KLEINE KRONIEK
OP WEG MET DE ANDER
Dat is de naam die gekozen is voor een nieuw opgerichte vereniging de Hervormd-gereformeerde vereniging van en voor gehandicapten. De statuten zeggen over grondslag en doel „De vereniging heeft tot grondslag de Heilige Schrift en de daarop gegronde Drie Formulieren van .Enigheid, zoals deze zijn vastgesteld op de Nationale Synode, gehouden te Dordrecht in 1618 en 1619.
Het doel van de vereniging is a. Het bevorderen van het welzijn van lichamelijk en verstandelijk gehandicapten;
b. het scheppen van ontmoetingsmogelijkheden tussen de onder a bedoelde personen onderling en allen, die bij de bevordering van genoemd welzijn betrokken zijn."
Ik ontleen deze gegevens aan het eerste nummer van de eerste jaargang van het door deze vereniging uitgegeven orgaan. Het blad opent met een meditatie van de voorzitter van de vereniging, ds. H. Harkema jr te Brakel. Vervolgens vertelt het bestuur een en ander over achtergronden, opzet en bedoeling van deze vereniging. Deze vereniging is mede opgekomen vanuit de vakantieweken die ruim 6 jaar geleden door de Hervormde Vrouwenbond op gereformeerde grondslag georganiseerd werden en nog steeds, met toenemende belangstelling, worden gehouden. Uit deze vakantieweken groeide een hechte band tussen gasten en stafleden. Hieruit ontstond behoefte om het hele jaar door met elkaar in contact te kunnen blijven en eens wat van elkaar te kunnen horen. Daar wil dit blad bij helpen als uitgave van de genoemde vereniging. In maart 1981 werd in Nijkerk besloten een vereniging op te richten, waarvan ik het doel reeds omschreef. „Op weg met de ander" is de naam die men voor deze vereniging koos, de naam ook die het blad van de vereniging draagt. Het bestuur wil gaan onderzoeken of het mogelijk is regionaal en eventueel plaatselijk bijeenkomsten te gaan organiseren.
DAT IS TOCH NIETS VOOR ZULKE MENSEN
Dat was de titel van het referaat dat mej. drs. J. v. d. Knijff uit Barneveld tijdens de oprichtingsvergadering hield. In het eerste nummer van „Op weg met de ander" staat haar referaat afgedrukt, althans het eerste deel daarvan. Ik neem dat graag voor onze lezers over. Er worden rake opmerkingen in gemaakt. Uitspraken die we in onze omgang met elkaar binnen de christelijke gemeente ter harte hebben te nemen en in praktijk hebben te brengen. De ondertitel van het referaat van mej. van de Knijff luidt: mensen met een handicap in de Christelijke gemeente. Ze zegt daarvan het volgende:
Er heerst een diepe stilte in de consistoriekamer. De dominee vouwt de brief die hij zojuist heeft voorgelezen langzaam dicht. Een voor één kijkt hij de aanwezige heren aan. Nog steeds grote stilte...
„Nu broeders, wat denken jullie ervan? " „Daar moet' ik eens even goed over nadenken", zegt iemand. „Ja maar", komt dan een aarzelende stem: „Dat is toch niets voor zulke mensen. Een kerkeraadslid in een rolstoel! Ik weet niet wat ik daarvan denken moet!"
Een gebeurtenis die zich in elke gemeente kan voordoen. Ook in de gemeente waar u vandaan komt. Iemand met een handicap is voorgedragen
om zitting te nemen in de kerkeraad. En men is duidelijk verlegen met het geval. Vooral in de reactie van het kerkcraadslid proef je iets van een kloof: „dat is toch niet voor zulke mensen". Uit het woordje 'zulke' komt naar voren dat er voor hem mensen en mensen bestaan. In het woordje klinkt iets door van een beoordeling. En ditmaal betreft de beoordeling iemand, die een lichamelijke handicap heeft. Deze wordt daarmee (ongewild) afgescheiden van andere mensen. Van welke mensen? Van gewone mensen misschien? U begrijpt wel dat er in dat ene zinnetje een wereld van gedachten zit. Gedachten over mensen die een handicap dragen.
Mensen met een handicap in de Christelijke gemeente
Als we deze middag over de gehandicapten spreken, bedoelen we daarmee mensen met een lichamelijke handicap. Ik ben me ervan bewust dat ik in algemeenheden spreek: ieders situatie is uniek. Maar toch kunnen we wel enkele algemene aandachtspunten doen oplichten, die samenhangen met het onderwerp. Het is niet mijn bedoeling om richtlijnen aan te geven hoe wij als gehandicapten en niet-gehandicapten met elkaar om moeten gaan. Als we dat zouden proberen lopen we een gevaar dat ik aan een voorbeeld wil illustreren: Iemand stelt de volgende vraag aan een duizendpoot: „Hoe krijg je het toch voor elkaar om op duizend poten tegelijk te lopen zonder dat ze in de knoop raken? " De duizendpoot antwoordt: „Dat kan ik zo niet zeggen, maar ik zal er eens goed over nadenken!" En dan is het onheil geschied. Want vanaf het moment dat hij dat wil gaan verklaren kan hij letterlijk geen poot meer verzetten. Zo kan het ook ons gaan als wij diep gaan nadenken over hoe wij met elkaar om moeten gaan. Omgaan met elkaar is niet het toepassen van allerlei regeltjes. Als we dat wel doen raken we alleen maar verkrampt en verliezen we onze spontaniteit. Omgaan met elkaar is veel meer leven vanuit een gemeenschappelijke basis. Vanuit een diep besef dat we eikaars medemensen zijn. En waarom zijn wij eikaars medemensen? Omdat wij een gemeenschappelijke Schepper hebben, de HEERE God. Hij heeft ons gemaakt. In Genesis 1 lezen we, als God de mens geschapcn heeft: „En God zag al wat Hij gemaakt had cn ziet, het was zeer goed." We weten hier allemaal dat dit niet zo gebleven is. De harmonie in de schepping is verstoord doordat de mens zijn Schepper heeft losgelaten. De gebrokenheid van de schepping zien we wel zeer in het bijzonder openbaar komen in de kroon van de schepping: de mens. Niemand van ons ontkomt daar aan: ieder moet in zijn of haar leven vroeg of laat dc gebrokenheid van zijn leven ervaren. En dat geeft strijd! Vraag is nu, hoe wij leven met de realiteit van deze gebroken schepping. Buigen we eronder en drijft het ons uit naar de Heere Jezus of proberen wij op onze manier onder deze realiteit uitte komen door desnoods een schijnwereldje op te bouwen.
Voorbeelden
Het blijkt dat er in onze samenleving (èn ik vrees ook in onze Christelijke gemeenten) een aantal opvattingen leven die je het accepteren van de gebrokenheid van je lichaam extra moeilijk maken. Ik noem er een aantal en zal dit met voorbeelden duidelijk maken. Dit zou ik willen aanduiden met: „Doe je wat, dan ben je wat". Wij beoordelen elkaar vaak op wat we presteren. Dan gaat het er
niet om wie je bent, maar wat je doet. Hoe bedreigend is het b.v. voor iemand cm zijn baan kwijt te raken! En dat is ook geen kleinigheid. Maar het feit dat men daar bang voor is komt meestal niet in de eerste plaats door angst voor verlies van inkomen, maar door angst niet meer voor waardevol te worden aangezien. Als je niets presteert ben je immers niets! De tweede opvatting heb ik eens als volgt horen uitdrukken: „Heel veel mensen gaan gebukt onder de terreur van het gaafheidsideaal". De wereld is zo mooi! Dit wordt ons in allerlei toonaarden voorgehouden en voorgeschoteld. Zodanig dat we bijna gaan geloven dat het echt de werkelijkheid is. Ik denk aan de reclame: Wat zien we daar voor mensen? Super-gave aantrekkelijk uitziende mensen. Een lach op hun gezicht tovert een puntgaaf 'ultra brite' gebit te voorschijn. Gelukkige gezinnetjes, rijdend in een glanzende wagen langs idyllische plekjes prijzen ons slankmakende en jonghoudende waren aan. Boeken die grif over de toonbank gaan eindigen altijd in een happy er.d. De meisjes zijn er altijd mooi en de mannen altijd stoer en schatrijk. We worden met deze dingen vol gegoten. En zegt niet: daar laat ik me niet door beïnvloeden. Staat u nooit voor de spiegel en kijkt spijtig naar uw afstaande oren of kromme neus?
Ik noem een derde opvatting. „Heb maar moed, het komt wel weer goed". Dit is vaak de troost waar wij elkaar mee op de been trachten te houden. Daar getuigen b.v. ook veel liedjes van: eens komt de tijd dat alles beter gaat. En gelukkig komt er ook veel goed in deze wereld. Maar lang niet altijd. Er zijn zoveel dingen die niet komen in het leven. Dat is met het leven gegeven.
Een vierde opvatting die ons denken beïnvloedt is: Als je gewoon bent en doet is het goed. Je moet in onze samenleving voldoen aan een aantal normen voordat men je als een volwaardig lid van deze samenleving accepteert. Mensen die buiten de maat zijn vallen er buiten. Als je niet doet wat iedereen doet ben je een buitenbeentje. Als je er niet ongeveer zo uitziet, als iedereen, ben je ook een buitenbeentje. Denk maar aan het verschijnsel 'mode'. Als je daar niet aan meedoet val je spoedig uit de toon. En wie valt er graag uit de toon? Dus, doen we mee.
Ik noem nog een laatste opvatting. Je moet je schamen voor je zwakheden. Het „grote mensen huilen niet" is een veel gehoorde opmerking in onze samenleving. Het vervelende is dat het niet bij een opmerking blijft, maar ook in de praktijk wordt toegepast. Hoe vaak zie je mensen met verkrampte gezichten bij het graf staan van iemand die hen lief is? Huilen? Dat doe je toch niet in het openbaar! Neen, dan liever de kiezen op elkaar. Wat dit betreft kunnen wij veel leren van de Oosterling. Hij huilt en klaagt als hij verdriet heeft en zijn vrienden huilen en klagen mee. Bij ons is er moed voor nodig om niet moedig te zijn. Een lastige paradox. We zien dat we allemaal door deze opvattingen beïnvloed worden. Wij beoordelen de mens (en dus ook onszelf) niet op wat hij is, maar op allerlei kenmerken: zijn prestaties, zijn bezit, zijn baan, zijn huwelijk, zijn uiterlijk en noemt" u maar op. We kunnen ons ook allemaal steken aan deze opvattingen als het ons niet zo voor de wind gaat in het leven. Echter iemand met een handicap staat wel extra kwetsbaar in deze dingen. Daar zullen we nu nog iets over zeggen.
Als je als gehandicapte net zo denkt als hierboven beschreven is, dan zul je het extra moeilijk hebben om met je handicap te leren leven. Als je b.v. vindt dat je pas waardevol bent als je iets presteert. Wat moet je dan als je hoofd het
enige lichaamsdeel is dat je kunt bewegen? Als je rolstoel je benen zijn en het verpleeghuis je thuis is? Als je vindt dat je pas waardevol bent als je er normaal uitziet? En je rechterhand ontbreekt? Als je vindt dat je je moet schamen voor zwakheden en jouw lichaam het toonbeeld van zwakheid is? Ik noem het voorbeeld van Joni Earreckson. Misschien kent u haar boeken wel en zo niet, dan kan ik ze u van harte aanbevelen. Dit meisje was tot haar 18e jaar een meisje als de meeste anderen. Zij ging naar school, hielp haar vader op de boerderij, was sportief en haar ïievelingssporten waren zwemmen en paardrijden. Dan breekt de dag aan waarop haar leven binnen een fractie van een seconde radicaal veranderd wordt. Zij duikt in ondiep water en breekt haar nek. Gevolg is, dat zij tot aan haar nek verlamd raakt. Zij kan niet meer lopen, niet meer naar school, niet meer zwemmen. Als we ons denken laten beheersen door het bovengenoemde, dan:
— kan ze niet veel meer presteren — ziet ze er niet zo mooi uit — weet ze dat het niet meer goed komt, tenzij er een wonder gebeurt — kan ze lang niet voldoen aan wat men gewoon vindt — is ze uiterlijk een toonbeeld van zwakheid.
U ziet wel dat er dan weinig meer overblijft voor dit meisje. En toch geeft zij de moed niet op! Zij raakt er na veel strijd van overtuigd dat zij waardevol is. En waar baseert zij dat cp? Op de diepe overtuiging dat God haar waardevol vindt. Hij leidt haar leven. Haar waarde wordt bepaald door het feit dat Hij haar Schepper is en zij de Heere Jezus als haar Heiland leert kennen. Zij leert dat de mens niet bepaald wordt door wat hij kan, maar door dat waartoe hij geroepen is. Het gaat er echter niet alleen om hoe mensen met een handicap over zichzelf denken. Als mensen in het algemeen hun denken laten beheersen door bovengenoemde opvattingen dan zullen zij ook op een bepaalde manier tegen gehandicapten aankijken. Als je vindt dat je waarde als mensen voor een belangrijk deel bepaald wordt door b.v.
— de prestaties die je levert — de functie die je bekleedt — je uiterlijke verschijning — de kracht van je lichaam. dan zul je het erg moeilijk vinden om mensen met een handicap als gelijkwaardige partner te zien.
Adressen van de vereniging
We zijn dankbaar voor de oprichting van deze vereniging. En ik denk velen met mij, vooral degenen voor wie deze vereniging mede werd opgericht. Ik hoop dat de diaconieën van onze gemeenten ook hun steun willen verlenen. Hier ligt een duidelijke taak. Het adres van het secretariaat van de vereniging is: mw. Stoutjesdijk-van Driel, Julianastraat 5, 6732 AT Harskamp, tel. 08383-6394. Het redactieadres van het orgaan is: dhr. L. J. Ruijgrok, Welgelegenweg 40, 7321 AX Apeldoorn, tel. 055-661502 (eindredacteur). Giften voor de arbeid van de vereniging kunnen worden overgemaakt op postgiro 2248764 t.n.v. C. L. Maaskant, penningmeester Herv. Ger. ver. gehandicapten te Lunteren. Het lidmaatschap kost per jaar ƒ 15, —, daarbij inbegrepen een abonnement op het blad.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's