Gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig
Hij gedenkt in eeuwigheid aan Zijn verbond . . .
Psalm 111 : 5b
een dankbaar mens
De dichter van deze psalm zingt het hoogste lid. Het is een lid uit een vol hart, een dankbaar hart. Het is een lied voor dc HEERE. Die moet geloofd en geprezen worden. Zo dient de dichter zijn lied ook aan. Hij zal de HEERE loven van ganser harte. Hij wil dat zijn lied maar niet een vorm zal zijn, afgeraffeld en opgedreund. Zo werd er immers wel gezongen om hem heen. Zonder veel intentie. Terwijl men nauwelijks besefte wat men zong. Er sprak geen hart in. Het was een eindeloos herhaalde formule. Neen, intens en innig wil hij de HEERE grootmaken, met heel zijn hart.
En dat wil hij publiek openlijk, waar anderen bij zijn. Hij bewaart zijn loflied niet voor de eenzaamheid. Neen, anderen mogen het horen. Anderen moeten het horen, hoe heerlijk en groot God is. Hij wil zingen in de raad en de vergadering der oprechten. We mogen ons dat zo voorstellen, dat hij met zijn loflied op het tempelplein is. En dat er een kring van vromen om hem héén is. En zo in de gemeente, in de vergadering der oprechten, wil hij God de HEERE verheerlijken.
Maar hoe komt deze man er toe om zo hoog in te zetten? Heeft hij iets bijzonders meegemaakt? Is hij tot de dood toe ziek geweest en heeft God hem nu herstel gegeven? Waren er vijanden, die hem belaagd hebben? Er zal vast wel een of andere konkrete reden geweest zijn, waarom deze man zo vol en heerlijk wil zingen tot Gods eer. Toch vinden we daarvan niets terug in zijn psalm. Hij heeft het veel meer over God en Zijn daden in de geschiedenis van Israël. Die bezingt hij, daar geeft hij hoog van op. Zijn persoonlijke omstandigheden stelt deze man relatief, betrekkelijk. Er zijn grotere dingen. Er zijn grotere werken Gods.
Het zou ook werkelijk een gevaar kunnen zijn dat we zo vervuld zijn van onszelf, dat we geen oog meer hebben voor Gods grote daden in de geschiedenis. Het lijkt dan wel alsof wij een privé Godi hebben, een God voor ons zelf alleen. Alsof er niet meer is dan ons eigen kleine leven! Natuurlijk vallen daarin ook geweldig belangrijke beslissingen. Een eeuwigheidsbeslissing zelfs. Maar als het gaat over de grootheid en de heerlijkheid Gods, dan kun je dat toch niet beperken tot de grenzen van je eigen bestaan. Zijn heerlijkheid is over het rond der aarde.
de grote werken Gods en Zijn verbond
Dat is dan ook het thema, van het lied van deze dichter: God en Zijn grote werken. Daarin lichten Zijn majesteit en Zijn heerlijkheid oip. Op de werken van God ligt luister, een koninklijke lichtglans straalt er af. Ze zijn dan ook heilig en geducht. Uit die werken van God blijkt ook Zijn gerechtigheid en tegelijkertijd wordt er Zijn barmhartigheid en genade door geopenbaard. En door al die werken loopt de rode draad van Zijn trouw en waarheid.
Hier en daar merken we ook waar de dichter konkreet aan denkt. We lezen: Hij heeft hun, die Hem vrezen spijs gegeven. Dat was al in de woestijn zo. Elke dag was daar weer het manna als het teken van Gods trouwe zorg. En wat heeft Hij ook wonderlijk gezorgd voor Zijn knecht Elia. Eerst bij de beek Krith, toen de raven hem voedsel brachten en later bij de weduwe van Zarfath, toen d ; e olie en het meel maar niet opraakten. Maar Hij gaf Zijn vok niet alleen spijs. Hij verloste ze ook uit de hand van hun vijanden. Hij gaf ze de erfenis van de heidenen. Hij bracht ze in het beloofde land. En daar heeft Hij ze bewaard en gezegend.
Als de dichter daaraan denkt, aan de grote werken Gods in dc geschiedenis van Zijn volk, dan schiet zijn gemoed vol en kan en wil hij niet anders meer dan de HEERE grootmaken en verheerlijken.
In onze tekst zingt hij: Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. Op het eerste gehoor zingt hij dat er zo* maar tussen door. Maar daar ligt het geheim van alles.
We zouden ons immers kunnen afvragen: Hoe komt dat nu toch dat de HEERE dat volk telkens weer geholpen heeft? Dat Hij er altijd maar weer was om voor ze te zorgen en ze te zegenen? Wat is het geheim daar toch van?
Was dat soms omdat dat volk zo getrouw was? Omdat zij zich altijd zo inzetten voor de dienst des HEEREN? En in hun nood telkens maar weer het van de HEERE verwachten?
Dat is de voor de hand liggende gedachte. God geeft zich aan ons als wij ons aan Hem geven. En daarom, wij moeten ons inspannen, ons best doen, dan zal Hij voor ons zorgen. Op het eerste gezicht lijkt dat een goede zaak. Je kunt er dan tenminste wat voor doen. En dat willen wij mensen nu eenmaal graag. Maar wie zichzelf leert kennen komt er wel achter, want als het werkelijk zo was, hoe uitzichtloos en troosteloos het dan allemaal wordt. Als het werkelijk van Israël had afgehangen, was er nooit wat van terecht gekomen. We kennen de geschiedenis van Israël toch? Een geschiedenis van afval en trouwbreuk. Bij de Sinaï was het al begonnen en het is later weinig ten goede veranderd. Zelfs na de tuchtiging van de ballingschap moeten de profeten het volk nog in de Naam van de HEERE vermanen en terugroepen tot Hem.
En daarom als het van Israël had afgehangen, had deze dichter geen juichensstof gehad. En van u en mij? Als het van u en mij afhing? We zijn niet anders, niet beter dan Israël. Laten we dat maar eerlijk belijden. Het is een dwaas mens, die nog hoge gedachten heeft van zichzelf. Een dwaas en een blind mens. Ook bij ons is er de trouwbreuk, de afval. Maar Hij gedenkt Zijn verbond tot in der eeuwigheid. Dat is het laatste geheim van alles. En verbond, dat komt van verbinden. Hij heeft zich aan Israël verbonden. Hij heeft Zich aan Israël verplicht. Hij heeft het uit al de volken van de aarde uitgekozen om Zijn volk te zijn. Zo' maar. Niet omdat dat volk op de een of andere manier beter was. Neen, alleen maar uit vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. Bij de Sinaï heeft Hij het ze plechtig verzekerd, door de mond van Mozes: Gij zult Mijn eigendom zijn uit alle volken. En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk zijn en een heilig volk.
En God is getrouw. Hij zegt, Hij doet het ook. De bergen mogen wijken cn de heuvelen wankelen, maar het verbond Zijns vredes zal niet wankelen tot in eeuwigheid toe.
De Heere gedenkt Zijn verbond. Israël vergat dat verbond telkens maar weer. Ja, want ook Israëi had zich verplicht. Het zou dc HEERE dienen. Het zou al de woorden,
die de HEERE gesproken had, doen. We hebben gezien wat daarvan terecht is gekomen. Het verbond met de HEERE hun God hebben ze veracht, vergeten. Maar de HEE-RE is niet veranderd. Hij gedenkt Zijn verbond.
I En gedenken, dat is niet alleen maar er a3tn denken, maar dat is er ook naar doen. Daarom heeft Hij de trouw bewaard tot in het duizendste geslacht.
Daar zingt de dichter van. Van het wonder van Gods verbond, van het wonder van Zijn genade en trouw.
het nieuwe verbond
En daar is heden nog van te zingen. Dat is niet alleen maar iets van Israël. Dat verbond is er immers nog! Het is er nog veel heerlijker. De schaduwen zijn voorbijgegaan. Het volle licht is over ons opgegaan. Het geheim van Gods genade en trouw zijn onthuld in de gave van Zijn Zoon Jezus Christus. Alles wat God van Israël en alles wat God van ons zondaren te eisen heeft, heeft Hij volbracht. Hij heeft al de gehoorzaamheid van de goddelijke wet volbracht. Al de voorwaarden en verplichtingen van het verbond zijn realiteit in Hem. In Hem geeft God Zelf de verbondsgehoorzaamheid, die Hij eist. In Hem is het verbond één gave, één genade gave. In Hem wordt het helemaal waar: Indien wij ontrouw zijn, God is getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen. Hij kan toch geen nee zeggen tegen het werk van Zijn eigen Zoon.
En dat genadeverbond in het bloed van Christus, is er niet alleen voor Israël. Het wordt in de prediking van het evangelie Gods aangeboden aan ons allen. De HEERE wil u een genadig God en Vader zijn. Het wordt gesloten met een ieder die in de armoede van zijn leven tot Christus komt.
Door dat komen van het geloof mogen wij kinderen van Abraham zijn, kinderen van het verbond. En leren wij ons over zijn grote daden verwonderen, Hij gedenkt Zijn verbond tot in der eeuwigheid.
een rijke troost
Wat ligt daar een geweldig rijke troost in. Dat betekent immers, dat al wat Hij ooit beloofd heeft, zal bestaan. En als het daar over gaat, over wat Hij belooft met de beloften van Zijn verbond. Dat is een geweldige rijkdom. Hij belooft vergeving van zonden, gerechtigheid en het eeuwige leven. En gaat door. Dat is werkelijkheid en dat wordt werkelijkheid. Dat kunnen uw en mijn ontrouw niet te niet doen. Daar valt door de duivel niet aan te tornen. Omdat God de HEERE niet aan Zichzelf en niet aan Zijn Woord tornt. En vraag dan maar niet door hoeveel duisternissen en onmogelijkheden dat heen gaat. Duisternissen van Gods kant. Ja, dat moeten we ook zeggen. Want Hij stelt ons met Zijn beloften soms zwaar op de proef. Hij gaat met Zijn Woord door de dood heen. Het zaad valt in de aarde en het sterft. En er lijkt helemaal niets meer van terecht te komen. En de klacht rijst in ons leven: Waar blijkt Uw trouw nu, waar Uw eer.
Duisternissen van Gods kant, maar veel meer duisternissen nog van onze kant. Want wat gaan we immers vaak de dwaalwegen op. En wat vallen we telkens weer in de strik van de zonde en het ongeloof. Wij hebben God verlaten dagen zonder getal. Maar Hij begeeft ons niet en Hij verlaat ons niet. Hij gedenkt Zijn verbond in der eeuwigheid.
Zijn Woord wordt altoos trouw volbracht tot in het laatste nageslacht!
En wat liggen er in dat verbond der genade ook een belofte voor onze kinderen. Hij wil zich niet alleen aan ons verbinden, maar ook aan ons zaad tot in eeuwigheid toe.
We hebben het bij kinderen wel eens over een veel belovende toekomst. Er zijn bepaalde dingen, die reden geven om te denken dat ze het later goed zullen maken. Zo zou je kunnen zien op de beloften die liggen opgesloten in de wereld om onze kinderen heen. Ze groeien op in een tijd van hoge wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. Ze groeien op in een tiid waarin de mens heel wat gepresteerd heeft. Ze zullen de vruchten van die prestaties mogen genieten. Wat is het arm, als we van die beloften met onze kinderen moeten leven. Zelfs buiten de kerk ziet men er zoveel niet meer in. Onze tijd houdt voor velen eerder bedreigingen in dan beloften. Met name die ene grote bedreiging van een totale ondergang. En daarom ziet men er ook geen heil meer in om kinderen op de wereld te „zetten", nog afgezien van het feit dat men de moeite van opvoeding en begeleiding er niet meer voor over heeft.
Boven al de misère van onze tijd, welft zich de boog van Gods trouw. Hij gedenkt Zijn verbond tot in der eeuwigheid. Daar mogen we in wegschuilen. Daar mogen we die door van alles en nog wat bedreigde leventjes, die God ons schonk onder wegstoppen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels verbergt. Maar wij, vaders cn moeders, hoeven het niet met onze vleugels te doen. Die zijn maar teer en zwak, die breken zo. We mogen onze kinderen wegstoppen onder de vleugelen van Gods verbond.
Hij gedenkt Zijn verbond in der eeuwigheid. En als wij het af laten weten, ook in de opvoeding, hoeveel zonden, hoeveel schulden staipelen we daar immers ook op. We kiezen zo vaak de gemakkelijkste weg. We laten onze kinderen maar zo weinig zien van een werkelijk christelijk, een werkelijk vreugdevol leven.
Hij laat het niet afweten. Hij gedenkt Zijn verbond in der eeuwigheid. Wie met heel de opvoeding van zijn kinderen één stuk schuld overhoudt, mag toch daarop pleiten. Mag ootmoedig zijn handen vouwen en vragen: HEERE, gedenk Uw verbond.
Wij laten het afweten, en onze kinderen laten het zo vaak af weten. De tijd trekt hen weg van de HEERE en Zijn dienst. Hun zondige hart laat zich maar al te graag trekken. En ook dan mogen een vader en moeder met al hun zorg en verdriet schuilen bij de HEERE. Gedenk Uw verbond. U kunt het niet doen om mij. Ik ben zo'n christelijke vader en zo'n christelijke moeder niet. U kunt het niet doen om mijn kind, maar U kunt het wel doen om Uw Woord en Uw trouw. U kunt het wel doen om Uw verbond.
De HEERE gedenkt Zijn verbond tot in der eeuwigheid. Dat is het licht dat in de duisternis van deze tijd ons en onze kinderen omspoelt. Het is de hoop, die ons leven draagt en kracht geeft, die alle doemdenken stuk breekt en ons opstuwt naar de nieuwe dag. De dag van Gods heerlijkheid. De dag van Zijn Koninkrijk.
Is er dan niet alle reden om te zingen. Ons hart en ons oog hoeven niet vol te zijn van ons zelf, noch van de omstandigheden. Dat geeft geen lied. Ze mogen vol zijn van de trouw en de genade van God. Dan kan het niet anders, of heel ons bestaan wordt samengetrokken in de lof van de Naam. De goedertierenheden des Heeren zijn van eeuwigheid tot in der eeuwigheid.
Daarom, het is goed dat men de HEERE iove:
Hij maakte, Hij, die heerlijk is Zijn wond'ren en gedachtenis; Hij is barmhartig en genadig; Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs; En, Zijne grote Naam ten prijs, Gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1981
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's