De r in de maand
Winterwerk
De r in de maand, dat betekent voor het kerkelijk leven het hoogseizoen. In de zomermaanden, de maanden zonder r, ligt het kerkelijk werk praktisch stil, behalve de dienst des Woords en het bezoeken van zieken en bejaarden. Maar in september, als iedereen weer op zijn basis is teruggekeerd, dan wordt het „startschot" gegeven voor allerlei kerkelijke arbeid — catechisatie, verenigingswerk, huisbezoek, enz. — en tot tegen, of zelfs tot na Pasen is heel het kerkelijk „bedrijf" in volle gang.
Nu er dezer dagen in vele gemeenten aandacht wordt besteed aan de opening van dat winterwerk — hetzij in de kerkdienst, hetzij op een appèlavond, georganiseerd door de verschillende verenigingen — leek het ons goed, enkele facetten van dat winterwerk eens wat van dichtbij te bekijken.
Catechisatie
Eind september, begin oktober worden overal de jongeren weer opgeroepen om ter catechisatie te verschijnen. In sommige gemeenten is het catechisatie-seizoen beperkt van dankdag tot biddag. Die periode lijkt me vrij kort, temeer omdat er rond de Kerst altijd nog een paar weken afvallen. De meeste catecheten zijn toch wel van mening dat een aantal van 20 catechisatie-uren per seizoen het minimum is, en dat aantal is alléén te halen wanneer men in oktober begint en tegen Pasen eindigt. In deze tijd, waarin er nogal wat ontbreekt aan kennis van de bijbel en de belijdenisgeschriften is het broodnodig dat onze jongeren regelmatig en grondig onderwijs ontvangen.
Een eerste vereiste voor een goed functioneren van de catechese is dat de ouders erop toezien dat hun kinderen de catechisatie bezoeken en ernst maken met de hun gegeven opdrachten. Een predikant kan weinig of niets bereiken zonder de medewerking van de ouders. Als het „doen en helpen onderwijzen" ergens tot z'n recht komt, dan wel bij de catechese. En die medewerking kan natuurlijk niet daarin bestaan dat men de kinderen of de jongelui met een stok naar de catechisatie slaat, maar dat men de catechisatie begeleidt met belangstelling te tonen voor wat daar gebeurt en wat daar geleerd wordt, ook eventueel met een onderzoek in te stellen of de jongeren zich inderdaad van hun taak kwijten. Elke predikant kan wel enige droevige voorbeelden geven van jongelui die de hand lichten met de catechisatie, zonder dat hun ouders daar ook maar iets van weten.
Maar zonder de belangstelling van de jongens en meisjes zelf zal de catechisatie ook weinig effect hebben. Ik weet niet of er onder onze jongeren zijn die deze regels zullen lezen. Zo ja, dan zou ik tegen hen willen zeggen: kom vanaf de eerste keer, en niet nadat er twee of drie weken verstreken zijn, en blijf komen, opdat de catechisatie tegen het eind niet zal verlopen, zoals op sommige plaatsen duidelijk te constateren is. En sla vooral geen keer over zonder dat daarvoor een dwingende reden is. Want als er van die twintig uren — en wat is dat bij elkaar op een heel winterseizoen? — ook nog een stuk of vier, vijf afvallen, wat houden we dan maar over om jullie enige kenns bij te brengen?
Kennis. Daar moeten we het ook even over hebben. Want dat is toch wel een van de wezenlijke dingen op catechisatie. Dat we kennis krijgen van de bijbel, van de belijdenis. Jongeren willen de predikant altijd graag verleiden tot het bespreken van aktuele onderwerpen en niemand zal ontkennen dat dit nuttig en nodig is. Maar hoe zouden we ons een mening kunnen vormen over dingen die in de belangstelling staan zonder kennis van Schrift en Belijdenis? Dan kunnen we misschien wel zeggen hoe wij erover denken. Maar dan weten we niet wat de Heere er in Zijn Woord over zegt, ook niet hoe de Kerk van alle eeuwen erover gedacht heeft.
Om kennis te vergaren moet je leren. Ook al een teer punt. Er zijn gemeenten waar de predikant in arren moede maar niets opgeeft. Ze doen het immers toch niet! Ik denk niet dat we ons daarbij neer moeten leggen. Ik wéét ook niet of ze het inderdaad niet den. Het zal wel enige moeite kosten, maar de gestadige drup holt de steen uit. En al zouden ze het niet allemaal doen, als er dan maar enkelen zijn die althans wèl iets doen. Waar moeten we straks onze ambtsdragers vandaan halen als er een generatie opgroeit zonder een minimum aan kennis?
Ik moet zoveel leren voor school, zeggen de jongens en meisjes altijd. Dat kan natuurlijk nooit een excuus zijn. Als je al zoveel moet leren kan dat kleine beetje er nog wel bij. En bovendien, wat is het belangrijkste? Zijn we op catechisatie dan niet bezig met vragen van eeuwigheidsbelang? Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en alle andere dingen zullen u toegeworpen worden.
Verenigingswerk
Dc kring van jongeren die een vereniging of club bezoeken is uiteraard veel kleiner dan de ruime kring van catechisanten. Het vrijwillig samenkomen rondom het Woord van God om dat te onderzoeken en bezig te zijn met andere vragen in het licht van dat Woord is nu eenmaal iets anders dan het onderwijs der Kerk. Dat laatste is zonder meer een noodzaak, het eerste is goed en nuttig, maar men kan niemand ertoe dwingen. Gevolg is dan ook dat de jongeren die een vereniging bezoeken veel meer „gemotiveerd" zijn dan de doorsnee-catechisanten. Ze komen echt naar de vereniging omdat ze interesse hebben. Hebben ze weinig tijd, dan maken ze graag de tijd ervoor vrij.
Toch zal ook het verenigingswerk door predikant en kerkeraad zoveel mogelijk moeten worden gestimuleerd. Willen we in de toekomst mensen die iets betekenen kunnen voor de Kerk, voor het Koninkrijk Gods, dan zullen onze jongeren moeten leren vrijwillig hun tijd en hun krachten te geven. En wat blijkt dikwijls later dat het verenigingswerk tot grote zegen is geweest. Dingen die we in onze jeugd hebben geleerd vergeten we niet zo gauw meer!
Van groot belang is, behalve het werk van de mannen-en vrouwenverenigingen, ook het kringwerk. Met name jongeren vinden het vaak een hele stap om naar een mannenof vrouwenvereniging te gaan en kiezen dan voor een bijbelkring, een gesprekskring, een jonge lidmatenkring, of hoe men het verder ook noemen wil. Het voordeel is dat men in een kleinere gespreksgroep vaak beter loskomt dan in een grotere vereniging. Ook dit stukje gemeentewerk kan een goede bijdrage leveren tot de kennis van Schrift en Belijdenis.
Huisbezoek
Ze zijn er vaak al op uitgetrokken, voordat het eigenlijke winterwerk begonnen is, de ouderlingen en soms ook de diakenen, twee aan twee om systematisch alle gezinnen die tot de wijk of tot de gemeente behoren, te bezoeken. Huisbezoek: een instelling die aan de ene kant hoog gewaardeerd wordt, aan de andere kant soms aan felle kritiek onderhevig is. Voor de één komt men veel te weinig, de ander heeft, als het bezoek afgesproken wordt, duizend en één bezwaren. Bij het ene gezin wordt men met open armen ontvangen, bij het andere wordt men ternauwernood binnengelaten of krijgt men zelfs te horen dat bezoek niet nodig is of niet op prijs wordt gesteld. In het ene gezin komt men tot een goed gesprek over de geestelijke zaken, in het andere gezin wordt welwillend aangehoord wat de broeders naar voren brengen, zonder ook maar één weerwoord, en in het derde denkt men gelegenheid te vinden om nu eens alle kritiek op de kerk en de ambtsdragers te spuien. Met uiteraard nog een scala van mogelijkheden daartussenin!
Huisbezoek is soms moeizaam en vermoeiend. Toch een stukje arbeid waardoor een gemeente wordt gebouwd. Werk waarvoor veel geduld, wijsheid, tact, liefde en nog zoveel meer nodig is. Maar ook werk dat kennelijk vruchten afwerpt. Wie is niet eens moedeloos van een huisbezoek teruggekomen, terwijl later bleek dat de woorden die gesproken werden toch doel hadden getroffen?
Huisbezoek is bezoek aan de gezinnen. Dat wil zeggen dat het niet alleen voor vader en moeder bestemd is. Terecht wordt er dan ook in kerkbodes steeds weer op aangedrongen dat de (wat grotere) kinderen ook aanwezig zullen zijn. Men zou bijna zeggen: dat spreekt vanzelf. Maar dan behoren de broeders ook deze kinderen wel in het gesprek te betrekken. Anders zouden zij de indruk kunnen krijgen dat ze er wel bij moeten zijn, maar er toch eigenlijk niet bij horen!
Niet tevergeefs
Veel en velerlei werk gaat de aandacht vragen, nu de r in de maand gekomen is. Vele avonden zullen predikanten, ouderlingen, diakenen, leiders van verenigingen en clubs van huis en uit hun gezinnen zijn. Ze vragen geen medelijden, wel medeleven. Deze arbeid kan alleen geschieden wanneer ze voortdurend wordt gedragen door het gebed van de gemeente.
Ook ambtsdragers en alle werkers in de gemeente zijn weieens moedeloos en vragen
zich weieens af: waar doe ik het voor? en; zal het wel vrucht afwerpen? Dat zouden we ons ook afvragen als we teveel naar beneden zien. Maar juist in dit werk mogen we naar boven kijken. Naar Hem Die Zijn Gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt. Die Zijn werk volvoert door de dienst van mensen. Zwakke mensen, broze mensen, zondige mensen. Maar die het ook weten mogen: onze arbeid zal niet ijdel zijn in de Heere!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1979
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's