Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GA IN TOT MIJN RUST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GA IN TOT MIJN RUST

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET VIERDE GEBOD

(5-slot)

Dordt over het vierde gebod

De grote synode van Dordrecht 1618 — 1619 heeft zich niet alleen beziggehouden met de vragen rond de verkiezing, de vrije wil van de mens en de genadeleer.

Met name nadat de buitelandse godgeleerden waren vertrokken — toen de beslissing in het konflikt met de Arminianen was gevallen en de Leerregels waren opgesteld — kwamen nog veie andere kwesties aan de orde. U kunt daarvan lezen in de Post-acta of nahandelingen. Zo werden iri de 164ste zitting van deze nationale kerkvergadering enkele regels voorgelezen aangaande het vierde gebod. Deze regels luidden als volgt:

1. In het vierde gebod der goddelijke wet is iets ceremonieels (schaduwachtigs) en iets zedelijks (moreels).

2. Ceremonieel is geweest de rust van de zevende dag na de schepping en de strenge onderhouding van dezelfde dag, het joodse volk bijzonder opgelegd.

3. Zedelijk, dat een zekere en gezette dag de Godsdienst zij toegeëigend en zoveel rust worde in acht genomen als tot de eredienst van God en dc heilige overdenking daarvan noodzakelijk is.

4. De sabbat der Joden afgeschaft zijnde, moet de dag des Heeren door de christenen plechtig geheiligd worden.

5. Deze dag is sedert de tijden der Apostelen in de eerste Katholieke Kerk altijd onderhouden.

6. Dezelve dag moet alzo de Gods-dienst toegeëigend worden dat men op dezelve ruste van alle slaafse werken, uitgenov men die dc liefde en tegenwoordige noodzakelijkheid vereisen, mitsgaders - van alle zodanige vermaken die de eredienst van God verhinderen.

Het komt mij voor dat de synode ook op dit punt wijs en schriftgetrouw heelt geoordeeld. Daarbij mag in alle nuchterheid worden vastgesteld dat ook de dordtse formuleringen niet onfeilbaar zijn, dat de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino op de achtergrond van deze benadering staat cn dat we hier te maken hebben met een compromisformule die na lang wikken en wegen tot stand is gekomen en waarmee 'de zeeuwse broeders' toch niet geheel gelukkig zijn geweest. Deze laatsten stonden immers een gestrenge sabbatspraktijk voor Willem Teellinck enerzijds, Franciscus Gomarus met zijn wat vrijere opvatting van de zondagsheiliging anderzijds, konden elkaar tenslotte toch in de genoemde zes regels vinden.

Bezien we die regels nog eens nader, dan treft het voorzichtige en genuanceerde oordeel van Dordt.

Het ceremoniële aspekt van het vierde gebod wordt niet alleen gezien in dr viering op de zevende dag der week, maar uitdrukkelijk óók in de strenge onderhouding van de Joden onder het oude verbond die zoveel mogelijk de absolute rust moest benaderen. Maar moreel is dat in een vaste regelmaat een dag bijzonder gewijd zal zijn aan de dienst van God, waarbij dan de openbare eredienst centraal staat. Thomas had dat genoemd: tijd om vrij te zijn voor de dingen van God (tempus ad vacandum divinis). Hierbij komt dan ook een theocratisch element aan de orde ofwel: het politieke gebruik van de wet komt weer in het vizier, met name in de slotregel van stelling zes.

De overheid zal op de dag des Heeren de samenleving zó moeten ordenen dat de eredienst niet door allerlei 'recreatieën' of vermaken gehinderd wordt. In de lijn van deze overtuiging heeft de kerk zich in dc zeventiende eeuw talloze malen tot de overheid gewend met het verzoek een einde te maken aan allerlei 'abuijzen' en prophanatieën' van de sabbat.

Niet iedereen die zich in deze op Dordt beroept, doet werkelijk recht aan het standpunt dat door de synode is ingenomen. Zij die toch weer terugvallen in een verkrampt sabbatisme, doen het vaak voorkomen alsof voor Dordt het ceremoniële element uitsluitend bestond in de viering op de zevende dag. De uitdrukkelijke afwijzing van 'de strenge onderhouding van dezelve dag, het joodse volk bijzonder opgelegd', wordt dan buiten beschouwing gelaten. Er is een wettische benadering van de zondagsviering mogelijk, die verhindert te komen tot de ware vreugde cn viering van de dag des Heeren

— en waardoor ook het christelijk getuigenis naar buiten toe wordt geschaad.

Hiermee wordt geen woord kwaad gezegd van hen die een bijzonder nauw geweten hebben ten aanzien van de zondagsheiliging en daarom bijvoorbeeld niet van de auto gebruik willen maken voor kerkgang of op zondag geen eten willen koken. Maar de gevaren zijn hier groot. Zo gemakkelijk vallen we terug in de schaduwendienst of we zoeken in onze sabbatspraktijk iets verdienstelijks. Is de grens niet overschreden wanneer men op zondag een ziek kind niet bezoeken wil? Komt men dan als vader en moeder die dat kind vergeefs laten uitzien naar bezoek, niet in strijd met een woord als Markus 2 : 27, of liever: et dc vervulling van liet vierde gebod zoals Christus ons deze heelt voorgeleefd? De grens naar het wetticisme is zéker gepasseerd wanneer anderen onder het juk van eigen opvattingen moeten doorgaan en de genadestaat van een ander wordt afgemeten aan zijn of haar overeenstemming met menselijke regeltjes en gebodjes. Laatst hoorde ik dat in bepaalde kring gesteld werd: hoe denken die dominees die zondags in een auto rijden nog ooit het Woord Gods te kunnen verkondigen!" Commentaar op een dergelijke uitspraak is overbodig. W. Geesink schreef terecht: Daar is ook een Christelijk Sabbatisme, dat — wanneer het leest van wat Jezus alzo op de Sabbat gedaan heeft, wel niet van Sabbats-schcnding durft spreken, maar in zijn ziel töch aan die Farizeeën niet zo geheel ongelijk geeft. En dit nu is diep zondig: en in zijn hart partij kiezen vóór de Farizeeën tegen Jezus."

Anderzijds mag ook weer niet minimaliserend gesproken worden over het morele aspekt van het vierde gebod zoals dat door Dordt erkend is. 'Dat een zekere en gezette dag de Gods-dienst zij toegeëigend' is heel wat meer dan dat amper één uurtje op de zondagmorgen als christelijke wimpel moet dienen — terwijl verder de gehele zondag in niets meer onderscheiden is van door-de-weekse vrije dagen.

Uitdrukkelijk spreken de dordtse vaderen niet alleen van de kerkdiensten als centrum van de rustdagviering, maar ook van 'een heilige overdenking daarvan', die het karakter van heel de dag zal bepalen. In één opzicht echter zou ik boven Dordt uit willen gaan. In navolging van Calvijn — althans zoals deze spreekt in de Institutie — noemt Dordt niet uitdrukkelijk als moreel element het rhytme van een op de zeven dagen. 'Een zekere en gezette dag' zou eventueel ook iedere vijfde of tiende dag kunnen zijn! De utrechtse hoogleraar Gisbertus Voetius (1589 — 1676) deed een belangrijke stap boven Dordt uit door met zovele woorden hei belang van het bijbelse rhytme te beklemtonen. Van Voetius is de uitspraak bekend: de rustdag ééns op de zeven dagen is ingesteld vanaf de schepping der wereld'. Abraham Kuyper greep in zijn Tractaat van de sabbat' op deze gedachte terug door te onderstrepen van hoe grote waarde 'het deel hebben van de mens aan de rhytmus of maatslag in het werken Gods tussen zes dagen van scheppen en een zevende van rust' moet worden geacht. 'Gods eigen levensritme en tijdklok' (F. H. von Meyenfeldt) werd voor de mensen een teken des verbonds. Wanneer de mens als navolger Gods (vergelijk Lieze 5 : 1; 4 : 23!) ook één op dc zeven dagen rust, komt daarin bijzonder tot uitdrukking zijn hoge bestemming om in Gods voetspoor te treden.

Vragen die blijven liggen

Om het bescheiden bestek van deze artikelenserie over dc tien geboden niet te doorbreken, moeten een aantal vragen blijven liggen. Met de wekelijkse rustdag hebben we zeker de oud-testamentische inzettingen van het jubeljaar en sabbatsjaar te maken — ik hoop daarop echter nog terug te komen bij de behandeling van het achtste gebod.

Belangrijk is ook de vraag naar de verhouding van sabbat cn arbeid. We mogen vanuit dc eerste dag de werkweek ingaan. We beginnen op de top en gaan vervolgens bergafwaarts — vanuit de rust aan netwerk. Daarmee is heel duidelijk een grens gesteld aan ons werk. We mogen er niet al te veel in opgaan en we mogen er niet al te veel van verwachten. We mogen geen werkezels zijn, maar ook geen werkheiligen. De sabbat is ons een teken van wat de zin van alle dagen is. Vanuit de rustdag krijgen we zin in de werkdag — en wel in dc dubbele betekenis van dat woord. Hiermee is echter ook aangegeven dat de continu-arbeid die de sabbat platwalst, én voor de rustdag én voor de werkdag een levensgrote bedreiging vormt. Terecht heeft wijlen dr. H. Goedhart hierover gezegd: 'Het economisch stelsel is

ontworpen door mensen, die de welvaart van groter belang achten dan Gods genadige regeling van het arbeidsproces'. Wanneer wij die achtergrond maar doorzien, is er al veel gewonnen.

Een ander vragencomplex dat we hier slechts kunnen aanduiden, is gegeven met de toegenomen 'vrije tijd". Er is de vrije zaterdag, de vakantie, dc werktijdverkorting. Sommigen voeren een pleidooi voor een vier-of zelfs driedaagse werkweek of voor een ver doorgevoerd systeem van deeltijdarbeid (als mogelijke oplossing voor het vraagstuk van de werkloosheid). W T at is in het licht van deze ontwikkelingen dc betekenis van het 'zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen...' Is dat inmiddels achterhaald of is deze goddelijke regel juist nu weer klemmend aktueel? Het laatste is het geval! In de lijn van het vierde gebod staat de christen voor de opdracht om in een ontkerstende samenleving vóór te leven hoe vakantie en vrije tijd zinvol kan worden besteed. Wanneer Góds sabbatsrust de hoge norm is voor als ons rusten en wanneer Góds adem scheppen het richtsnoer is voor al onze recreatie, is 'dolce far niente', zalig niets doen, géén christelijk ideaal. De vrije tijd wordt 'bevrijde tijd' wanneer zij benut wordt om God en de naaste te dienen, wellicht op een andere wijze dan in de uitoefening van ons beroep het geval is.

Met het gegeven van de toegenomen vrije tijd dient de christen te leven in het licht van het vierde gebod. Dan komen de zes dagen van de werkweek vol met 'al uw werk doen', ook al is dat dan geen zesdaagse beroepsarbeid.

Overigens, ik geef hier maar enkele aanduidingen ten aanzien van diep ingrijpende vragen. Vandaar ook het bovenschrift: vragen die blijven liggen. Maar die zeker om nadere bezinning roepen!

Samenvattend

We zien nog eens achterom naar de weg die we hebben afgelegd in deze artikelen over het vierde gebod. Puntsgewijze kan dan als volgt worden weergegeven wat we hieromtrent meenden te kunnen zeggen op grond van Schrift en belijdenis:

a) de sabbat is een bijzonder mooi geschenk van God de HEERE.. Deze gave komt alleen tot zijn recht, wanneer wij er mee blijven in de nabijheid van de Gever.

b) de kerkdiensten vormen het middelpunt van de zondagsviering. Daarbij dient in onze tijd het belang van de tweede dienst te worden onderstreept, opdat het pand van de chriselijke rustdagviering niet gaandeweg verloren zal gaan.

c) de onder ons bestaande zede (gewoonterecht) ten aanzien van de zondagsviering, is van grote betekenis. Zoals het onmogelijk is zonder beker te genieten van de inhoud, 'zo kunnen wij ook niet zonder een bepaalde zondagszede, die ons helpt om de zondag op de goede manier te vieren'.

d) het wezenlijke van de christelijke rustdagviering is af te lezen aan het leven van Christus. In Hem blijkt ook de samenhang van de wekelijkse, de dagelijkse en de eeuwige rust.

e) Het vierde gebod heeft blijvende kracht. De viering van de dag des Heeren is daarvan niet los te maken. De synode van Dordrecht 1618 —'19 maakte op verantwoorde w 7 ijze onderscheid tussen een moreel en een ceremonieel element in het vierde gebod.

f) het rythme van één dag rust op zes dagen arbeid behoort mede tot het moreel karakter van het vierde gebod en herinnert de mens aan zijn wezenlijke bestemming navolger Gods te zijn.

g) de gemeente van Christus in deze tijd is geroepen een weg te zoeken naar Gods gebod tussen een verkrampt sabbatisme enerzijds en een wetteloze verloochening van het eigen karakter van de rustdag anderzijds.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

GA IN TOT MIJN RUST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's