De Nederlandse Geloofsbelijdenis
(9)
ARTIKEL IV (vervolg)
Tenslotte: oe groot is de kanon van ons persoonlijk geloofsleven? We belijden:66 boeken, maar wanneer we vragen naar de praktijk kunnen we keer op keer ervan schrikken hoe klein onze kanon eigenlijk is. Wie kent de gehele Bijbel, wie leeft bij de inhoud van alle 66 boeken? Door geestelijke luiheid, gemakzucht en andere oorzaken is onze kanon soms schrikbarend klein. Voor sommigen schijnt er nauwelijks méér in de Bijbel te staan dan dat er iets gebeuren moet met een mens, dat hij bekeerd moet worden. En dat staat geschreven, tenvolle, dat iemand wederom geboren moet worden, maar het staat er temidden van duizend andere bladzijden. Vanzelf is ieder mens beperkt, en niet een ieder heeft volop gelegenheid zich te verdiepen in de inhoud van de Schriften. Desondanks bevat deze belijdenis van de kanon van de Bijbel ook een scherpe aanklacht in liefde aan ons aller adres. We tellen 66 beoken: s daarmee ons leven, ons geestelijk leven getekend? Betrappen we onszelf er op, dat we woorden, die te dichtbij komen, die tè persoonlijk gericht zijn, willen ontlopen, dat we moeilijke gedeelten willen voorbijgaan, dat we graag altijd weer terugkeren naar dat ene, vertrouwde woord, dat eens in ons leven ons zo rijk getroost heeft? Onze kanon kan ongemerkt al kleiner worden, en mede daarom is het de roeping van de dienaar van het Woord altijd nieuwe, verborgen schatten uit het Woord van God op te graven. Het mag de roeping van de prediker zijn te helpen voorkomen dat de kanon van de gemeente al meer en meer inkrimpt. Wanneer we belijden, dat de Bijbel het Woord van God is, 'van kaft tot kaft', zal deze belijdenis in de prediking en in het leven van het geloof blijken. Er is zoveel te eten en te drinken, en dat wekt altijd weer honger en dorst. Het is een leven bij de bron, een eten uit de hand des Heeren.
In het belijden van de kanon van de Bijbel, in het tellen van de Bijbelboeken ontvangen we oog voor de onmetelijke rijkdom van de levende God. In deze rijkdom vindt de kanon haar bron en oorsprong. De inhoud van al deze boeken: wat is de eigenlijke gouden draad, die door de Bijbel heengeweven is? Hoe begint de Bijbel? 'In den beginne schiep God de hemel en de aarde'. En wat horen we tegen het einde van de
Bijbel? 'En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde'. Van begin tot einde getuigen de Schriften van deze God, de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en van de aarde, en dat in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere, en dat door de Heilige Geest. Het is de drieënige God, Die Zich in deze 66 boeken heeft geopenbaard. De Vader heeft hier Zijn hart uitgeschreven voor ons, in de Zoon, door de Heilige Geest. En zo trekt de geschiedenis aan ons oog voorbij, deze heilsgeschiedenis, van begin tot einde. Daarbij het kruis van onze Heere Jezus Christus in het midden. De Gekruisigde en Opgestane, Dezelfde, Die wij verwachten bij het licht van de boeken, die van Hem getuigen. Zo doet de Geest ons tellen, en spellen, en roepen: , , Kom!"
Al de kanonieke boeken: één getuigenis van de Vader, Zoon en Heilige Geest. Een overvloeiende fontein. Er is meer, veel meer dan deze 66 boeken bevatten kunnen, maar zo is het genoeg geweest, de maat is vol geworden. Hier hoeft niemand aan toe te voegen, hier mag niemand iets afdoen.
Zo leren wij tellen, deze kanonieke boeken, en in dit licht leren wij onze dagen tellen, en mogen aldus een wijs hart bekomen. Een wijs hart, waarbij het Woord van onze God de lamp voor onze voet, en het licht voor ons pad is!
ARTIKEL V
Het gezag van de Heilige Schrift
Aan de inrichting van ons kerkgebouw wil gezien worden dat de Bijbel gezag heeft. Dat wil zeggen: de Bijbel heeft het voor het zeggen in ons midden, omdat de Bijbel eenvoudig alles te zeggen heeft. Dit besef, dat de Bijbel gezag heeft, dat wij ons buigen voor de inhoud van het geschreven Woord van God wil in onze kinderjaren met ons meegroeien.
De vraag, die nu aan de orde is betreft dit gezag van de Bijbel. Hoe komt het, dat de Bijbel dit unieke gezag heeft? Waarom bezit niet een ander boek voor ons dit unieke gezag?
'Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en kanoniek, om ons geloof daarnaar te reguleren (regelen), daarop te gronden en daarmede te bevestigen'. Al deze boeken, en deze alléén, ontvangen wij voor heilig. Dat is: gewijd aan deze bijzondere dienst, om dragers van het Woord van de levende God te zijn. Al deze boeken, en deze alléén, ontvangen wij voor kanoniek. Dat is: deze 66 boeken vormen de kanon, de regel, het richtsnoer, de maatstaf, waartegen niets valt te zeggen. En deze boeken, en deze alléén, ontvangen wij om daarnaar ons geloof te regelen, daarop te gronden, daarmee te bevestigen. Ons geloof is gefundeerd op de Bijbel, het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.
'En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is ' Wij naderen niet bij voorbaat kritisch tot de Bijbel. Wij geloven wat we hieruit horen, wat we hierin lezen. En daarbij de vraag: waarom? Waarom is het, dat wij de inhoud van de Bijbel zonder enige twijfel geloven? Dat we ons mogen overgeven aan de inhoud, zoals we dat nooit aan enig ander boek zouden kunnen doen? Waaraan ontleent de Bijbel voor ons het gezag?
'......en dat niet zozeer, omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanige houdt ' Het is niet de Kerk, die aan de Bijbel het gezag heeft gegeven. Op dit punt staat de Reformatie tegenover de Rooms-katholieke traditie. De opvatting van Rome is, dat de Kerk de kanon van de Schrift heeft vastgesteld, en dat daarmee verbonden het gezag van de Schrift uiteindelijk aan de Kerk ontleend is. Calvijn noemt dit een zeer verderfelijke dwaling, 'dat de Schrift slechts zoveel betekenis heeft, als haar door het oordeel der kerk wordt toegestaan: lsof de eeuwige en onaantastbare waarheid Gods op het oordeel van mensen steunde!' (Inst. I, VII, 1). In dit verband wijst hij op het woord van Paulus (Ef. 2 : 20), dat de Kerk gedragen wordt door het fundament van de profeten en apostelen. 'Indien het fundament van de Kerk de profetische en apostolische leer is, dan moet deze haar zekerheid vast hebben staan, voordat de Kerk haar bestaan aanvangt' (Inst. I, VII, 2). De Kerk, zo hoorden we, heeft de kanon niet vastgesteld, maar alleen erkend, de boeken geteld: e Bijbel bracht haar gezag zelf met zich mee! Zoals Luther het uitdrukte: De Kerk kan niet meer gezag of vastheid aan een boek toekennen, dan het reeds door zichzelf heeft'. Wij funderen ons geloof niet op de Bijbel, omdat de Kerk aan de Bijbel gezag heeft gegeven. Maar hoe dan wel?
' maar inzonderheid, omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn ' Dus wij weten, dat het gezag van de Bijbel het gezag van de levende God Zelf is, omdat de Heilige Geest dit getuigt in onze harten.
Het is met name Calvijn geweest, die de leer van het inwendig getuigenis van de Heilige Geest heeft uitgewerkt. Hoe mogen we ons dit getuigenis voorstellen?
Wij kunnen elkaar niet dwingen tot het geloven van de inhoud van de Bijbel. Er zijn genoeg redenen aan te voeren, dat de Bijbel waar is, en waarheid spreekt, we kunnen de tegenstanders gemakkelijk de mond snoeren. Maar dat betekent niet, dat de ander ook gelooft, van binnenuit met geheel zijn hart. Daarvoor is meer nodig dan menselijke overtuiging. Dit laatste geldt voor een ieder van ons. Wie gelooft van zichzelf van ganser harte de gehele inhoud der Schriften? Dan zegt Calvijn, dat 'het getuigenis van de Geest voortreffelijker is dan alle redenering. Want evenals God alleen een voldoende getuige is aangaande Zichzelf in Zijn Woord, zo zal ook dat Woord niet eerder geloof vinden in de harten der mensen, dan wanneer het door het inwendig getuigenis van de Geest bezegeld wordt. Dezelfde Geestdus, Die door de mond der profeten gesproken heeft, moet in onze harten doordringen, om ons te overtuigen, dat zij getrouwelijk hebben uitgesproken, wat hun van Godswege opgedragen was' (Inst. I, VII, 4).
Het inwendig, verborgen getuigenis van de Geest! Hiermee zijn we midden in de vragen van de toepassing van het heil gekomen. We kunnen de Bijbel vergelijken met een licht. Het Woord van God, als een lamp voor de voet, en een licht voor ons pad. Dit licht schijnt in de duisternis. Maar bij het licht hoort het oog, om het licht te kunnen zien. Een blinde ziet geen licht. En zo zijn wij, van onszelf, tegenover de lichtglans van het geschreven Woord van God: als blinden. Wat ontbreekt ons? Het zien, het oog! Dit is het, wat de Geest schenkt: het oog, om te zien. Het licht! Dezelfde Geest, Die gesproken heeft door de mond van de profeten moet in onze harten doordringen. Wij geloven de inhoud van de Schriften niet op gezag van anderen, maar op gezag van de Geest Zelf, Die in onze harten getuigt. Met andere woorden: het gezag van de Schrift wordt ervaren in de vervulling van het gebed ' maak mij Uw wegen bekend door Uw Woord en Geest'.
Omtrent dit inwendig getuigenis van de Geest is tijdens en na de Reformatie helaas veel misverstand gerezen. Het woord 'inwendig', dat trok velen aan. Zelfs zo, dat gezegd werd: uitwendig, ach, dat is maar uitwendig! De Bijbel zelf is maar het uitwendige boek, dat is slechts de letter, uiteindelijk gaat het om het inwendige. Het gaat er om, of het Woord in onze harten is. Het gaat erom, of de Geest in ons getuigt. Maar, de Geest aldus losgemaakt en losgezien van het Woord, dat bracht grote ontsporingen teweeg. De mens, zonder het geschreven Woord, die meent vanuit de Geest te spreken, hoe zal hij weten of de Geest van de Vader en de Zoon of de leugengeest van de vader der leugen en de antichrist hem bezielt? Waaraan zal hij geestesgetuigenis kunnen toetsen, dan juist aan het gegeven Woord? Sommigen gingen daarbij heel ver. Zo ver, dat zij zich ook alleen op het inwendig getuigenis van de Geest gingen beroepen. Van een bepaalde uitspraak werd gezegd, dat de Geest Zelf hun deze woorden had gegeven. En in dat spoor kon zelfs het inwendig getuigenis van de Geest tégenover het uitwendig getuigenis van de Schrift komen te staan. Dan kon de roep klinken: Afblijven! Dit is inwendig getuigenis van de Geest! Wanneer zo de Geest tegen het Woord wordt uitgespeeld, kan de wet, die anderen wordt opgelegd, onnoemelijk zwaar zijn
Wat bedoelde Calvijn met het inwendig getuigenis van de Geest?
E.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's