Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SLECHTS SCHULD OVER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SLECHTS SCHULD OVER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom verfoei ik mij en heb berouw in stof en as .... Job 42 vs 6

en God zeide...

Elke dwaas zal de schuld verbloemen, maar bij de oprechte is goedwilligheid, zegt de Spreukendichter. Hij bedoelt goedwilligheid om schuld te belijden voor God en de mensen.

Van nature houden wij onze stand op. We verdedigen onszelf. Wij zijn toch rechtvaardig. Wij bedoelen het toch goed. Er is op ons toch eigenlijk niet veel aan te merken. Zo spreekt de dwaasheid van het menselijk hart ook de dwaasheid van jobs hart.

In onze tekstwoorden echter horen wij zijn aangrijpende schuldbelijdenis. Ik verfoei mij en heb berouw. Hoe is dat zo gekomen? Hebben dat menselijke w T oorden teweeggebracht? De woorden van de vrienden? Of de woorden van de goedbedoelende Elihu? Nee! Mensenwoorden blijken niet in staat hoogmoed te breken tot ootmoed. Mensenwoorden maken geen eind. Ze prikkelen altijd tot nieuw verzet, tot een steeds voortgaand argumenteren en redeneren. Gods Woord maakt een eind en tegelijk een nieuw begin. Die Godswoorden hebben machtig en majesteitelijk geklonken. De HEERE antwoordde Job vanuit een storm. Toen ook Elihu uitgesproken was kwam God Zelf aan het woord. De storm in Jobs ziel werd overstemd dor het geweld van de natuur. Uit dat geweld klonk de stem van de Allerhoogste Job tegen. Een stem, niet alleen naar vorm maar ook naar inhoud vol koninklijkheid en soevereiniteit.

God gaat in Zijn antwoord op Jobs opstandig vragen in. Hij geeft geen tekst en uitleg. Hij licht Zijn beleid niet toe om het voor Job aannemelijk te maken. Hij onderwerpt Zich niet aan Jobs normen. In plaats dat Hij op Jobs vragen ingaat, komt Hij met Zijn vragen. Vragen waarin Hij Zijn hoge en heerlijke majesteit demonstreert en Jobs nietigheid. Wie heeft immers alles geschapen? De aarde, de zeeën en het firmament? En wie is het die dat alles onderhoudt en leidt en regeert. Al vragenderwijs leidt de HEERE Job rond over de ganse aarde. En hij moet dan maar eens antwoord geven op de vraag wie God is, en hijzelf. Dit machtig spreken slaat alle vragen in Jobs hart terneer. Tenslotte belijdt hij: Ik verfoei mij in stof en as, ik heb berouw.

Misschien kent u het uit uw eigen leven. U liet zich niet tot zwijgen brengen door woorden van mensen hoe goed en serieus bedoeld. Als er toch stilte kwam, was het omdat God Zelf ging spreken. Neen, niet meer zo rechtsstreeks als bij Job. Door Zijn Woord. In dat Woord openbaart Hij Zich zelf aan zondige mensen. Het is dat Woord, dat door de kracht van de Geest ons verzet verbreekt. Al onze hoogmoed wordt verteerd en verpulverd. Wij moeten vallen onder de levende God. En dan kan de HEERE er van alles voor gebruiken om ons met Zich en Zijn Woord te konfronteren. Een preek, maar ook een mens die bij ons ziekbed misschien in argeloosheid een pijl afschiet, een Bijbel die we openslaan, een folder, die op ons kastje ligt in het ziekenhuis, of een levensleiding waardoor ineens het Woord van God weer tot ons spreekt. De omstandigheden zijn heel verschillend, maar is datzelfde Woord, Die tot ons komt.

Wat een liefde eigenlijk! Met alle recht van de wereld had Hij ons nooit meer een woord toegevoegd. Had Hij op onze opstandigheid slechts gereageerd met vernietiging. Maar Hij komt tot ons. Hij openbaart Zich om Zijn dwaze opstandige kinderen tot rede te brengen, op hun plaats te brengen.

Maar in die liefde blijft God wel Zichzelf. Blijft Hij de hoge en eeuwige God. En daarom als God Job antwoord geeft Hij hem een indruk van Zijn majesteit. God heeft zondaren lief, maar Hij ^onderwerpt Zich niet aan hen. U krijgt op uw hoogmoedig en verbitterd vragen wel antwoord, maar dit antwoord dat God God is en dat u tegenover Zijn hoge majesteit slechts het zwijgen past.

de eerste stap

Toch is Job zo maar niet bij het berouw. Hij belijdt eerst slechts zijn nietigheid, nog niet zijn schuld. Zie, ik ben te gering, wat zou U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Ik heb eenmaal, ja tweemaal, gesproken maar ik zal het niet meer doen, zo belijdt hij aan het eind van hoofdstuk 39. Dat is toch al heel wat als we onze nietigheid belijden voor God. Wij zijn anders maar hooggevoelende mensen. De mens van de twintigste eeuw vindt zichzelf haast wel het centrum van heel het bestaan, heeft zichzelf welhaast de plaats van God aangemeten. Daarom is dat een goed ding, dat we beseffen dat we tegenover God maar kleine en nietige schepselen zijn, stofjes aan een weegschaal, druppels aan een emmer. Dat is het begin van de ootmoed. Toch zijn we dan nog niet waar we wezen moeten. Er is niet alleen de afstand van majesteit tussen God en ons, ook de afstand van heiligheid. We zijn niet alleen maar nietige schepselen, we zijn ook en vooral zondige schepselen. Ten laatste moet dat aan de orde komen in ons leven. Als we daar niet aan toe komen gaan we aan onze werkelijke situatie voor God toch voorbij. We kunnen dan de vrome en goede dingen zeggen, maar het eigenlijke hebben we nog niet gezegd. En dat eigenlijke laat zich maar niet gewoon zeggen, niet op neutrale en redenerende toon vaststellen, dat eigenlijke laat zich alleen belijden voor het Aangezicht Gods.

In dat eerste woord komt Job aan dat eigenlijke ook nog niet toe. Hij doet wel de eerste stap maar is nog niet waar hij wezen moet. Daar brengt God hem. God zet hem op zijn plaats. Dat is maar goed ook! Anders was hij er nooit gekomen. Wie wel? Schuld erkennen, gaat ons niet zo gemakkelijk af. Voor de mensen al niet, tegenover God helemaal niet. Maar de HEERE wordt ons te sterk. We moeten dan wèl. We kunnen niet anders dan bukken en belijden. De HEERE spreekt nog verder. En alweer wat een liefde. Wat een geduld. Hij zoekt het verlorene en Hij brengt het weggedrevene terug. Als Hij ons op onze plaats brengt, oefent Hij daar een eindeloos geduld bij! Hij gaat ons na in alle schuilhoeken waar we ons verbergen. Hij haalt ons tevoorschijn. Hij gunt ons geen rust waar die niet te vinden is. Hij twist met ons door Zijn Woord en Geest zolang tot we ons uitstorten in een ootmoedig belijden. Zolang tot we als een arme zondaar gaan leven van Christus' genade.

Jobs inkeer

Tenslotte komt Job tot volledige inkeer. Die inkeer kenmerkt zich allereerst door Gods kennis. Job belijdt in de eerste verzen van ons teksthoofdstuk Gods almacht en Gods beleid. Dit beleid is maar geen blinde willekeur. Neen, er zit een plan achter. Achter alle dingen regeren de gedachten Gods, Zijn raad en welbehagen. Gods almacht is daar aan dienstbaar.

Wist Job dat dan eerder niet? Eigenlijk wel, maar weten en weten is twee. Hij zegt er zelf van: Met het gehoor van het ooiheb ik van U gehoord, maar nu ziet U mijn oog. Ik wist er van, en ik wist er ook niets van. Van horen zeggen, met mijn verstand wist ik het wel, maar het was geen echte kennis. Geen kennis van U. de levende God.

Zo wordt dat ervaren als mensen tot inkeer komen. We waren erbij opgevoed. We hadden ervan gehoord van kindsbeen af. We wisten er heel wat van. En toch wat wisten we eigenlijk. Het was geen kennis die ons voor God bracht. We bleven met al die kennis onszelf. En we zetten ons oude leven erin voort. Misschien wat fatsoenlijker dan een ander, wat kerkelijker, maar toch niet wezenlijk verschillend.

Maar toen God in ons leven kwam, werd alles nieuw. En we vallen Job bij. Ik had het van horen zeggen, maar nu ja, nu ziet U mijn oog. Nu besef ik enigszins de almacht en de heerlijkheid van God. Nu versta ik dat Zijn hand achter alles is. Ook achter mijn leven.

Tot inkeer komen dat gaat altijd gepaard met een levende Godskennis. W 7 e willen het wel eens te veel zetten op de kaart van de zelfkennis. Zeker die ontbreekt niet. Maar het begint bij de kennis van God. Laten we oppassen, niet zozeer bezig te zijn met onszelf, dat we God vergeten. We komen dan nooit tot echte zelfkennis. Daar hebben we een spiegel bij nodig. De spiegel van Zijn hoge en heerlijke majesteit. In die spiegel leren we onszelf zien. in onze zonde en schuld.

Dat is het tweede waarmee Jobs inkeer gepaard gaat, dat hij ook zich zelf kent en zijn zonde belijdt. En dat doet hij heel konkreet! Hij belijdt: Ik heb over dingen gepraat, die ik niet verstond. Ik was met al mijn woorden een grote dwaas.

Bij de rechte inkeer gaan Godskennis en zelfkennis samen. Ook dat laatste is dan weer onmisbaar. De catechismus zegt daar zo duidelijk over dat de bekering van de mens bestaat uit twee delen: de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens. En die afsterving van de oude mens is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. Zonder zelfkennis zal niemand tot inkeer komen, zal niemand zalig worden. God gaat niet aan de zonde voorbij! Het offer van Christus is toch ook zomaar niet gebracht. Dat was nodig. Nooit zullen wij God in dat offer naar waarde eren en danken als we niet iets van dat „nodig" leerden verstaan.

Het derde w r aar jobs inkeer mee gepaard gaat is: bekering. Vergeet u dat toch nooit! W T e lezen ervan in vers 4: Hoor toch en ik zal spreken; ik zal U vragen en onderricht Gij mij. Job betuigt iiier dat hij leerling wil zijn. Eerst was hij leraar geweest. Zo had hij zich gevoeld. Hij zou God wel eens onderwijzen, over wat recht en goed was. Job is van leraar leerling geworden. De HEERE moet hem nu maar onderwijzen. Hij zelf is immers van gisteren en weet niets. Ook de bekering is ook een onmisbaar element bij het tot inkeer komen. Wie echt zijn zonden leerde kennen, wil er ook af! Die koestert ze niet langer, maar breekt ermee. Die gaat dc zonden haten en vlieden.

En ten vierde is daar dan Jobs berouw. Daarom verfoei ik mij en ik heb berouw in stof en as. Kennis van de zonde, kennis van ons zelf leidt tot een mishagen aan onszelf hebben, ja, een mishagen aan onszelf! Eerst belijdt Job konkreet zijn zonden: Ik heb gepraat over dingen die ik niet wist. Hier blijkt hij ook weet te hebben van de wortel van dat alles. Daarom verfoei ik mij.

Van huis uit zijn we allemaal wel een beetje ijdel. W 7 e hebben min of meer behagen in ons zelf. We vinden ons zelf in ieder geval toch wel beter dan een ander. De HEERE leert ons mishagen aan onszelf krijgen en ons voor Hem verootmoedigen. We begrijpen dan en belijden dat niet alleen maar die en die zonde verkeerd is, maar dat wijzelf verkeerd zijn. Dat het niet alleen de takken zijn. dat het de wortel is. Ons hart, wijzelf ons oude mens zijn, ons eigen ik, ons vlees of hoe je het ook maar noemen wilt is totaal bedorven. Dat gaan we zien en daar gaan we een walging van krijgen, een afschuw.

En die afkeer, dat verfoeien gaat gepaard met het verdriet: Ik heb berouw gehad in stof en as. job beweent en betreurt, wat hij deed. Dat hij zijn geboortedag heeft vervloekt, dat hij het gewaagd heeft God voor zijn rechterstoel te dagen, dat hij opstandig is geweest, bitter opstandig, dat legt hij nu in tranen voor de HEERE neer.

Wat gevoelen we ons dan ongelukkig. W 7 e hebben God door onze zonden vertoornd. W 7 e hebben Hem verdriet gedaan! Berouw over onze zonden is een bitter ding. Heel dat schandelijke leven moet er dan uit voor Gods Aangezicht. En toch wat is het goed dat berouw over onze zonden. Het lucht ons op. Het reinigt en zuivert ons. Het bindt ons opnieuw aan de HEERE. Job heeft berouw in zak en as. Bij berouw bediende men zich van rouwgebruiken. Het kleed werd gescheurd, of een zak omgedaan, en as op het hoofd gestrooid, als bij het rouwen om een dode. Wat van binnen leefde werd naar buiten getoond. W 7 ij kennen dat niet meer zo. Ons berouw is allereerst een zaak tussen God en ons hart. Misschien maar goed ook. Er is zoveel uiterlijk vertoon. De profeet Joel moest zeggen: Scheurt uw hart en niet uw klederen. En toch als we rouwend om onze zonden over de aarde gaan, is het maar moeilijk om dat te verbergen, al zijn we er. helemaal niet op uit om bij een ander indruk te maken. Ik heb berouw gehad in stof en as. En wat wordt het dan ook in jobs leven waar: Een gebroken en verslagen hart zult Gij niet verachten. Bij de HEERE is immers vergeving altijd geweest. Het blijkt zo heerlijk in de uitkomst van deze geschiedenis. Al zo dat Jobs laatste meer was dan zijn eerste. Zo dat hij zijn dagen mocht eindigen in lieflijkheden en zijn jaren in het goede.

Het geheim van die vergevende liefde Gods is niemand minder dan onze Heere Jezus Christus. Aan zijn voeten worden alle tranen gedroogd. Bij Hem komt alle vragen tot rust. Bij Hem vinden wij de gerechtigheid en het leven.

We hebben het meer dan eens gezien: Dat kostte Hem meer dan Job. Dien Die geen zonde gekend noch gedaan heeft heeft God tot zonde voor ons gemaakt. Zo moest Christus gehoorzaamheid leren uit hetgeen Hij heeft geleden en zo is Hij ons geworden tot een oorzaak van eeuwige zaligheid. In Hem eindigen onze dagen in liefelijkheden en onze jaren in het goede.

Zo Gij in 't recht wilt treden, O, HEER', en gadeslaan Onz' ongerechtigheden. Ach, wie zal dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving Altijd bij U geweest; Die wordt Gij, HEER', met beving, recht kinderlijk gevreesd.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

SLECHTS SCHULD OVER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's