Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bidstond voor gewas en arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bidstond voor gewas en arbeid

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Armoede of rijkdom geef mij niet, voed mij met het brood van het mij bescheiden deel; Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele en de Naam van mijn God aantaste.

Spr. 30 : 8b-9

een wijs mens

Spreukendichters zijn wijze mensen. Hier is Agur aan het woord. Wie en wat hij verder was, weten we werkelijk niet. De namen van zijn vader en van zijn leerlingen worden wel genoemd, maar brengen ons niet veel verder. Zijn eigen naam Agur doet ons hoogstens vermoeden dat hij niet van Israël w T as, maar meer niet. Maar hoe weinig we ook van hem weten, we weten wel dat hij wijs was.

Maar waarom dan? Was hij wijs, omdat hij veel kennis had verworven? Was hij wijs omdat hij de beste opleidingen van die dagen genoten had? Het kan best zijn. Toch was dat het geheim van Agurs wijsheid niet. Laat niemand in de waan verkeren, dat diploma's en titels ook wijsheid waarborgen. We hoeven de kennis niet te verachten, maar zij is wel betrekkelijk. Echt wijs maakt ze ons in ieder geval niet.

Was Agur dan wijs omdat hij zoveel inzicht bezat. Omdat hij de dingen zo goed door had. En er daarom met verstand over praten kon en goede raad kon geven aan ieder, die hem erom vroeg? Niemand kan ontkennen, dat dat wijsheid is. Wijsheid, die soms de eenvoudigste en meest ongeletterde mensen siert. Wat een verkwikking om zulke mensen te ontmoeten. Wat een zegen als er in de gemeente zulke mensen zijn!

Toch hebben we te weinig spreuken van Agur, om hier over een goed oordeel te kunnen geven.

Maar waarom dan toch: Agur, een wijs mens? Omdat hij bidt. Een biddend mens is een wijs mens! Daarbij gaat het natuurlijk niet om een mens, die uit gewoonte wat woorden prevelt, maar om een echt biddend mens. Zo'n biddend mens weet zich afhankelijk.. Weet, dat hij alles nodig heeft van God de HEERE.

Bidstond voor gewas en arbeid kan een teken zijn van dergelijke wijsheid. Wie echt bidstond houdt is in ieder geval gekruisigd aan de dwaasheid van het eigen ik. Hij verwacht het niet meer van zichzelf. Hij denkt niet meer: Ik red het wel. Ik, met mijn kennen en kunnen. In het moderne leven heeft deze instelling de overhand. Wij mensen met ons wetenschappelijk en technisch kunnen, wij zullen de zaken beheersen. Wij laten de economie niet meer uit de hand lopen. We leiden en beheersen haar. En met onze techniek zullen we steeds verder komen. De laatste faktoren, die nog moeilijkheden veroorzaken zullen we ook wel de baas worden. Dat is de mens van de twintigste eeuw ten voeten uit. Hij redt het wel. Hij heeft God niet nodig. Hij is alleen maar een dwaas, die mens. Hij kon dat weten. Ondanks alle optimisme, ondanks alle vooruitgangsgeloof wordt het nooit helemaal volmaakt. Altijd doen zich weer nieuwe problemen voor. Is het één overwonnen, dan doemt het ander weer op.

Wie bidstond houdt kan het bij alle dankbaarheid voor de gaven, die God aan ons mensen gaf, toch van die gaven alleen niet verwachten.. Hij heeft God nodig. Hij bidt. En omdat hij bidt, is hij een wijs mens.

Daar komt dan nog wat bij. Want Agur is geen mens, die zo af en toe eens een keer bidt. Als het hem uitkomt, of als hij er behoefte aan gevoelt. Agur is een man, die gedurig bidt. Dat blijkt uit het voorgaande vers: Twee dingen heb ik van U begeerd. De Hebreeuwse werkwoordsvorm wijst daar op een gedurig begeren. Agur blijit begeren. Hij heeft altijd door de HEERE nodig.

Dat mag toch ook een deel van onze wijsheid zijn! Het is toch niet zo dat we pas gaan bidden als het kerkelijk jaar ons daaraan herinnert? Als het bidstond voor gewas en arbeid is? Als het goed is, is zo'n bidstond alleen maar een verlengde van ons dagelijks, ons persoonlijk bidden. Als onze kinderen in een opwelling wat vragen, dan glimlachen we een beetje en denken: Het loopt zo'n vaart niet, we zullen nog wel eens zien. W 7 at moet de HEERE dan wel denken van allerlei gebeden, die we vaak direct daarna weer vergeten zijn? Hij zegt toch Zelf door de mond van de apostel: Bidt zonder ophouden. En wat heeft de Heere Jezus daar een duidelijke gelijkenis over verteld, van de weduwe en de onrechtvaardige rechter. Wij moeten maar altijd bidden en niet vertragen.

wat die wijze mens bidt

Agur bidt. Wat bidt hij? Hij bidt of God hem voeden wil met het brood van het hem bescheiden deel. Met andere woorden, hij vraagt of God hem onderhouden wil met de opbrengst van dat deel dat voor hem is bestemd. We kunnen daarbij denken aan de verdeling van het veroverde land Kanaan. Het land was van de HEERE. Het werd onder Israël verdeeld. Iedere stam en verder ieder gezinshoofd kreeg zijn deel. Het was het deel dat God hem toedeelde. Zo had Agur ook zijn deel van de HEERE gekregen.

Zo hebben wij allen ons deel van Hem gekregen. Immers, niet alleen Kanaan, maar de aarde en haar volheid is van de HEERE. Hij geeft ons een ieder ons deel. Er is geen toeval. Ook niet in deze dingen. Alle omstandigheden waardoor wij ons goed ontvangen hebben stonden onder het bestuur van God.

Nu weten we allemaal wel, dat niet ieders deel gelijk is. Daar is op zichzelf niets verkeerds of zondigs aan. In de schepping was ook niet alles koekoekenzang. De zonde heeft echter wel die verschillen verstoord en ontwricht, zodat de een zich baadt in weelde en wellust en de ander niet weet, hoe hij de eindjes aan elkaar moet knopen. Maar overigens zijn verschillen opzichzelf niet verkeerd.

Dat is voor ons wel eens moeilijk te aanvaarden. W 7 e denken al gauw, dat we te karig zijn bedeeld. We zijn als kinderen in een klas, waarin meester, die opruimt, allerlei dingen uitdeelt. Met jaloerse ogen kijken we naar een ander. Die heeft het natuurlijk veel beter en mooier getroffen.. En we worden er al gauw opstandig onder en bitter.

Agur wil geen ander deel, dan dat God voor hem heeft bestemd. Daarin geeft Agur zich over aan de wijsheid van God. Hij vertrouwt daarop. De HEERE weet veel beter wat goed voor hem is, dan dat hij dat zelf zou weten. Hij laat het liever in Gods handen. Bij Hem is het veilig, veel veiliger dan bij Agur.

Bidstond voor gewas en arbeid betekent dat we om allerlei zaken bidden. En we mógen er ook om bidden. De catechismus spreekt over alle geestelijke en lichamelijke nooddruft. Al wat wij voor dit en voor het toekomende leven nodig hebben. Ook dus voor dit leven. We hebben onze zorgen over ons werk! Zal de fabriek ook sluiten? Zo rooskleurig schijnt het er niet voor te staan. We hebben onze zorgen over onze gezinnen. We zitten met financiële problemen. Dat alles mogen we voor de HEERE neerleggen. Maar dan is wel de vraag: Kunnen we het aan LIem over laten? Willen we genoeg hebben aan het deel dat hij ons toemeet? Of zijn onze gebeden, meer eisen die persé ingewilligd moeten worden. Die laatste gestalte is de gestalte van ons eigen hart! Die gestalte maakt ons alleen maar ongelukkig en ontevreden.

Wat een zegen om het aan Hem te mogen toevertrouwen. Hij zal het zo maken, dat ik me verwonderen moet.

Zo'n vertrouwen veronderstelt wel het een en ander. Wie zijn wij immers! Toch niet dan zondige mensen. Waar halen wij dan de moed en het recht vandaan om op een heilig God te vertrouwen. Om te menen dat Hij nog iets goeds met ons zou kunnen voor hebben. Zijn toorn kan toch alleen maar over ons ontbranden?

Dat vertrouwen rust in het evangelie. Agur moet daar ook van geweten hebben, vanuit het genadeverbond van God met Zijn volk. Veel heerlijker en rijker is dat over ons opgegaan in Jezus Christus. Nergens zien wij helderder, dat God het goed met zondige mensen voor heeft, dan bij het kruis, waaraan Christus hing, bloedend voor onze zonden.

Wie zichzelf kent kan zoveel strijd en moeite hebben met op God te vertrouwen. Hem wordt het evangelie verkondigd van Gods genade in Christus. En kunnen wij dan nog kwade gedachten van Hem hebben? Die Uw Naam kennen zullen op U vertrouwen. Die Uw Naam kennen in Jezus Christus, Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken. Als Hij dat voor ons overhad, en dat had Hij, dan komt het in ons dagelijks leven toch ook wel terecht. We kunnen het gerust aan Hem, die om Christus' wil onze God en Vader wil zijn, over laten.

Zo bidt Agur. God geve hem dat wat voor hem is weggelegd en daarmee onderhoude God hem ook. Voed mij met het brood mijns bescheiden deels. Onderhoud mij daarmee.. Wilt U voor mij zorgen zoals U dat goeddunkt. Want U bent almachtig, wijs en goed. wat die wijze mens niet bidt

Het gebed van Agur heeft ook negatieve kanten. Er zijn dingen, die hij niet begeert. Hij wil ervoor gespaard blijven. Hij begeert geen armoede, maar verlangt evenmin naar rijkdom. In vers 9 geeft hij kruiselings de reden daarvan.

Laten we maar met de rijkdom beginnen. Opzichzelf wordt zij nergens veroordeeld in de Schrift. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament komen we rijke mensen tegen, zonder enige afkeuring. Denkt u maar aan een Abraham, een Job, een Jozef van Arimathea, een Lydia, de purperverkoopster.

Toch staat de rijkdom in de Schrift niet hooggenoteerd. Dat zit hem niet in de rijkdom zelf, maar in ons zondige hart. We zitten er zo gauw aan vast. We zeggen misschien wel: Het scheelt mij niets maar als het er op aankomt, kunnen we het niet meer missen. En vooral, wat gaan we ons vertrouwen er op stellen. De rijke man in de gelijkenis van de Heere Jezus meende, dat hij wel rust kon nemen. Hij had vele goederen opgelegd voor vele jaren.. Wat kon hem nog gebeuren?

Agur ziet het gevaar van de rijkdom levensgroot voor zich. De kans is groot, dat als hij rijk zou worden, hij de HEERE zou verloochenen. Hij zou kunnen gaan denken, dat hij door eigen inspanning dit alles verkregen had en menen de HEERE niet meer nodig te hebben. Zat zijnde zou hij kunnen gaan zeggen: Wat heb ik met de HEERE te maken. Ik heb Hem niet nodig. Ik red mij zelf wel.

We hoeven maar om ons heen te kijken, hoe werkelijk dat gevaar is. We zagen al, de mens van de twintigste eeuw meent God niet nodig te hebben. Wat hebben we met God nog te maken, dat is de leus, die opgeld doet.

Laten we echter bij onszelf blijven. Het schuilt in ons aller hart! Het zijn sterke benen, die de weelde kunnen dragen. Agur overschat zich niet. Hij zegt niet van zichzelf, dat hij wel zulke sterke benen heeft. Hij bidt: HEERE, leidt mij niet in verzoeking! U ook? Of meent u het wel aan te kunnen? Dan kent u nog te weinig uzelf. Zelfkennis maakt ootmoedig. We leren belijden: Ik ben tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed. We leren bidden: HEERE geef mij ook in mijn dagelijks leven zulke omstandigheden, dat ik zoveel mogelijk bewaard blijf voor mezelf.

Natuurlijk kan de HEERE aan Zijn kinderen rijkdom geven. Maar we hoeven er niet naar te verlangen, we mogen dat niet eens.

Agur wil bewaard worden voor rijkdom, maar ook voor armoede. Armoe wordt in de Bijbel op het eerste gezicht heel wat hoger aangeslagen.. De HEERE neemt het in Zijn wetten duidelijk voor de armen op. Zij zijn de zwakken, de ellendigen. Zij worden maar al te vaak door de rijken uitgebuit en geknecht. Daartegen wil de HEERE ze beschermen.

Toch maakt armoe op zichzelf ook niet zalig. Als je sommiger prediking hoort en geschriften leest zou je het haast denken. De Heere Jezus spreekt niet de armen aan geld, maar de armen van geest zalig. Dat zijn zij, die het zelf niet kunnen en die het in alles van de HEERE hebben leren verwachten.

Nood leert bidden immers, maar nood leert net zo goed vloeken. En nood kan leiden tot allerlei kwade zonden. Agur weet daar alles van. En dat niet alleen, hij vreest ervoor. Hij is bang, dat wanneer hij zelf aan lager wal geraakt zal zijn, hij ook tot diefstal zal komen. En dat zou zo verdrietig zijn omdat de Naam van zijn God zou worden aangetast. Hij zou door zijn gedrag de Naam van de HEERE in discrediet brengen. De goddelozen zouden spotten en zeggen: Wat is dat voor een God, met zulke dienstknechten, die maar stelen en roven.

Wat wordt Agurs hart gesierd door ootmoed. Hij voelt, dat hij zo zwak is, dat hij niet een ogenblik kan bestaan. In rijkdom niet, in armoede evenmin. Daarom verlangt hij ook niet naar de moeilijkheden.

Dat kunnen wij nog wel eens doen.. Tenminste als je sommigen hoort praten, zou je die indruk krijgen. Er moest volgens hen maar weer eens verdrukking komen. Er moesten maar weer eens wat moeilijker tijden aanbreken. Het is zeker waar dat, als alles voor de wind gaat, het moeilijk is bij God te blijven. Maar zal dat in de verdrukking gemakkelijker zijn. Wie durft te garanderen, dat hij er heelhuids af zal komen? Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle! Wat hebben we toch beducht te zijn voor ons hoogmoedig hart, ook voor ons geestelijk hoogmoedig hart.

En wat is Agur ook beducht voor de Naam des HEEREN! Die wil hij hooghouden. Zijn levensomstandigheden moeten daaraan ondergeschikt worden gemaakt.

Zo mogen wij ook bidstond houden, niet om alles maar voor onszelf te begeren. Maar dat ons leven in alle omstandigheden daarvan, zo mag zijn dat de Naam van God zo min mogelijk wordt aangetast en zoveel mogelijk wordt verheerlijkt.

Zulk bidden levert de akker van ons eigen hart niet op. Maar we mogen het leren van Christus, en in Christus. De zonde van onze zelfgerichtheid, heeft hij gedragen op Golgotha's vloekhout. Hij was in alles overgegeven aan de eer van Zijn God. Zo verwierf Hij de Geest. En als wij niet weten, wat we bidden zullen gelijk het behoort, dan wil Hij voor ons bidden met onuitsprekelijke verzuchtingen.

Mijn ziel is immers stil tot God; Van LIem wacht ik een heilrijk lot; Hij immers zal mijn Rotssteen wezen, Mijn heil, mijn hulp in mijn gebrek, Mijn toevlucht en mijn hoog vertrek; Ik zal geen grote wank'ling vrezen.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Bidstond voor gewas en arbeid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's