Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

APOSTEL VAN DE HOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

APOSTEL VAN DE HOOP

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Petrus, een apostel van ]ezus Christus, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatië, Kappadocïè, Azië en Bithynië, aan de uitverkorenen, naar de voorkennis van God de Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus, genade en vrede zij u vermenigvuldigd" . 1 Petr. 1:1, 2

Afzender

Net als alle brieven in de oudheid begint ook deze brief met afzender, adres en groet. Petrus. Hij is de afzender, de schrijver van de brief aan welks uitleg we ons de komende maanden willen gaan wijden. Hij behoeft verder nauwelijks enige nadere aanduiding. Elke bijbellezer kent zijn naam en weet van zijn daden. Eén van het twaalftal dat Jezus om Zich heen verzamelde. Niet de stilste, de onbeduidenste van de twaalven. Vaak staat hij op de voorgrond. Is nogal eens de woordvoerder van de groep. Echt een leider, zouden wij zeggen.

Op zijn belijdenis, zegt Jezus toe, Zijn gemeente te zullen gaan bouwen. Dat lijkt aanvankelijk op een ernstige debacle uit te lopen. Gruwelijk en smartelijk verloochent de man zijn lieve Meester. Echter, de grootheid van de Meester blijkt uit het wonderlijk eerherstel deze goddeloze in zichzelf verleend op het strand van de Zee van Tiberias. Sinds die tijd staat niet meer Petrus, maar Christus op de voorgrond. Hij die haantje de voorste was, is sinds het hanengekraai op de vroege morgen van Jezus' sterfdag gedegradeerd en (o wonder!) tevens gepromoveerd tot apostel van Jezus Christus.

Dat zijn diepe val en Jezus' wonderlijke oprichting hem de nodige ootmoed en nederigheid hebben bijgebracht, blijkt direct al aan het begin van de brief. Vroeger zou hij gezegd hebben: Ik, Petrus, DE apostel van Jezus Christus. Nu staat er, heel eenvoudig en bescheiden: Petrus, EEN apostel van Jezus Christus. Al zijn primaatsneigingen zijn eens en voor altijd onderdrukt geworden, toen Jezus primair werd in zijn leven. Jammer dat een belangrijk deel van de christenheid nog altijd denkt en praktiseert: het primaat van Petrus. Hopelijk leren zij (èn wij) het nog eens af te denken dat de gemeente van Christus aan zichtbare glorie en uiterlijke macht herkenbaar is. In plaats dat ze in nederigheid en ootmoed, in stilheid en

eenvoud haar weg gaat door deze wereld. Zonder de stem te verheffen op de straten, zonder te schreeuwen van de daken.

Petrus, een apostel van Jezus Christus. Apostel. Een gezondene, betekent dat letterlijk. Een gezondene is een mens die geen eigen boodschap heeft bedacht. Hij spreekt altijd namens. In naam van. In opdracht van. Hij heeft een lastbrief bij zich. Hij is apart gezet om Jezus' boodschap door te geven en Jezus' werk aan te prijzen. Hij doet niet zo zijn eigen woordje. Hij heeft niet zo zijn eigen visie. Hij zoekt niet zo zijn eigen eer en voordeel. Nee, hij is een gezondene. Elij komt bij iemand vandaan. Die riep hem eerst tot zich. Nam hem apart en sprak met hem onder vier ogen. Maakte hem bekwaam en geschikt om Zijn tolk te zijn. Vervulde zijn hart met Zijn liefde. Goot één hartstocht in het diepst van zijn ziel: ik wil nooit meer anders dan van mijn Zender spreken. Dat is een gezondene. Hij mag alleen maar het woord van zijn Zender spreken. Wee mij indien ik het Evangelie van Jezus Christus niet verkondig. Hij is slechts een bode, een gezant. Het gaat nooit om hem zelf. Wee de gezondene die de Zender doet vergeten.

Adres

„Aan de vreemdelingen". Dat zijn de geadresseerden. Die 'vreemdelingen' wonen niet op één plaats of in één stad. Er staat: „verstrooid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië".

Dat is een behoorlijk omvangrijk gebied. Hoe daar gemeenten zijn ontstaan is niet exact bekend. Er hebben evangelisten gewerkt die wat hun naam betreft onbekend zijn. Sommigen nemen aan dat het evangelie in deze streken is gekomen via de gemeenten die Paulus had gesticht (zo b.v. M. H. Bolkestein). Wat we in onze tijd weieens de 'mond-op-mond-reclame' plegen te noemen. De één beveelt de ander een bepaald product met nadruk aan. Men heeft er zelf baat bii gevonden en kan daarom bij ondervinding een goed gerucht van een bepaald product laten horen. Zo ging en zo gaat het nog vaak in de kerk. Het evangelie vond vaak verbreiding doordat gewone gemeenteleden ervan getuigden. Ze spraken een goed woord van hun Heere en Heiland. Bevalen Zijn dienst met klem de ander aan. Ze onderstreepten hun getuigenis met een treffende levenswandel vanuit een opmerkelijke levensommekeer. De ander kon het zien dat ze 'met Jezus geweest waren'. Ze konden niet laten te spreken van wat ze gehoord en gezien hadden. Daar ligt het geheim van de werfkracht van de gemeente.

Zo waaide op de wind van de Geest de zaadjes van het Woord alle kanten uit. Het is net als met onkruid in je tuin. Komt dat onkruid in het zaad te staan, dan neemt de wind de zaadjes overal mee naar toe. En binnen de kortste tijd vind je het gewraakte onkruid overal. Zo ging het met het goede kruid van de hemelse korenaar. Aan de vreemdelingen, verstrooid in Een wijde cirkel wordt dan getrokken. De Heere had Zijn kinderen overal. Trouwens, nog heeft

Hij ze overal. Ook op plaatsen, in streken die wij allang hebben afgeschreven. Verstrooid, ia. Hier één. daar weer één en ergens anders nog weer één.

Vreemdelingen, staat er. Dat woord is meestal geestelijk opgevat. Vreemdeling-zijn als kenmerk van een christen. Abraham geldt dan als het grote voorbeeld. „Ik ben een vreemdeling en een bijwoner bij u", zijn z'n woorden tot de zonen van Heth tijdens het onderhandelingsgesprek over een stuk grond voor de begrafenis van Sara (Gen. 23 : 4).

En ook de nazaten van Abraham worden in de Bijbel soms 'vreemdelingen' genoemd. Ik ben een vreemdeling hier beneden, zo omschrijft een gelovige zijn ervaringen (Psalm .119). Ook in het Nieuwe Testament leeft deze gedachte van het vreemdelingschap. Ons vaderland, ons domicilie, ons burgerschap hebben wij in de hemelen, formuleert Paulus aan de Filippensen (3 : 20). En de schrijver van de Elebreeënbrief legt er de nadruk op dat de aartsvaders vreemdelingen en gasten op de aarde waren en dat daarom de Hebreeën zelf hun vreemdeling-zijn maar als gewoon moesten opvatten.

Vreemdeling op aarde. Pelgrim op reis naar het heiligdom. Een gast, een bijwoner. We hebben hier wel een huis, maar zijn toch niet thuis. Vreemdeling. Vreemd geraakt aan de gebruiken die uit de aarde zijn. Vertrouwd aan het raken met de hemelse gewoonten ons in het al even vreemde Woord aangereikt en door het niet minder vreemde werk van de Geest geleerd. Vreemdelingen. Meervoud. Gelukkig, er zijn er meer, al zijn het er soms weinig. Zelfs binnen de gemeente, hoewel naar Christus' Naam genoemd, voel je je soms een vreemdeling, niet begrepen, niet verstaan, niet voor vol aangezien. Maar er zijn er meer. Ze wonen overal. Pontus, Galatië. Kappadocië, Azië, Bithynië.

Tot je verwondering lees je dat. Verstrooid. Hier één, daar één. Als een profetie van de schare die straks niemand tellen kan. Verstrooid, als het ware uitgezaaid door de milde hand van de Zaaier. Niet bestemd om weg te kruipen in eigen kring of nest. Maar om als profeet te getuigen van onze Heere. Om als priester ons leven Hem te wijden. Om als koning tegen de zonde en de duivel te strijden. Waar je dan ook woont.

Nader adres

De vreemdelingen zijn kennelijk niet geheel onbekend. Hun adres is bij Eén bekend. Ze krijgen een brief thuis bezorgd. De Zender van Petrus is de Afzender. Petrus is alleen maar bode, besteller. Petrus' Zender kende hen al zéér lang. Al in de eeuwigheid kende Hij ze blijkbaar. „Aan de uitverkorenen, naar de voorkennis van God dc Vader . .."

Uitverkorenen. Dat staat door heel het Oude Testament heen van Israël te lezen. Uit alle volken der aarde heb Ik u alleen gekend. Niet om uwentwil, maar om Mijns groten Naams wiL Die eretitel krijgt nu de gemeente des Heeren. Voorwerp van Gods uitverkiezende liefde. Gods privé-bezit in deze wereld. Gods keurlingen. Uitverkorenen. Niet op basis van verdienste of kwaliteit in de uitverkorenen zelf. Niet omdat God al van tevoren zag en wist dat deze uitverkorenen uitzonderingen zouden w 7 orden temidden van de grauwe, zwarte massa der verlorenen. Nee, uit pure genade, uit het vrije welbehagen vandaan.

Uitverkorenen. Daar ligt dan ook de grond, de oorzaak van de gemeente zelf. Ze hebben niet zelf het initiatief genomen om een gemeente te gaan vormen. Ze hebben niet zelf die gemeente opgericht van gelijkgezinden. Dan zou de kerk een club, een vereniging zijn die we dan ook zelf bij gebrek aan belangstelling zouden kunnen opheffen. Nee, ze zijn uitverkoren door God. Daar ligt de oorsprong, oorzaak, wortel van de gemeente Gods. En daarom blijft ze bestaan, kan ze nooit verdwijnen. De volharding der heiligen, het eeuwig en altoos voortbestaan van de Kerk ligt in Gods onveranderlijk voornemen.

Uitverkorenen. Zo zullen de vreemdelingen en verstrooiden zichzelf lang niet altijd beleefd hebben. Verworpenen, dat klopte soms beter met hun uiterlijke situatie. Verachten en verdachten. Uit-schot in plaats van uit-verkoren. Daarom is het goed het eens zwart op wit te lezen. Houdt vast wat ge hebt. Dat niemand u deze hemelse kroon rove.

Uitverkoren. Nader aangeduid met: naar de voorkennis van God de Vader. Voorkennis. Letterlijk zit daar ons woord "prognose' in. Alleen is dat een veel te zwakke weergave van wat hier bedoeld wordt. Een prognose is een voorzichtige voorzegging, voorspelling. Het kan soms heel anders lopen. Een prognose kan er ver naast schieten. Maar Gods

voorkennis komt uit en wordt ten uitvoer gebracht. Vóór-kennis. Dat wil niet alleen zeggen dat God alles van te voren al kent en weet. Maar in dat kennen ligt mede opgesloten het bepalend en beslissend handelen. Zó als de Vader het te voren weet, zó gaat het ook, zó gebeurt het ook.

Calvijn stelt in zijn commentaar dan de belangrijke vraag: Waaruit weet Petrus zulks dat de vreemdelingen uitverkorenen zijn? Dat is toch een verborgenheid die alleen maar bekend kan worden door een bijzondere openbaring van de Geest. Je kan het door de Geest van je zelf wel weten, schrijft Calvijn dan. Maar van een ander weet je het nooit zeker. We moeten er ons ook niet onnodig in gaan verdiepen. , , We moeten de uitverkiezing onzer broederen veelmeer afleiden uit hun roeping, alzo dat wij voor uitverkorenen houden al degenen die door het geloof tot de gemeente zijn toegedaan. Want deze zondert God af van de wereld, hetwelk een teken is van de verkiezing".

Calvijn wil zeggen: we houden al die mensen voor uitverkoren aan wie wij het kenteken zien dat God ze-tot Zijn kinderen heeft aangenomen. Dus, Petrus komt niet tot de uitspraak 'uitverkorenen' vanuit de verborgen raad, al redenerend. Nee, enkel vanuit de vrucht die zich in hun leven openbaart.

Teken der verkiezing

Die vrucht, dat telken van de uitverkiezing is dan: , , in de heiligmaking des Geestes". Ze zijn door de Geest van God wedergeboren. Uit dat wedergeboren zijn blijkt de verkiezing. „Er is niets zo gevaarlijk en verkeerd als dat wij (nalatende de roeping) de zekerheid van onze verkiezing willen gaan zoeken in Gods voorwetenschap, die ons verborgen is en dit is een al te diep doolhof" (Calvijn).

Voor ons begint het met de roeping. God laat niet eerst de lijst der verkorenen voorlezen, met eerbied geschreven. Maar God roept een ieder welmenend tot het heil in Christus. En daar waar die roeping krachtdadig werkzaam blijkt, daar pas, maar dan ook gewis en vast, komt de uitverkiezing openbaar. Wie waarlijk en oprecht in Christus leerde geloven mag tevens weten in de voorkennis van God de Vader begrepen te liggen en daarom uitverkoren te zijn. De vrucht van de verkiezing, zich realiserend in de roeping, gevolgd door dc wedergeboorte en het geloof in Christus, openbaart zich in de heiligmaking door de Geest. Calvijn zegt dan: het is niet genoeg dat wij de predicatie van het Evangelie uiterlijk aanhoren, maar ook geloven, hetwelk in ons door de inwendige beroering des Geestes gewrocht wordt.

Heiligmaking van de Geest. Er is niet alleen de Ccrste Persoon. De voorkennis van God de Vader. Er is ook de derde Persoon. Zijn werk is: de heiligmaking. Dat betekent: apart gezet. De Geest als Bruidswerver werft door het Woord zich een Bruid. Ze zijn de vóór-gekenden van de Vader. Daarom ook de uitverkorenen. Dc Geest roept en trekt zc tot Zich. Haalt ze weg uit de modder der

zonde, uit de duisternis van onkunde en dwaasheid. Trekt zc tot de Vader. Legt ze aan de voeten van Christus neer. Want Hij is de tweede Persoon. En wordt ook genoemd in vers 2: „Tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus." Gehoorzaamheid is de nieuwheid, vernieuwing van het leven. Besprenging ziet op de vergeving van de schuld. Gehoorzaamheid. Dat is hèt kenmerkend nieuwe van het door de Geest bewerkte, geheiligde leven.. Eertijds on-gehoorzaam. Nu gehoorzaam, horig geworden. Als gehoorzame kinderen, schrijft Petrus in vers 14. En even verder zegt hij dat hun zielen gereinigd zijn „in de gehoorzaamheid aan de waarheid".

Gehoorzaamheid = geloof. Geloof = gehoorzaamheid (Bolkestein). Eén van de vele karakteristieken die de Schrift toekent aan het geloof. Gehoorzaamheid. Dat herstelt de doodsstaat van de gevallen mens. Hij werd immers ongehoorzaam. Althans aan God. Hij leende het oor aan satan. De Geest zet de mens geheel en al om. Hij wordt gehoorzaam. Zijn oor komt aan de mond van God te liggen. Spreek, Heere, Uw knecht hoort. Is een en al oor geworden voor Uw spreken.

Besprenging met het bloed van Christus. Het is niet genoeg dat het bloed van Christus eenmaal werd vergoten op Golgotha. Noodzakelijk is mede dat het door de Geest op onze zielen wordt gesprengd, zodat we de reinigende kracht ervan gaan verstaan.

Nogmaals Calvijn.

Treffend vond ik de samenvatting die Calvijn dan geeft na de uitleg van onze tekst. „Nu willen wij de inhoud van deze stukken in het kort samenvatten. Deze is, dat onze zaligheid oorspronkelijk komt uit de onverdiende verkiezing Gods, daarbij gevoegd dat men ze moet aanmerken door de ervaring des geloofs, doordien ons God met Zijn Geest heilig maakt. Ten laatste, daar zijn twee effecten of doelen van onze roeping. Dc éne is, dat wij tot de gehoorzaamheid Gods vernieuwd worden. De andere is, dat wij afgewassen worden door het bloed van Christus. Daarenboven, dat dit beide een werk van de Heilige Geest is. Waaruit wij besluiten, dat noch de verkiezing van de roeping, noch de geschonken gerechtigheid des geloofs van de nieuwigheid des levens kan gescheiden woorden".

Wel, wie deze genade en vrede van God geschonken kreeg, die leze de wens van Petrus: ze zij u vermenigvuldigd! Je hebt er nooit genoeg van. Vermenigvuldigd. Ze vloeide in de breedte en in de diepte van het leven der gemeente. Genade, gunst. En vrede, welstand, welzijn. Die zij ook u in de gemeente waar u woont, vermenigvuldigd. Er is bij de Heere genoeg. De bron raakt nooit leeg. Hij wordt van geven niet armer, maar rijker. Van inhouden zou Hij armer worden. En u moest omkomen. Maar nee: vermenigvuldigd, vanwege de menigvuldige liefde des Vaders, de menigvuldige verlossing van de Zoon, de menigvuldige arbeid van de Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

APOSTEL VAN DE HOOP

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's