken. Heere, ik kan het niet, want ik ben Jacob, uit mij kan nooit meer iets goeds voortkomen.

Zo ondertekent hij zijn vonnis. Zo houdt hij geen grond onder de voeten over. Zo Gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?

Als wij onze naam moeten noemen, wat zeggen we dan? Ja, we móeten onze naam noemen! Want telkens als Zijn Woord tot ons komt, vraagt Hij: Wie zegt gij dat Ik ben? Maar dan vraagt Hij ook: En wie ben je nu eigenlijk voor Mij?

En kunnen we dan zeggen: Heere, ik ben gedoopt en ik heb belijdenis gedaan en ik kom elke zondag in de kerk en ik versta de waarheid erg goed? Of moeten we dan zeggen: Ja, Heere, natuurlijk heb ik heel wat zonden gedaan, maar alle mensen zijn immers zondaren? Of kunnen we alleen maar met diepe schaamte zeggen: Jacob heet ik, Heere, anders niets. Bedrieger, hiellichter. Ik ken mijn overtredingen en mijn zonde is steeds Vóór mij...

En dan spreekt de Heere tegen jacob dat wonderlijke woord: uw naam zal voortaan niet Jacob heten, maar Israël, want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen en hebt overmocht. Wonderlijk geheim van Gods genade! Waar een mens voor de Heere buigt en zegt: o God, ik ben Jacob — daar zegt de Heere: voor mij bent u Israël, vorst Gods! Je bent wel jacob, want je zonden zijn als scharlaken en als karmozijn, en toch ben je Israël, want ik maak ze als witte wol.

Dat is het wonder van de schuldvergeving. Waar de Heere ons voor Zijn vierschaar daagt en zegt: wie ben je nu eigenlijk? en waar een zondig schuldig mens zegt: o God, ik ben Jacob, nog nooit anders geweest dan Jacob, daar zegt de Heere: Ik heb al uw zonden achter Mijn rug geworpen in een zee van eeuwige vergetelijkheid. Ik zal er nooit meer aan denken, Ik zal er nooit meer over spreken.

Moeten wij alemaal zon Pniël kennen? Of moeten we telkens opnieuw op dat punt terecht komen, om te zeggen: Heere, er deugt totaal niets van me, er is niets aan me op te knappen. Want jacob is ook na Pniël niet klaar. Hij heeft het van de Heere verloren en hij heeft in het geloof de Heere overwonnen. Maar hij zal het nog vele keren moeten verliezen. Er is maar één weg, iedere dag opnieuw: wie zijn zonden belijdt en laat, zal barmhartigheid geschieden. En er zijn geen zonden te groot voor de vergevende liefde van God in Christus. Hij is immers onschuldig ter dood veroordeeld opdat wij voor het gericht van God vrijgesproken zouden worden? Hij heeft Zijn gezegend lichaam aan het kruis laten nagelen opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten. En heeft alzo de vervloeking van ons op zich geladen opdat Hij ons met Zijn zegening vervuilen zou.

Jacob in Pniël

3) als overwinnaar

Gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen... Is dat vorstelijk, dat bedrog van zijn vader Izak en zijn broer Ezau? Is dat vorstelijk, dat voortrekken van Rachel boven Lea? En is dat vorstelijk, dat stiekeme vertrek uit Haran? En dat geschenk 0111 zijn broer een beetje gunstig te stemmen? Het is eigenlijk de ene list na de andere en "het ene handigheidje na het andere.

En toch is het vorstelijk. Want de Heere ziet jacob niet meer aan in wat hij zelf is, de Heere ziet hem aan in wat hij in Christus is. Jacob, de bedrieger, de hiellichter, is in Gods oog zo rein, zo zuiver alsof hij nooit zonde had gedaan. Nee, dat vorstelijke is niet uit Jacob. Dat vorstelijke is uit Christus, Die uit Jacob geboren zal worden. De glans van de schuldvergeving, de adel van de hemelse geboorte, de kracht van het nieuwe leven is over Jacob gekomen. Een diep gevallen mens, een door en door verdorven Adamskind, is opgenomen in de adelstand: vorst Gods! Ere aan Hem Die zondaars in de rij van koningen zet! De zon ging hem op, zo lezen we in het vervolg. Is dat alleen maar een tijdsaanduiding? Het was zó laat toen Jacob uit Pniël vertrok? Nee, de zon ging hem op. Zoals de zon nu opgaat is ze nog nooit opgegaan. Die schijnende zon is voor Jacob het symbool van Gods verzoende aangezicht. Hij heeft alles gedaan om Ezau's aangezicht te verzoenen. Maar nu heeft hij Gods verzoende aangezicht gezien. En in het licht van dat aangezicht is het leven. Dan bloeien de bloemen anders, dan zingen de vogels anders, dan bekijk je de mensen met andere ogen.

Zo gaat Jacob verder. Vrolijk Ezau tegemoet. Vrolijk? Ja, want als God mijn schild en hulp wil wezen, wat zal een nietig mens mij doen?

En misschien heeft Jacob wel gedacht dat hij na Pniël nooit meer zou zondigen, dat hij altijd voor de Heere zou leven. Maar u weet wat daarvan terecht gekomen is. Wat is hij, ook na Pniël nog dikwijls verkeerd geweest! Jozef voorgetrokken, Benjamin voorgetrokken, het oneens geweest met de Heere. Al deze dingen zijn tegen mij.

Dat is toch tot troost van allen die de zonde er niet ónder kunnen krijgen in hun leven. Die het zo dikwijls oneens zijn met de Heere en dan denken: zou het wel waar geweest zijn? We hebben maar zo'n klein beginsel van de ware gehoorzaamheid. De bijbel spreekt niet zoveel over bekeerde mensen, over gerechtvaardigde mensen. Wèl over ellendige en verdoemelijke zondaren die tot hun laatste snik zondaar zullen blijven, maar die wel geleerd hebben met de Heere te worstelen en voor de Heere te buigen. En die 'n hekel gekregen hebben aan de zonde. Die elke dag zeggen: Heere, er deugt van mij niets, maar ik kon niet leven zonder Uw verzoend aangezicht te hebben gezien.

Daarom mag u komen zoals u bent: de goddeloze verlate zijn weg en de ongercchtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij Zich over hem ontfermen en tot onze God want Hij vergeeft menigvuldig.

Bent u bang voor Ezau? Siddert u voor de macht der zonde? Ga maar in uw binnenkamer, blijf maar alleen achter, net als Jacob. En worstel maar met de Heere, zeg het maar: Heere, ik ben Jacob, maar U bent een God vol van genade en van barmhartigheid. En al verzondigen wij het dan nóg zo vaak — dat is schandelijk genoeg — maar Hij blijft getrouw. Want Hij heeft gezegd: Ik, de Heere, word niet veranderd, daarom zijt gij, o kinderen van jacob, niet verteerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1979

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Jacob in Pniël

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1979

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's