Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HEMELSE GASTHEER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HEMELSE GASTHEER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.

Psalm 23 : 5

de tafel

Het beeld verspringt. Van een weide, worden wij meegenomen naar een feestzaal, waar gasten worden onthaald op een overvloedige maaltijd. De herder is een gastheer geworden. Veel verschil is er tussen die beelden niet. Ze vloeien in elkaar over. Een herder onthaalt immers zijn schapen ook. Hij doet ze mals gras eten en fris, helder water drinken. Zo richt ook een gastheer voor zijn gasten de maaltijd aan. .

In het oude oosten gold de gastvrijheid als een bijzondere plicht. Als Abraham bij de eikenbossen van Mamre drie mannen ziet, nodigt hij ze om bij hem de maaltijd te gebruiken. En van een feestmaaltijd lezen we in het evangelie. Jezus vertelt in een gelijkenis van een man, die een feestmaal aanrichtte en de gasten liet nodigen tot de bruiloft. Ook voor ons is het geen onbekend beeld. Bij feestelijke gelegenheden geven we een diner. En we stellen er onze eer in om onze gasten een fijne en verzorgde tafel aan te bieden.

Hier wordt gezongen van de hemelse Gastheer. Het is de HEERE Zelf, die mij een rijke en welvoorziene dis voorzet. In dezelfde zin zegt de Spreukendichter, dat de opperste Wijsheid haar tafel heeft toegelicht. En jesaja ziet in profetisch vergezicht, hoe de HEERE voor alle volken een vette maaltijd zal maken op de berg Sion. Een maaltijd van reine wijn, van vet vol merg, van reine wijnen, die gezuiverd zijn. Misschien heeft David bij het dichten van dit lied wel de maaltijden in gedachten gehad, die gehouden werden in de tempel. Er werden dan offers gebracht tot verzoening van de zonden. Daarna at men samen in de tempel, ten teken van de herstelde gemeenschap met God.

Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht. Dat is: Gij sticht gemeenschap met mij en Gij onthaalt mij feestelijk. Ik mag gast zijn bij U aan tafel. En wie ben ik! Ik heb de gemeenschap verbroken. Ik ben uit uw huis weggezworven. Ik wilde niet gevoed en gelaafd worden door U. Ik dacht betere gastheren en rijkere tafels te weten. Ik wilde eten van de lekkernijen der zonde. Zo is dat toch met ons! De satan heeft ons weggelokt bij Gods tafel vandaan. Nu eten we van de tafel der wereld. We houden ons bij het deel in dit leven en maken van de buik onze god. Wat een aantrekkingskracht gaat er van de wereld en al haar begeerlijkheden niet uit.

Gij richt de tafel toe. Hier wordt gezongen van Gods tafel. Zij biedt fijnere en kostelijker spijzen. Aan haar worden hemelse gaven genot^j.. De HEERE onthaalt zondaren op genade, vrede en vreugde. De wereld stilt onze honger niet. Voelt u het knagen in uw leven? Een heleboel hebben aan bezit en weelde en toch honger, toch gemis? En vooral die aanklacht, dat u het altijd maar weer gezocht hebt en zoekt in dat wat niet verzadigen kan?

Hij richt de afel toe! Als we een feestmaal hebben besteden we er zorg aan, we hebben er wat voor over. Wat heeft God er een zorg aan besteed om ons zondaren alles te geven, wat wij nodig hebben. Hij gaf er Zijn Zoon voor. Jezus Christus. Nu stalt Hij Zijn gaven uit in de prediking van het evangelie. In de bediening van de sacramenten. Ja, heel konkreet op de Avondmaals tafel. Daar zien we het voor ogen. Gij richt de tafel toe! Christus heeft in de nacht, waarin Hij verraden werd het Heilig Avondmaal ingesteld om Zijn gemeente te eten en te drinken te geven. Hij heeft Zelf beloofd ons daar te zuilen onthalen op de geestelijke gerechten van vergeving, gerechtigheid en eeuwig leven.

Bij Hem aan tafel mogen we verzadiging vinden van vreugde, in Zijn rechterhand zijn lieflijkheden eeuwig, en altoos. Voelen we dat niet. dan zullen we het toch mogen geloven. Hij maakt immers Zijn Woord waar. En in dat geloof, doet Hij het ons dan ook genieten. Vrede en blijdschap door de Heilige Geest vervullen ons hart. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht. Dat wil zeggen vlak voor me, in mijn nabijheid, zodat ik haar wel zien moet en mijn verlangen zich er naar uitstrekt. De HEERE legt ons Zijn weldaden aan het hart. Hij brengt ze ons nabij. Hij houdt ze niet ver van ons, Hij verbergt ze niet voor ons. Zo kan het wel zijn voor ons gevoel. Gods zegeningen en. weldaden lijken ver van ons af. We kunnen er niet inkomen, dat Hij ons genadig zou zijn in Jezus Christus. Maar Hij laat ons het evangelie van die genade verkondigen en Hij maakt dat door Zijn Geest levend en krachtig in ons hart en we gaan daar alleen heerlijkheid inzien. We kunnen en willen nergens anders meer verzadiging vinden dan aan de tafels des HEEREN.

Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht tegenover mijn tegenpartijders. Iemand schreef: hier is sprake van een maaltijd op het slagveld. De dichter heeft geen gemakkelijk leven. Hij wordt bedreigd door vijanden. Hij heeft met hen een nooit aflatende strijd te voeren. Het gaat er toch niet helemaal zo rustig en lieflijk aan toe in deze psalm. Dat

ook een kant van het geloofsleven en niet de n ? est onbetekenende. We hebben met vijanden te doen. Met doodsvijanden. Ze voeren een strijd op leven en dood met ons. Wij vechten voor ons leven, zij begeren immers onze dood. U kent ze toch wel! Het zijn de beruchte drie. De satan, de wereld en ons eigen vlees. Het zijn de bekende drie, maar het is helemaal niet zo fijn om er werkelijk kennis aan te hebben. Ze hebben altijd weer wat anders. Ze weten altijd wel weer wat nieuwe mogelijkheden te vinden om ons dwars te zitten. De satan met name. Die heeft ook zoveel aanklachten. Altijd is zijn beschuldigende vinger er weer. Jij, heil bij God? Jij, die... en dan komt er weer een

reeks zonden en tekorten, en we kunnen het hem alleen maar toegeven.

Gij richt de tafel toe tegenover mijn tegenpartijders. Ze moeten het met lede ogen en in machteloze woede aanzien, hoe U mij verkwikt en vertroost. Ze kunnen er niet tegen op. Ze kunnen tegen U niet op. U hebt immers voor de zonde volkomen genoeg gedaan. Wat kan die satan nog doen? Zijn recht en zijn macht heeft hij verloren. Wie op Christus vertrouwt is vrij, helemaal vrij. Ze kunnen toekijken die tegenpartijders. Tandenknarsend, maar zonder er ook nog maar iets aan te kunnen veranderen.

We mogen bij Hem aan tafel die vijanden ^ dan ook gerust wel vergeten. Hij rekent er wel mee af. Hij zal Zijn Naam verheerlijken.

door Hem gezalfd

Bij een oosters feestmaal werden de gasten ook gezalfd met olie. Toen Jezus was ingegaan bij de Simon de Farizeër om op diens uitnodiging bij hem te eten, werd Flij zeer onbeleefd behandeld. Hij kreeg geen water om Zijn voeten te wassen, werd niet met de gebruikelijke kus verwelkomd en evenmin gezalfd. Zo hoorde dat eigenlijk wel. De zalfolie diende dan tot verfrissing, door haar werden kwalijke geuren van transpiratie en stof verdreven. Ze gaf ook altijd iets feestelijks, iets vrolijks aan alles. In de bergrede heeft de Heere Jezus gezegd, dat je niet moet vasten met een hangend hoofd en een benauwd gezicht om maar zoveel mogelijk indruk te maken bij de mensen. Neen, je moest je kleren wassen en je hoofd zalven. Je moest je vrolijk en blij gedragen. De mensen hadden er immers niet mee te maken, maar je Vader in de hemel. En in psalm 45 wordt van de Messiaskoning gezongen, dat God Hem gezalfd heeft met vreugde-olie boven zijn medegenoten.

Als wij naar een diner gaan, wassen we ons, we trekken onze beste kleren aan. Zo komen we in dc goede stemming. In een blijde vrolijke stemming.

Gij maakt mijn hoofd vet met olie. U verfrist en verkwikt mij. U maakt me blij. U geeft me vreugde-olie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest. Aan de tafel van de HEERE wordt vreugde gevonden. Zijn evangelie is immers een blijde boodschap. Die boodschap horen, eruit leven, dat is feestelijk leven.

Er is in de wereld heel wat vreugde. Althans zo lijkt dat. Bij nader inzien gaat het er helemaal niet zo vrolijk aan toe. Als aasgieren trachten we zoveel mogelijk binnen te halen, een ander deert ons daarbij niet. En dan vooral die krampachtige haast. Vandaag moeten we het nog binnen zien te slepen, zien te genieten, want morgen, ach morgen sterven wij! We vieren het feest van Beltsazar. Het gekste is nog niet mooi genoeg, maar boven alles staat geschreven: Geteld, gewogen en te licht bevonden.

Natuurlijk zijn er in dit leven ook mooie dingen, waar we blij om kunnen zijn. God doet zijn zon opgaan over bozen en goeden. Maar waar blijft het uiteindelijk? Het is als de avondhemel. Ze kleurt in betoverende schoonheid diep purperrood, maar de nacht werpt haar eerste schaduwen al.

Gij maakt mijn hoofd vet met olie. Eeuwige vreugde zal op mijn hoofd wezen. De vreugde van het Lam. Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed. De vreugde in de verwondering om alles wat Flij heeft volbracht. Hij heeft de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer weggenomen namelijk de zonde. Hij is ons leven, ons licht, onze vrede en onze vreugde. De Geest verhoogt Flem, door het Woord in mijn hart. Ik kan nu alleen nog maar blij zijn. Het zal hier altijd nog wel overschaduwd worden, maar het is een begin met een onvermijdelijk vervolg. Het is een lente die de zomer belooft. Aan de bruiloft van God en van het Lam wordt de vreugde vol. Het wordt eeuwig feest.

Laten we dan niet in de klacht blijven steken. Flet kan de hoogste vroomheid niet zijn, dat we altijd maar klagen en klagen. Zeker Gods kind klaagt ook, maar de jubel ontbreekt niet. Die wint het zelfs altijd weer omdat Christus het won, van de machten van dood en hel. En daarom, laat ons eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen leven we!

een overvloeiende beker

Aan tafel bij de hemelse Gastheer worden we onthaald op de fijnste wijnen. En dat niet karig, maar in ruime overvloed. Mijn beker is overvloeiende. De beker is beeld van het deel dat God ons geeft. Hij schenkt ons de levensbeker in, zet ons die aan de lippen en doet ons haar drinken. De Bijbel spreekt ook van de beker van Gods toorn. De beker van Zijn grimmigheid. Daaruit heeft Israël gedronken. Het moet in ballingschap vanwege haar zonde. Daaruit moesten wij drinken. Floeveel zonden getuigen niet tegen ons! Wat een bittere gal moest God niet in onze levensbeker schenken!

Zo'n beker werd Christus aan de lippen gezet in Gcthsemané. De beker, die overvloeide van de toorn van God over de zonde. En Hij aarzelde, Flij worstelde. Mijn Vader indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan mij voorbijgaan. Flet zou ook zo bitter zijn. Het zou voor Hem zijn: lijden al wat er geleden moest worden. Veroordeling, vonnis en verachting, en vooral eenzaamheid, eeuwige eenzaamheid. En daarom als dat naar Hem toeschuift donker en dreigend, dreigt Hij te breken, maar breekt toch niet. Hij buigt wel diep tot in het stof toe. Toch heft Zich Zijn hart in gehoorzaamheid tot God: Doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiedde. Zo dronk Hij de drinkbeker tot de laatste teug. Zo vulde Hij onze beker met de kostelijke wijn van het leven en de gerechtigheid. Zo werd onze beker een beker der verlossingen, een beker van de ruimte die God geeft. De HEERE doet ons drinken uit de fonteinen des heils, geopend in onze Heere Jezus Christus.

En heel dat gelukkig lot wordt samengetrokken in de drinkbeker der dankzegging, die Christus dankzeggende zegende. De drinkbeker die het nieuwe Testament is in Zijn bloed, dat vergoten is tot een volkomen verzoening voor al onze zonden.

Mijn beker is overvloeiende. Het is de beker die Christus verwierf. Het is de beker, die God u aanreikt, u arme zondaar, opdat u niet zou zien op uzelf, maar op Hem.

Getrouwe HEER', Gij wilt mijn goed, mijn God, Mijn erfenis en 't deel mijns bekers wezen.

Gij onderhoudt gestaag het heug'lijk lot, Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen. De schoonste plaats mat Gij rnet ruime snoeren; O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1981

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE HEMELSE GASTHEER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1981

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's