Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volkstelling 1971

„Kerkelijkheid staat onder grote druk". Dat is de kop van een artikel in Trouw van 21 september j.L, waarin door Q. J. Munters een beschouwing ten beste wordt gegeven naar aanleiding van een wetenschappelijk geschrift waarin de cijfers en gegevens van de volkstelling van 1971 staan geanalyseerd (betreft publicatie van drs. M. van Hemert, uitg. van dc Staatsuitgeverij). Nu is de uitkomst van een volkstelling voor de houders van zo'n telling niet in de eerste plaats interessant voor een zicht op de kerkelijke situatie in ons land. Toch geeft de volkstelling daar wel een indringend inzicht in. Sinds in 1849 er voor het eerst zo'n volkstelling werd gehouden is b.v. de Hervormde kerk gedaald van meer dan de helft van de bevolking tot minder dan een kwart (23.6 procent). De Hervormde kerk was in 1971 even groot als de groep buitenkerkelijke landgenoten. De gereformeerden (hierin zijn ze begrepen van allerlei naam en bijnaam en toenaam) vormen 10% van onze bevolking. De Rooms-Katholieke Kerk staat op 40%. De grootste slag is kennelijk gevallen in de afgelopen eeuw binnen de Hervormde kerk. In de periode 1960-1971 was het verlies-slado van de totale aanhang per jaar gemiddeld 0.95%. De gereformeerden bleven het meest stabiel. Het artikel in Trouw gaat dan als volgt verder:

Veelkleurig

De kaart van kerkelijk Nederland is buitengewoon veelkleurig. Laten we de hele kleintjes buiten beschouwing, dan blijven er toch altijd nog zo'n vijftig verschillende levensbeschouwelijke groeperingen over. Daaronder zijn er enkele die aparte vermelding verdienen omdat hun omvang vroeger onbekend was (de humanisten werden pas in 1971 voor het eerst apart geregistreerd) dan wel betrekkelijk onbeduidend.

In 1971 werden er ongeveer 54.000 moslims geteld (d.w.z. meer dan het aantal doopsgezinden, luthersen, adventisten, remonstranten en baptisten en bijna net zoveel als hét aantal christelijke gereformeerden!) in 1947 waren het er nog maar 300. Er waren in 1971 rond 24.000 jehovah's getuigen, (1.700 in 1947). Van de pinkstergroepen nam de aanhang toe tot ruim 17.000 (600 in 1947). Het aantal Grieks-orthodoxen vertienvoudigde in deze periode (van 650 naar 6.500) en de hernhutters nog iets sterker (van 470 naar 5.200).

Bij de islamieten, de grieks-orthodoxen en dc hernhutters, was de groei vooral te danken aan immigratie (van buitenlandse werknemers resp. Surinamers). Bij de Jehovah's getuigen en de pinkstergemeenten zat er vooral een groot positief overloopsaldo achter.

Gevoelig

Heel wat groeperingen met een vanouds bescheiden omvang in de Nederlandse samenleving leden sinds de oorlog 'n gevoelig verlies. Zo werd van de doopsgezinden, de luthersen, de remonstranten en de waals-hervormden het aandeel in de totale bevolking sinds 1947 meer dan gehalveerd. En ook het Leger des Heils en de oud katholieke kerk, de Nederlandse protestanten bond en de vrije evangelische gemeenten — om er maar een paar te noemen — verloren duidelijk terrein.

Trouwens, van de totale bevolking gaf in 1971 nog maar 3, 1% te kennen, zich te rekenen tot één van de zgn. overige kerkelijke gezindten. De gestadige daling van het aandeel van deze verzamelcategorie — al vanaf 1909 duidelijk merkbaar — heeft zich sinds 1960 zelfs in versterkte mate doorgezet. En als zich onder de vele buitenlandse werknemers die zich in de jaren '60 in ons land vestigden per saldo niet ongeveer 50.000 moslims hadden bevonden, was die daling nog aanzienlijker geweest.

Onder druk

We kunnen, als we op het totaalbeeld letten, rustig zeggen dat de geïnstitutionaliseerde godsdienstigheid meer dan ooit onder grote druk staat. Zeker voor jongeren blijkt het tegenwoordig allerminst een vanzelfsprekende zaak te zijn om zich tot een bepaalde gezindte te rekenen. Daarmee is uitdrukkelijk niet gezegd, dat de rol van de gevestigde kerken zo langzamerhand is uitgespeeld. Er is in ons land niet één sociaal verband te noemen, dat op een zo grote aanhang kan wijzen, als juist de kerken. En hun invloed is in vele sectoren van

het maatschappelijk leven nog steeds zeer aanzienlijk.

Dat zich in de periode 1960-1971 echter bijna een miljoen Nederlanders van diezelfde kerken afkeerden, moet te denken geven. Men kan zich met Van Hemert de vraag stellen, in hoeverre hierachter niet een meer algemene anti-institutionele tendens in de Nederlandse samenleving — en in heel de westerse wereld — schuilgaat. En: zijn er nieuwe vormen van godsdienstigheid aan het opkomen, die zich buiten de kerken om ontwikkelen? Op die vraag kon Van Hemert op basis van de volkstellingsgegevens natuurlijk geen antwoord geven. Zelfs allerlei ontwikkelingen aan de rand van het kerkelijk gebeuren — ik denk aan de opkomst van de zgn. basisbeweging — kon hij om deze reden niet cijfermatig in het vizer krijgen.

Leeftijdsopbouw

Het hier geciteerde artikel uit Trouw geeft ook nog een doorkijk in de leeftijdsopbouw en er wordt dan gezegd:

Als hij de leeftijdsopbouw analyseert, schenkt Van Hemert vooral aandacht aan de jonggeborenen, de jongvolwassenen en de bejaarden. De sterkte van de eerste groep zegt iets over de natuurlijke aanwas die van de andere twee groepen iets over de mate waarin kerken en levensbeschouwelijke groeperingen erin slagen hun aanhang aan zich te blijven binden.

Voor zover de toekomst van een gezindte afhangt van natuurlijke aanwas, is dit perspectief bij de hervormden bepaald ongunstig. Temeer v/aar de hervormden bovendien met forse uittredingen vanuit de categorie der 20-40-jarigen te maken hebben, is er sprake van een toenemende vergrijzing. Bij luthersen, doopsgezinden en remonstranten is dit nog sterker het geval.

Zoals bekend lag het geboorteniveau van de Nederlandse rooms-katholieken sinds de eeuwwisseling steeds aanzienlijk boven dat van de totale bevolking. De procentuele sterkte van dit volksdeel kon daardoor voortdurend toenemen. Dat zich bij de katholieken intussen ook een ontkerkelijkingsproccs voltrok, viel daardoor minder op. Aan die toestand is nu een einde gekomen. De katholieke huwelijksvruchtbaarheid is sedert 1960 aanmerkelijk gedaald. Het effect daarvan op de natuurlijke aanwas cn de verdere leeftijdsopbouw van de Nederlandse katholieken zal, zo verwacht Van Hemert, bij volgende volkstellingen goed merkbaar zijn.

Van Hemert toont aan, dat de gereformeerde groeperingen met elkaar een relatief jonge leeftijdsopbouw kennen. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met het relatief hoog gebleven geboorteniveau van vooral de christelijke gereformeerde kerken, de gereformeerde gemeenten en de oud gereformeerde gemeenten. De („synodale") gereformeerde kerken kenden in 1971 een leeftijdsopbouw die slechts weinig afweek van die van de totale bevolking.

Volkstelling 1981

Volop zijn de voorbereidingen aan de gang voor de volgende volkstelling. Ik vermoed dat de afbraak van dc Hervormde Kerk dan nog grotere vormen zal hebben aangenomen. Het wordt in dat licht wel wat vreemd nog te spreken van de „vaderlandse" kerk. Onze „vaderlanders" lopen er massaal aan voorbij. Zoeken hun „heil" elders: in een vrije groep, in een afgescheiden kerk, bij de basis-beweging of in de massarecreatie. Het is maar wat je onder „heil" verstaat. Voor hen die het heil in de éne Heil-and geconcenteerd weten die de naam Jezus Christus draagt, bevatten deze cijfers een aangrijpende realiteit. Het heidendom is bezig om ons heen weer te keren. Het is alsof de Heere bezig is Zijn kandelaar uit ons volk weg te nemen. Realiseren we ons dat wel voldoende? Hebben we wel voldoende oog voor die geestelijke nood waarin ons volk zich bevindt? Wordt het geen tijd dat we de gelederen gaan sluiten om des te sterker te staan in onze opdracht: verkondigt het Evangelie aan alle creaturen? Er is geen tijd meer om aan bijzaken ons te wijden. Ons volk gaat ten onder omdat het geen kennis meer heeft van de Naam. Laten allen die die Naam wel kennen, Hem hoog houden, levende getuigen van Hem zijn. We kennen onder ons de Bond voor inwendige zending (IZB). Haar arbeid verdient meer dan ooit nu ons meeleven, ons gebed en onze daadwerkelijke steun.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's