Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KENNIS EN VERTROUWEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KENNIS EN VERTROUWEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen, omdat Gij HEERE niet hebt verlaten degenen, die U zoeken. (Psalm 9 vs. 11)

Kennis

In psalm 9 klinkt een blijde toon, een danktoon. De dichter, David, zoals er boven staat, dankt de HEERE voor de verlossing, die Hij gaf.. Er waren vijanden, die het op hem en op zijn volk hadden gemunt. Maar hun boze bedoelingen zijn verijdeld. De dichter dankt dat niet aan eigen militaire kracht of strategisch inzicht, neen de HEERE heeft gehoord en geholpen. Hij heeft de vijanden achterwaarts gekeerd, de goddelozen heeft Hij gescholden, hun naam uitgedelgd tot in eeuwigheid.

Bij alle uitbundigheid blijft David echter nuchter. Hij is niet als zij die zich laten gaan in overspannen geestdrift en alle oog voor de werkelijkheid verliezen. David weet veel te goed van het taaie verzet dat zijn vijanden bieden. Daarom wordt er in dit lied ook gebeden om verdere definitieve verlossing. De HEERE moet hem genadig zijn en zijn ellende aanzien. De HEERE moet opstaan en niet toelaten, dat de mens zich versterken zou. De HEERE moet de heidenen laten weten, dat ze mensen zijn.

Maar dit blijvend gevaar leidt niet tottwijfelmoedigheid. Integendeel. Uitbundig dankt hij de HEERE voor de verkregen hulp en voor de toekomst vertrouwt hij op God. God zal hem niet begeven en hem niet verlaten.

Tegelijk beseft hij dat dit vertrouwen geen privé-zaak van hem is. Neen, het een algemene ervaring. Die Uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen. Ik niet alleen, maar allen die Uw Naam kennen. Wie ook maar Uw Naam kent zal weten van de overgave en de rust waarmee je de toekomst tegemoet kunt zien. Die rust, dat vertrouwen is gegeven met het kennen van de Naam.

Uw Naam kennen, wat is dat? Laten we maar beginnen bij de Naam, Als wij iemand alleen van naam kennen, kennen wij hem eigenlijk niet. Onze naam onderscheidt slechts, openbaart niets. Gods Naam wel. Trouwens veel, zo niet alle namen in de Bijbel. Gods Naam onthult ons het geheim van Hemzelf. Hij maakt Zichzelf daar in bekend. Gods Naam dat is Zijn openbaring. Hij is het Zelf, zoals Hij naar ons mensen toekomt.

Maar dan is Zijn Naam ook een wijd perspectief. Want waar komt Hij al niet naar ons toe? In de vorige psalm is gezongen: O HEERE, onze EIEERE, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde. David heeft opgezien naar de nachtelijke hemel, met haar diep, majesteitelijk donker, waarin duizenden sterren oplichten, Gods Naam staat in de sterren geschreven, maar ook op de bossen en beemden, op de bloemen en bomen. De wind fluistert die Naam in het wuivende riet. Ze wordt gepreveld door het water van een stil kabbelend beekje. Ze klinkt in dreunende majesteit in storm en onweer Gods Naam. Ze licht soms in eens op in de geschiedenis van volken en mensen.

Maar vooral is zij opgelicht in de geschiedenis van die ene Mens Jezus. In Hem is God helemaal naar ons toe gekomen. In Hem heeft God Zich helemaal bloot gegeven. In Zijn hogepriesterlijk gebed zegt de Heere Jezus tegen Zijn Vader: Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen. In Hem maakt God Zich ons bekend.

En hoe leren we Hem daar kennen? Als de heilige majesteitelijke God. Maar niet minder leren we Hem daar kennen ais de genadigde en barmhartige God. Hij strafte de zonde immers aan Zijn eigen Zoon. Hem heeft Hij tot zonde gemaakt cn zo in het vlees de zonde te niet gedaan.

Dat is Gods Naam. Hij is het Zelf. En Hij heeft Zichzelf samengevat voor zondaren, in de letters, die Hij aan Mozes te spellen gaf: Ik ben de HEERE. Ik ben de Getrouwe, Ik ben, die Ik ben en Ik blijf, die Ik ben. Ik ben de God van Mijn eed, en Mijn verbond.

Die Uw Naam kennen. Dat zijn zij dan, die Hem Zelf kennen in de openbaring van Zijn heerlijke Naam. Maar dat is dan geen kennis van ons verstand allereerst. Als onze kinderen naar school gaan kunnen we vragen: Ken je je les? We bedoelen: Heb je hem geleerd? Zit hij in je hoofd? Om zulk kennen gaat het hier niet!

Als je aan dat meisjes vraagt: Ken je die les? zegt ze onverschillig ja of nee. Maar als ie aan haar vraagt: Ken je die jongen? begint ze te blozen. Er is immers iets bijzonders tussen haar en die jongen. Het bijzondere van de liefde. In die sfeer ligt de kennis, die hier wordt bedoeld. Die Uw Naam kennen, dat zijn zij, die uw Naam liefhebben, die U zelf liefhebben, die leven in gemeenschap met U. Die zich aan U hebben overgegeven, het van U verwachten en U in hun leven begeren te dienen.

Die Uw Naam kennen, hier wordt er vooral het volk Israël mee bedoeld in tegenstelling tot de volken. Die verwachten het van hun goden, afgoden, die slechts ijdelheid zijn. Israël mag de Naam des HEEREN kennen. Hij heeft Zichzelf aan Israël geopenbaard. Hij heeft machtige en heerlijke daden van verlossing gedaan. En Hij heeft Zichzelf met name aan hem bekend gemaakt. Zij zijn het volk van Zijn verbond, naar Zijn Naam genoemd.

En wij? Ons hoeft de Naam niet onbekend te zijn! Hebben eeuwen geleden dappere mannen, gelovige mannen ook in onze landen niet de banier van het kruis geplant? En ons wordt toch nu nog het evangelie verkondigd? Het wordt ons toch nog verkondigd, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken En heeft Hij ook Zijn Naam niet boven ons leven geschreven in de Doop. Ik doop u in de Naam...! Toen er nog niets op ons levensblad stond, niets dan onze afstamming van Adam, was Zijn Naam er ook al, ah een verzegelde belofte dat Hij in de voll< heerlijkheid van die Naam onze God wild< zijn. Onze Vader, onze Zoon en onze Heiligf Geest.

Kennen wij nu die Naam ook? Neen dar gaat het er niet om, dat we er wat van we ten. Dat we zo'n beetje weten, wie Jezus is Of dat we er bij opgegroeid zijn. Het gaa om een levende omgang met Hem, om eer leven van Hem. Daar hebben we van onszei alles bij tegen. Ons zondig hart houdt he liever bij eigen naam en kracht, het houd het bij naam en kracht van de mensen. He verzet zich tegen de kennis van de Naam.

Toch maakt de HEERE aan zulke menser Zijn Naam bekend. De Geest verbrijzelt me de hamer van het Woord ons hart. We gaai God kennen en onszelf. We gaan in onzi zonde en ongerechtigheid Zijn Naam ir

Christus kennen en lief krijgen. We leren leven van Zijn genade. Die Uw Naam kennen. Het zijn armen en ellendigen, zondaren, die het van God en Zijn genade moeten hebben. En heden, door dit W T oord ook roept Hij op en nodigt Hij u uit tot de kennis van Zijn heerlijke Naam in Jezus Christus-

Vertrouwen

En die uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen. God kennen, God zo kennen in Zijn Naam leidt onherroepelijk tot vertrouwen. Bevindelijke kennis van God en vertrouwen zijn onlosmakelijk verbonden. Wie Hem kennen mag in het aangezicht van Jezus Christus kan niet anders meer dan op Hem vertrouwen.

Op Hem vertrouwen, dat is je veilig en rustig voelen, omdat Hij wel zorgen zal. We hoeven er niet meer over in te zitten. Onze hemelse Vader houdt het roer van ons levensschip. Hij heeft het vast in handen. Er woeden stormen, zeker. Er moeten gevaarlijke klippen worden omzeild. Er zijn zandbanken waarop we vast kunnen lopen. Onze levensreis verloopt bepaald niet rustig, maar we zullen behouden aankomen.

Die Uw Naam kennen zullen op U vertrouwen. Waarom zouden we dan nog in zorgen zitten? Als we ziek zijn, mogen w r e toch weten dat Hij de grote Heelmeester is. En als we niet beter worden, mogen we toch weten, dat Hij daarmee ook het goede met ons voor heeft. Wc hoeven er dan niet aan te twijfelen of Hij zal ons ook op die weg niet begeven en niet verlaten. Hij zal ons toch ook dagelijks ons brood geven, al wat wij nodig hebben voor ons leven hier op aarde. Onze Vader is het toch, die de hemel en de aarde geschapen heeft. Als Hij nu zwak was en onmachtig! Als er dingen waren, die Hij niet onder kontrole had, dan was er reden tot vrees, maar we kennen Zijn Naam toch! Zijn Naam, die heerlijk is over de ganse aarde!

Blijft er dan nog een macht over waar we bang voor moeten zijn? Het leven is vol donkere duistere machten. Paulus noemt ze de geestelijke boosheden in de lucht. Daar hebt u de macht van de oosterse godsdiensten, de macht van het materialisme, het atheïsme, het communisme. En wat kunnen we er bang voor zijn, ook met het oog op onze kinderen. In wat voor wereld zullen ze leven? Waar gaat het heen met onze westerse samenleving. Wat zal er van over blijven als het uithollingsproces, waar we midden in zitten voltooid zal zijn?

Maar die Uw Naam kennen zullen op U vertrouwen. David zingt er hier toch van. De HEERE zit op Zijn troon. Hij zal al zijn vijanden doen vergaan. En heeft de Heere Jezus niet gezegd; Hebt goede moed. Ik heb de wereld overwonnen?

Waar moeten we dan bang voor zijn? Voor de dood? O zeker dat is de koning der verschrikking. Al het vertrouwde en al het beminde blijft achter, en wat zal ik aan de overzijde ontmoeten? Maar Christus heeft toch de dood overwonnen. Ze is nu toch niet anders meer dan een poort naar het licht. Aan de overkant is Christus. Hij vangt ons in Zijn armen op.

En de zonde dan, zegt u, het gericht. Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Maar die Zijn Naam kennen, die vleten het toch: De schuld Uws volks hebt Ge uit Uw boek gedaan.

Johannes schreef: Er is in de liefde geen vrees, maar de liefde drijft de vrees buiten. God kennen, dat is God liefhebben. En waar moeten we dan nog voor vrezen? Die ook Zijn eigen Zoon niet ges, paard heeft, hoe zal ons ook met Hem niet alle dingen schenken. Een christen mag als een kind, zorgeloos en blijmoedig door het leven gaan. We hebben immers zo'n machtige en zo'n gewillige Vader. Hij is overal goed voor.. Hij is goed voor ons leven en goed voor ons sterven.

Ja maar zegt u, de strijd blijft toch? Waarom zegt u dat eigenlijk? Toch niet omdat u zich tevreden wilt stellen met een onderdemaats christendom? Er mankeert aan uw vertrouwen zoveel, dat u onrustig wordt als de volle maat daarvan wordt getekend en u neemt al te gauw en al te gemakkelijk uw toevlucht tot een ja maar". Liever moesten wij ons dan schamen voor onze vrees. We kunnen ons in ieder geval nooit op laten voorstaan alsof we-daardoor christenen zouden zijn, die het ernstiger nemen dan een ander. Wie werkelijk ernstig is, die neemt God ernstig. God en Zijn Naam. Als zo'n God voor ons is, wie zal dan tegen zijn?

Die Uw Naam kennen, zullen op U vertruowen. Maar is er dan nooit strijd een aanvechting in het christenleven? Zeker wel, maar dat ligt niet aan de Naam, dat ligt aan ons. We verliezen het zicht op de Naam, het zicht op God Zelf.

Een duidelijk voorbeeld is Petrus. In de kennis van de Naam stapte hij overboord en liep op de golven. Hij vertrouwde dat de macht van Jezus er goed voor was om hem over het water naar Zich toe te doen lopen. De kennis van Jezus had een heerlijk geloofsvertrouwen in Petrus gewekt. Maar toen hij Jezus uit het oog verloor, was z'n geloofsvertrouwen ook nergens meer.

En hoe vaak benemen dichte nevels van ongeloof ons het uitzicht op God, op Zijn, macht en Zijn majesteit? Met een bezorgd hart kijken we om ons heen. De leegte, die er kwam door het overlijden van een beminde grijnst ons aan. Hoe komen we er door. We horen de schaterlach van de machten. Ze spotten met ons geloof en vertrouwen. Het is toch immers ijdel. En we zakken langzaam maar zeker dieper weg in de golven van het ongeloof en het wantrouwen. We verliezen het gevecht om staande te blijven. Tenslotte twijfelen we aan alles. David heeft er ook van geweten: Toen hij steeds maar werd achtervolgd door Saul gaf hij de moed ook op: Ik zal nog een dezer dagen omkomen door de hand van Saul en al mijn vijanden. En zou je ook niet? Als je gezondheidstoestand altijd maar achteruit gaat en niet vooruit? Als kind na kind bij het groter worden Gods weg verlaat? Als de verleiding tot zonde je steeds weer te machtig is geworden?

De Naam des HEEREN is een sterke Toren, de rechtvaardige zal daarheen lopen en in een hoog vertrek gesteld worden, zegt de Spreukendichter. Haar hoe vaak is de weg naar die toren versperd. We weten wel dat de HEERE alleen kan helpen en-we zouden ook wel graag willen vertrouwen, maar toch we verliezen het telkens weer. We wekken ons hart ook op: Voed het oud vertrouwen weder. Maar we kunnen dat hart maar niet krijgen waar we het hebben willen.

En toch in die worsteling moeten w r e maar niet nalaten, de HEERE te zoeken. Hij weet van onze zwakke moed en kleine krachten. Hij is een meedogend God. Hij is het, die dat angstige kind telkens weer naar Zich toetrekt en zegt: Maar kan Ik dan niet voor je zorgen. Bij mij ben je toch veilig. Zonder schaamte komen we daar niet af, maar ook niet zonder diepe verwondering over zoveel trouw tegenover zoveel ontrouw. En hoe meer we zo door onze schade en schande heen de Naam leren kennen, de Naam van onze God en Vader in Jezus Christus, hoe meer we vertrouwen mogen, hoe meer we in dat vertrouwen ook zalig zijn. Want die op de HEERE vertrouwen zijn ais de berg Sions, die niet wankelt maar blijft in de eeuwigheid.

Hij, die Uw Naam in waarheid kent, Zal, HEER op U in Zijn ellend' Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten Hen, die gelovig tot U vluchten.

A.

Jac. W,

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KENNIS EN VERTROUWEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1980

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's