De Nederlandse Geloofsbelijdenis
(20
ARTIKEL X (vervolg)
„De Zoon van God... . van eeuwigheid geboren, niet gemaakt, noch geschapen (want alzo zou Hij een schepsel zijn) . . ." Scheppen, dat betekent uit het niets in aanzijn roepen. Wanneer Christus als de Zoon van God geschapen zou zijn, ook dan zou daarvoor de Vader alleen geweest zijn, en dus geen Vader. Tegenover Arius beleed de Kerk: Er was geen toen, waarin de Zoon nog niet was!
Maar — hoe dan wel?
, , ... maar ééns-wezens met de Vader, mede-eeuwig. . ." Van hetzelfde wezen, dus ook: wezenlijk God is de Zoon. En hier doen wij niet alleen de schoenen van de voeten, hier buigen we ook onze knieën, cn aanbidden: God de Zoon! Hij is ééns-wezens met de Vader, van hetzelfde wezen als de Vader. Het Zoon-zijn van God behoort tot het wezen van God, evenzeer als het Vader-zijn behoort tot het wezen van God.
In de geloofsbelijdenis van Nicea is deze belijdenis —-door veel strijd heen — uitgesproken als de rechtzinnige belijdenis van de Kerk, uitgesproken in stamelende woorden, nagesproken als de inhoud van de Schriften aangaande de openbaring van de levende God: „Wij geloven ... in één Heere Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren (gegenereerd) uit de Vader voor alle tijden (eeuwen), God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren en niet gemaakt, één van wezen met de Vader, en door W 7 ie alles gemaakt is . . ." Van hetzelfde wezen als de Vader is de Zoon, namelijk: God zelf is Hij. En hier is de grens ook bereikt van hetgeen wij van God kunnen uitspreken. Tenslotte kunnen we niet meer vergelijken, zijn er geen aardse beelden en voorbeelden meer. Wanneer we spreken over het wezen van God, dan herhalen we eenvoudig de woorden, dan zeggen we: de Zoon van God, dat is: God uit God. Dat is: Licht uit Licht. Dat is: waarachtig God uit waarachtig God. De Vader verwekt niet een schepsel buiten zichzelf hier, Hij maakt niet iets, het gebeurt niet in de tijd of in de ruimte buiten God, maar het gebeurt in God zelf. En het gebeurt als een eeuwige generatie, een onafgebroken voortgebracht worden van de Zoon door de Vader. Het gebeurt in het wezen van God. Dit is nu wezenlijk voor de levende God: Hij is Vader èn Zoon èn Heilige Geest. Ten aanzien van Vader en Zoon is geen sprake van een besluit, of een wil, of een scheppingswoord, maar dan is het eenvoudig: God uit God. Eeuwig! Waarbij de Vader voortbrengt, en de Zoon voortgebracht wordt, zó, dat de Zoon mede-eeuwig is. De eeuwige Zoon van God, omdat de Vader eeuwig is!
Is dit alles werkelijk een naspreken van de Schriftopenbaring? Dat is vervolgens de vraag. Een fundamentele bijdrage in het gesprek rond de Christusbelijdenis is de uitleg van de teksten, die vervolgens genoemd worden.
De Zoon — zo horen we in Hebr. 1 : 3 is , vhet Afschijnsel van Gods heerlijkheid, en het uitgedrukte beeld van Zijn zelfstandigheid".
Toch een beeld wordt ons hier voor ogen gesteld, niet om daardoor te kunnen doorgronden, maar om in aanbidding te kennen, en kennend lief te hebben. Licht uit Licht - - is de Zoon! Hij is het Afschijnsel van Gods heerlijkheid, horen we hier. Hij is de uitstraling van de lichtheerlijkheid van God, zoals de zon en haar stralen. De Zoon is als de lichtglans, als de stralen van het Licht van de Vader. Het afschijnsel kan niet bestaan vóór het licht, de Zoon kan niet bestaan voor de Vader, maar ook is het licht nooit zonder afschijnsel, de Vader is nooit zonder de Zoon. Er is onderscheid daarin, dat het één licht is, en het ander de lichtglans, maar tegelijk draagt de glans het wezen van het licht. Dc Zoon is het Afschijnsel van de lichtheerlijkheid van God. De Zoon is ook het uitgedrukte beeld van Gods zelfstandigheid. We treffen hier een beeld, zoals van stempel en het door de stempel afgedrukte beeld. Onderscheiden, en toch één. Wezenlijk één!
De Zoon is de Vader in alles gelijk. Zo horen we van Christus Jezus, volgens Phil. 2 : 6: Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn".
Hierna gaan we vanuit bijbelwoorden horen, dat Jezus Christus niet Zoon van God genoemd wordt pas vanaf zijn leven hier op aarde, maar ook daarvoor, van eeuwigheid af. „Dewelke is Gods Zoon, niet alleen van die tijd af, dat Hij onze natuur heeft aangenomen, maar van alle eeuwigheid, gelijk ons deze getuigenissen leren, wanneer zij met elkaar vergeleken worden . ..", en dan volgen enkele bijbelteksten.
Mozes zegt, dat God de wereld heeft geschapen. Zo immers begint dc Bijbel: n den beginne schiep God de hemel cn de aarde. Hoe heeft God deze geschapen? Daarvan geeft Johannes deze uitleg, „dat alle dingen zijn geschapen door dat Woord, hetwelk hij God noemt (1 Joh. 1 : 3)". Alle dingen zijn gemaakt door het W 7 oord, dat bij God was, dat zelf God was, cn dat is genoemd de eniggeboren Zoon van God. Het begin van hemel en aarde was er aldus door de Zoon, door het Woord. Toen al was er de Zoon, voor het begin van alie geschapen dingen.
Dit Woord is de Zoon, zo horen we uitspreken: de apostel zegt, dat God de wereld door Zijn Zoon gemaakt heeft" (Hebr. 1 : 2). Door de Zoon. het afschijnsel van Gods heerlijkheid, heeft God de wereld gemaakt. Het is de Zoon, en het is tegelijk ook Jezus Christus door Wie de wereld geschapen is: ... God, Die alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus" (Ef. 3 : 9).
Wanneer we deze genoemde teksten eenvoudig naast elkaar leggen, dan horen we: God heeft de wereld geschapen door het Woord! God sprak, en zö werden alle dingen in het aanzijn geroepen: door het Woord van God. Dit Woord nu, dat bij God was, dat ook zelf God was, wordt genoemd: de Zoon, en wordt ook genoemd: Jezus Christus.
„Zo moet dan degene, die genaamd wordt God, het Woord, de Zoon en Jezus Christus, toen al geweest zijn, toen alle dingen door Hem geschapen werden." De Zoon van God was er voor de schepping, anders kon toch niet de wereld door Hem geschapen zijn. Hij is de Zoon van eeuwigheid tot eeuwigheid.
En daarom zegt de profeet Micha: „Zijn uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid". De uitgang van Christus, het ontstaan is van de dagen van ouds, van de dagen der eeuwigheid. We horen hier van het meervoud „uitgangen", om — aldus de kanttekeningen — iets groots, iets bijzonders aan te duiden.
„En de apostel: ij is zonder begin der dagen, en zonder einde des levens" (Hebr. 7:3). Deze woorden zijn gezegd door Meichizedek, in vergelijking met de Zoon van God. Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen, noch einde des levens. Zo spant het leven van de Zoon van God zich ver heen over de aardse grenzen van ouders en geslachtsregisters. Zowel naar het verleden als naar de toekomst verdwijnt de tijd in de eeuwigheid. De Zoon van God is van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Wij geloven, dat Jezus Christus zo de eeuwige Zoon van God is. En op grond van dit geloof zeggen we tenslotte: „Zo is Hij dan de ware, eeuwige God, de Almachtige, die wij aanroepen, aanbidden en dienen".
Zo geloven wij in Jezus Christus, zoals hier in Art. 10 ons wordt voorgezegd, niet dwingend, niet benauwend, niet drukkend, maar als een levend loflied, gehoord vanuit het hart der Schriften. Zo doet de Heilige Geest, van Wie we nog hopen te horen hierna, ons stilstaan. Lang en aandachtig doet Hij ons stilstaan voor het geheim van de openbaring van de Zoon, vanuit het geheel eigen geheim van de Vader en de Zoon.
Zö is Hij dan de ware, eeuwige God, de Almachtige! Welk een wondere belijdenis, om van de Zoon uit te spreken: de ware God! De eeuwige God! En vooral ook: de almachtige God! Zo is God, onze God almachtig. Dat wil immers niet zeggen — heel in het algemeen — dat God alles kan, zodat — heel algemeen — wij er juist niets aan zouden hebben. God is de almachtige als God de Zoon, zo klinkt het hier. W r ij leren deze almacht van God kennen in de vleeswording van het W 7 oord bij uitstek. De almacht van God blijkt hierin, dat de Vader de Zoon van het hart kan losscheuren, dat Hij de wereld zö lief heeft, dat Hij zijn eniggeboren Zoon geeft, dat Hij zich kan laten neerleggen in een kribbe, dat Hij zich kan laten hechten aan een kruis, dat Hij zich kan laten insluiten in een verzegeld graf, en dat Hij — nochtans! — in dit alles God blijft! We spreken van de almacht van de liefde van de Vader en de Zoon.
Hierin leeft de oude strijd vandaag voort, in de vele kerkelijke gesprekken, besprekingen, verwarringen, misverstanden: uit te mogen spreken, voor elkaar en met elkaar, wie Jezus Christus is. Of Hij is de eeuwige
Zoon van God öf Hij is terecht beschuldigd van Godslastering.
„Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat brak, maar ook zeide, dat God zijn eigen Vader was, Zichzelf aan God gelijk makende" (Joh. 5 : 18). Daarop spreekt Christus: Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelf, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelf". Zö spreekt de Vader het uit: eze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!
Daarom roepen wij dc Zoon aan, Jezus Christus, aanbidden Hem, en dienen Hem. Met Petrus: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Met Thomas: Mijn Heere, en mijn God! En daartoe wil de stilte vallen in ons leven, daartoe zijn we geroepen onder de verkondiging van het Evangelie: om te horen wie God is, en van daaruit, wie we zelf zijn. Dat alles samengevat in het ene geheim van het horen: wie Jezus Christus is!
Laten wij dan niet te snel doorlopen, laten we niet proberen te leven bij een vluchtige blik op Christus, om daarna weer alle aandacht te hebben voor onszelf. Hier mogen we onszelf en alles vergeten, hier mogen we onszelf verliezen in het zien van Christus, de eeuwige Zoon van God. Hier mogen we vaste grond vinden, en ze is eeuwig vast. Hier mag gebannen zijn alle vrees, alle bange onzekerheid, dat achter de eeuwige Zoon in God toch openbaar zou komen een duistere afgrond: zou Christus werkelijk het eerste èn het laatste Woord van God zijn?
Nu weten we zeker in het geloof: Hij is van eeuwigheid geboren, de Vader is nooit zonder de Zoon geweest, en de Zoon nooit zonder de Vader. Wanneer dan vanuit de open hemel de Geest ons doet horen: „Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!", dan mogen we Hem aanroepen, Hem aanbidden, Hem dienen — de eeuwige Zoon van God!
E.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1980
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1980
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's