Vreest God, eert de koning!
„Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij de koning, als de opperste machthebbende; hetzij de stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs van hen die goed doen. Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, de mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen. Als vrijen en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God. Eert een ieder; hebt de boederschap lief; vreest God; eert de koning". 1 Petrus 2 : 13-17.
gezagsgetrouw
In vers 12 is dc gemeente Gods ertoe aangespoord om temidden van de heidenen hun wandel eerlijk te hotidcn en door middel van goede werken de heidenen te laten zien wie God is.
In de verzen 13 — 17 geeft Petrus een voorbeeld van hoe die wandel temidden van de heidenen dan hoort te zijn. En begrijpelijkerwijs kiest hij dan allereerst voor hun verhouding tot het overheidsgezag van die dagen geconcentreerd in de keizer. Immers, juist ten aanzien van dit punt werden de christenen bestookt met verdachtmakingen. Ze zouden van de keizer niets willen weten. Bovendien waren er christenen die daar aanleiding toe gaven wellicht. Ze waren zo onder indruk van de heerschappij van Christus, dat ze geen enkele andere vorm van heerschappij meer konden noch wilden accepteren. Jezus is hun Heere. Naast Hem kunnen en mogen er geen andere heren zijn. Christus brengt vrijheid, ook ten aanzien van de overheid. Daar kwam nog bij, Christus kwam spoedig terug om Zijn eeuwige heerschappij op te richten. Wat voor zin had het nog je te onderwerpen aan welke vorm van heerschappij dan ook. Dat zou dan de achtergrond geweest zijn van Petrus' vermanende woorden in de tekst (aldus Bolkestein). De heidense omgeving van de christelijke gemeente trok daaruit verkeerde conclusies. Vandaar Petrus' vermaan: „Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig..." Menselijke schepping, menselijk schepsel, staat er eigenlijk. Menselijke inzetting die op gezag aanspraak maakt. In dat woord 'schepsel' of 'schepping" klinkt door dat de keizer slechts een mens is, maar tevens ook gezagsdrager. Aan hem dient een christen zich te onderwerpen, hem te erkennen, in zijn waarde te laten.
De overheid mag niet vergoddelijkt worden, ze heeft geen gezag in zichzelf, los van de levende God. Ze is 'menselijke schepping, ordening'. Maar ze is cr van Gods wege. Vandaar de geboden onderdanigheid. Christenen mogen geen onnodige aanstoot geven door de overheid te minachten, zoals kennelijk in Petrus' dagen voor kwam. We hebben de 'orde van de burgerlijke huishouding in ere te houden' (Calvijn).
Petrus geeft dan twee voorbeelden. „Hetzij de koning, als de opperste macht hebbende, hetzij de stadhouderen, als die van hem gezonden worden..." Met de 'koning' denkt Petrus wellicht aan de keizer van die dagen. In Romeinen 13 vinden we een dergelijke erkenning van de overheid als dienares van God. Allen die boven ons zijn gesteld vragen om gehoorzaamheid en wij geven die gehoorzaamheid omdat die gezagsdrager daar niet toevallig zit, maar door Gods voorzienigheid tot zulk een eer verheven is (Calvijn).
Er is geen macht dan van God. Niet zonder reden zei ik al, schrijft Petrus dit. Onder christenen bestond de neiging de keizer ook om z'n vaak goddeloze handelwijze en gedrag te minachten. Zelfs die brute, godloze keizer echter verdient onderdanigheid, omdat hij geen macht zou hebben zo het hem van boven niet gegeven ware. Calvijn gaat in de uitleg van vers 14 zelfs zo ver dat hij zelfs tirannen nog bereid is te eren. , , Zo iemand hieruit afleidt, dat men die prinsen niet moet gehoorzaam zijn, die Gods heilige ordening zoveel in hen is verkeren en alzo zijn als onmenselijke beesten, daar toch de overheid Gods beeld behoort uit te drukken, ik antwoord dat de orde van God gesteld, van ons groot geacht moet zijn dat men ook de tirannen, die de heerschappij hebben, eren moet... cr kan geen zo gruwzame en ongebreidelde tirannie gevonden worden... in welke niet uitkomt enige gedaante der billijkheid. Want God laat die orde door der mensen boosheid nimmer zo uitgedempt worden of daar blijven altijd enige strepen of tekenen gezien".
En tirannie is dan altijd nog beter dan geen regering, merkt Calvijn er dan bij op. Dus, beter tirannie dan anarchie. Hieruit mogen we niet concluderen dat Calvijn de tirannie goed praat of goed keurt of dat men er maar in berusten moet wanneer men grof onderdrukt wordt. Wel wil hij opkomen voor het gezag en de orde die van God in deze wereld gevonden wordt. Zo hebben wij ook onze tijd de overheid te eren, zelfs waar ze anti-goddelijke trekken vertoont in het doden b.v. van het ongeboren leven of althans in het al te veel toelaten dat dit gebeurt. Het is menselijke ordening, maar om des Heeren wil.
Tweeërlei is de taak van de gezagsdragers. Tot straf der kwaaddoeners en tot prijs van hen die goed doen. Het kwaad eist straf. Maar ook de kw 7 aad-doener verdient straf. De overheid is er van Godswege om een dam op te werpen tegen het kwaad. Ze wil beteugelend, indammend, inbindend werken. Ze is er dus om der zonde wil. Was er geen kwaad, er zou geen overheid nodig zijn. Anderzijds noemt Petrus het ook als taak van de overheid om de goeden te belonen. Om de onderdanen die loyaal zijn, die zich inzetten voor de samenleving, die vooral leven en handelen naar Gods geboden te belonen, te stimuleren. In Petrus' tijd kende men het oprichten van erezuilen waarop de daden van sommige burgers werden vermeld. Je zou aan onze 'lintjesregen' kunnen denken misschien. Openlijke erkenning voor inzet en opkomen voor het welzijn.
Tot zulk een eerbiediging en erkenning van de overheid roept Petrus zijn lezers op. Een goed christen is een goed staatsburger (zo ongeveer Groen van Prinsterer). Daarom zal ieder christen op 26 mei zijn stem uitbrengen, hetzij man, hetzij vrouw. Ik kan het Schriftwoord niet anders verstaan. En dan zijn stem uitbrengen op een partij die deze visie op de overheid huldigt. Een christen kan zich niet aan het burgerlijke leven onttrekken en alles maar laten schieten. Nee, hij heeft een verantwoordelijkheid van Godswege hem of haar opgelegd. Zijt alle menselijke ordening onderdanig om des Heeren wil. Anarchisme is altijd tegen Gods wil in. Partijen die dit in hun vaandel hebben staan, verdienen geen enkele sympathie noch aanhang. Anarchisme werpt Gods orde om. Draait de rollen om, ontkent God als opperste gezagsdrager. De mens trekt 't gezag aan zich. Theocratie, Godsregering is het bijbelse standpunt. Maar dan via menselijke gezagsdragers. Voor toen de keizer, voor ons de koningin. Om de kwaden te straffen en de goeden te belonen.
goed voorbeeld wint
Petrus komt terug op wat hij in vers 12 al even noemde. „Want alzo is het de wil van God dat gij weldoende de mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen". Want alzó. Dus, in de weg van de onderwerping aan de keizer, doen ze de wil van God en stoppen ze de mond van hen die kwaad spreken over de gemeente. Wellicht werden ze beticht juist van hang naar anarchisme, van het negeren van het gezag. Alzo, in de weg van onderdanigheid aan de menselijke ordening doen'ze de wil van God. Geven ze geen aanstoot, geen oorzaak tot kwaadspreken van de gemeente Gods. Dat stopt de onwetendheid der dwaze mensen. „Ongehoorzaamheid aan de keizer zou de gemeente en daarmee het evangelie in diskrediet brengen. Onderwerping... kan het rechte licht op de gemeente en daarmee op het evangelie laten vallen..." (Bolkestein).
Het is de wil van God dat gij weldoende... Dus, de onderwerping aan het wettige gezag is er in verband met de wil van God en het weldoen. Het gezag is puur op zichzelf niet heilig. Het wordt hier in verband gebracht met de wil van God die wil dat we wèl doen. Gezag is er terwille van goed en kwaad (J. Koopmans). Er moet zo wèl gedaan worden. En nu is de gemeente Gods er om Gods Naam in ere te houden. Dat doet ze in de weg van het wèl doen. Het is de wil van God dat ge wèl doet. Dat stopt de mond van dc tegenstanders. Dat maakt u aange naam in de ogen van Christus' tegenstanders.. Niet het woord allereerst, veeleer de daad wint. „Het is niet al het gepraat en het belijden in de wereld dat kan stoppen de monden der dwaze mensen; het moet zijn: wei-doen, vermeerder de genade, praktische genade, geopenbaard in wegen van heiligheid, dat bewerkt het wonder van het stoppen der monden" (Th. Brooks in Works III, pg. 144).
Weldoende. Dat wil zeggen: steeds door, almaar door. Het moet een vaste gewoonte der christenen zijn om altijd maar wèl te doen. Niet een oprisping of opwelling van even goed doen. Een actie b.v., maar de hele levensopenbaring moet zijn: wèl-doen! Dag voor dag. Dan zeggen de heidenen: dat zijn
echte Christenen, die hebben niet maar de naam dat ze leven, maar ze zijn levend, die hebben maar niet een vorm, gedaante van godzaligheid, maar ze hebben de kracht ervan. Een christensbeoefening van geloof in tijden van gebrek, en van geduld in tijden van beproeving en van moed in tijden van vervolging en van tevredenheid in tijden van tegenstand, dat brengt tot zwijgen en het stoppen van de monden der boze mensen (Brooks, a.w.). Deze bekende Engelse schrijvers (1608-1680) noemt dan Hendrik II van Frankrijk die eens getuige was van de verbranding van een bekend gelovige om zijn geloof en die zo onder de indruk raakte van de moed, die durf, het geloof en de standvastigheid van deze martelaar dat hij wegliep cn zei nooit meer iets dergelijks te willen meemaken.
Het is bekend hoe de eerste christenen door hun leefwijze ontzaglijke indruk hebben gemaakt op hun omgeving, zodat de gemeente enorm groeide vanwege deze aantrekkingskracht die van haar uitging. En er waren toch de nodige risico's verbonden aan het lidmaatschap van de gemeente in die dagen. Dr. G. J. D. Aalders schrijft in zijn boek Van huisgemeente tot wereldkerk (Kampen, z.j.) dit toe aan de prediking van liefde en hulpbetoon, die in een door onheilen geteisterde samenleving diepe indruk maakte. , , De christelijke gemeente was een bolwerk van eensgezindheid en onderlinge hulp, waarin men een veilige geborgenheid zocht en vond" (a.w. pg 71).
In tijden van grote rampen was de opofferingsgezindheid van de gelovigen bijzonder groot. Aalderse noemt als voorbeeld de pest in Alexandrië onder de regering van keizer Valerianus. De christenen stierven doordat ze tijdens de hulpverlening ook zelf de pest opliepen en stierven, terwijl de heidenen zelf hun zieke en stervende familieleden hulpeloos in de steek lieten. Dat is het: weldoende! Het gevolg was dat iedereen sprak over de actie en de God der christenen werd verheerlijkt.
Indrukwekkend om te lezen. Maar nog steeds leerzaam voor de gemeente van nu. „Zó heeft het christendom in een barre, zelfzuchtige wereld vol bittere ellende de overwinning behaald, niet door geweld tegenover geweld te plaatsen, maar in de weg van goedheid en opofferingsgezindheid, gehoorzaam aan de opdracht van de Meester" (a.w. pg 74). Over de missionaire gemeente gesproken!
vrij en gebonden
Wat is christelijke vrijheid? We lezen: , , A!s vrijen en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God". Als vrijen! Dat geldt de gelovigen. God maakte hen vrij en bond ze voor eeuwig aan Zichzelf. Maar vrijheid is niet hetzelfde als ongebondenheid, ongegeregeldheid, losbandigheid. Christenen zijn daarom vrij en toch ook gebonden. Gebonden aan God èn aan Zijn ordeningen. In dit geval: de keizer. Vrijheid hebben wil niet zeggen: leef maar raak en trek je van niemand iets aan. Luther heeft de christelijke vrijheid eens omschreven met de woorden: „Een christenmens is een vrij heer over alle dingen en niemands onderdaan. Een christenmens is een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan" (zo bij Bolkestein). Vrij zijn is dienstknecht zijn van God. Wie niet in Gods dienst staat, is satans knecht. Ergere slavernij is niet denkbaar. Heerlijker vrijheid is echter niet mogelijk dan de gebondenheid aan God. Zijn juk is zacht en Zijn gebeden zijn niet zwaar.
ieder, broederschap, God, de koning
Dit gedeelte wordt afgesloten met vier korte bevelen. „Eert een ieder; hebt de broederschap lief; vreest God; eert de koning".
Eert een ieder! Eren, respecteren, hoogachten, in zijn waarde laten, tot zijn recht laten komen. Een ieder. Ieder mens, als schepsel Gods. Afgezien van gaven, bezit, geld, ras. Een ieder.
Hebt de broederschap lief. Weer nadruk op het 'broeders-van-elkaar-zijn'. Dat is maar geen kwestie van sympathie of antipathie. Maar broeders zijn we van elkaar in de oudste Broeder Christus. De band aan Hem beslist over de broederschap. Maar die band kleurt en stempelt dan mede deze broederschap. We zijn dan geen gewone mensen voor elkaar die je eventueel ook links of rechts kunt laten liggen. Nee, broeders kennen een band aan elkaar, het is dezelfde band aan de ene Christus. Deze broederband maakt iedere andere band in je leven zelfs betrekkelijk.
Vreest God, eert de koning. Dat is een citaat uit Spreuken 24 : 21. Petrus wijzigt dit citaat enigszins. Bij Spreuken lijkt er geen onderscheid tussen God en de koning. Petrus maakt wel onderscheid. God moet men vrezen, de koning echter eren. God gaat en staat boven allen en alles. Vreest God en houdt Zijn geboden. Dat laatste geefr tegelijk de grens aan van het onderworpen zijn aan de overheid. Gods gezag over je leven is allesbepalend. En in die weg is er plaats voor het eren van de koning.
Ons gebed zij dezer dagen: O God, die te vrezen zijt, geef ons volk een regering die naar Uw Woord en gebod wil leven en handelen. En verenig toch de broeders, die zo hopeloos verdeeld optrekken en waardoor er zulk een 'anti-reclame' dreigt gemaakt te worden voor Uw zaak. Leer ons wèl te doen, een ieder, ook in zijn verscheidenheid, te respecteren in plaats van te blameren en de broederschap hogelijk te beminnen.
W.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's