Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Willem de Clercq

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willem de Clercq

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Dat was de naam van de man, die één van de merkwaardigste personen van het Reveil is geweest. Hij werd op 15 januari 1795 in Amsterdam geboren. Zijn ouders, Gerrit de Clercq en Maria de Vos, waren doopsgezind. Zoon Willem was bijzonder begaafd. Er zat, meenden vader en moeder de Clercq, wel een doopsgezind predikant in. Het liep even anders. Familieomstandigheden deden Willem niet belanden op het Seminarie, 'maar achter de lessenaar op het kantoor van het familiebedrijf de firma de Clercq, graanhandelaars in Amsterdam.

Maar voor de 15-jarige knaap was op dat kantoor niet de hele dag werk. Leergierig als hij was, benutte hij de vrije tijd voor de studie. In het bijzonder geschiedenis en vreemde talen hadden zijn belangstelling. Hij begint ook een dagbloek aan te leggen. Hij schrijft daarin niet alleen over zichzelf, maar ook over tijdgenoten. Men vindt er bijzonderheden in over Bilderdijk, Groen van Prinsterer en da Costa. Het daardoor voor historici een waardevolle bron geweest. Allard Pierson heeft uit deze bron geput, toen hij op onnavolgbare wijze de Clercq schetste. We leren de Clercq kennen als een gevoelig mens, een kinderlijk vrome man, aan wie tijden van zwaarmoedigheid niet vreemd waren.

Op 20 november 1813 werd hij gedoopt. Het geloof, dat hij toen bezat, beschrijft hij zelf als „bedaard en zedekundig". In die „verlichte" dagen van het rationalisme werd dit „geloof" algemeen aangehangen. De prediking van zonde en genade, van verzoening door het bloed van Christus werd nauwelijks meer gehoord. Goede zeden stonden in de preek hoog genoteerd. En als het over deugden ging, dan bedoelde men niet de deugden van God, maar van de mens! Innerlijk liet dit geloof in deugd en zedelijkheid de Clercq onbevredigd. Zijn hart verlangde iets anders. De „lauwheid van zijn godsdienstige begrippen" hinderde hem. Christendom moest toch, meende hij, meer zijn dan dit

rationele, waarvan ieder maken kon wat hij wilde. Zo schrijft hij in 1819: „Gaarne wilde ik positief christendom, Christus en Die gekruist zonder hardheid horen. Alles wat men nu zegt, is evenzeer natuurlijke godsdienst".

Het is de jonge dichter da Costa geweest, die in Gods hand het middel werd tot de bekering van de Clercq. De eerste ontmoeting tussen beide jongemannen was in 1820. Ze kwam tot stand in de woning van de dichter Antoni Hartsen te Amsterdam, ter gelegenheid van een dier. De Clercq improviseerde daar over „het Zuiden". Het maakte op da Costa een geweldige indruk. De gave van de improvisateie, die de Clercq bezat is zeldzaam. De, met deze gave begiftigde, kan over een onderwerp, dat hem onvoorziens wordt opgegeven, voor de vuist weg spreken. De Clercq deed dit meestal in dichtmaat. Hij beheerste daarbij op meesterlijke wijze de zinsvorm. Het is vooral deze gave van de improvisatie, die de Clercq beroemd heeft gemaakt. Zó zelfs, dat men hem noemde: „het wonder van zijn tijd, door al wat naam had in de republiek derietteren geroemd en bewierrookt."

Toen zijn meisje, Caroline Boissevain, met wie hij in 1816 is getrouwd, voor het eerst met deze bijzondere gave werd geconfronteerd, viel ze hem om de hals en zei: „Lieve Willem, doe dat nooit weer". Maar hij ging er mee door, ontwikkelde zijn talent en verwierf zich grote naam. Wie hem hoorde was hoogst verbaasd. Zelf legde hij een lijst aan van zijn dichterlijke prestaties. Het waren er ongeveer 600 over de meest uiteenlopende onderwerpen.

Hij moet wel zeer geleerd zijn geweest om te kunnen improviseren over: Maria Stuart en over de wijsbegeerte van Pyrrho, over Schiller en over Mohammed, over Karthago, over Byron, over Stoïcisme, over Erasmus, Luther, enz. enz. In 1822 hield de Clercq in een bijeenkomst van letterkundigen een improvisatie over het „Treurspel". Deze is zeer beroemd.

Een verhandeling over de invloed van de vreemde letterkunde op de Nederlandse, werd door het Koninklijk Nederlands Instituut met goud bekroond.

Zoals reeds gezegd, is het da Costa geweest, die hem de diepten van het Evangelie mocht ontsluiten. Met grote kracht verkondigde deze hem de verzoening door het kruis van Christus. Door het toepassende werk van de Heilige Geest, mocht de Clercq tot bekering komen. Toen ook begon het diepe en bewogen leven, waarvan het dagboek op ontroerende wijze gewag maakt.

Tussen de Clercq en da Costa ontstond een hartelijke vriendschap. Een vriendschap, die allereerst rustte op het fundament van het geloof in Christus, maar die ook werd bevorderd door hun geestdrift voor de poëzie.

Toen de Clercq 25 jaar was, omschreef da Costa hem met de volgende woorden: „een man in al de gloed der jeugd, merkwaardig in geheel zijn uitzien en voorkomen, maar bovenal door het tintelend zwart zijner geest-en levensvolle ogen, en in het geheel door iets karakteristiek zuidelijks en toch tegelijk oudhollands in de uitdrukking van gelaat en gestalte."

En Allard Pierson tekent de verschijning van de Clercq als volgt: „In een groep was de Clercq altijd licht te onderkennen, de hoed enigszins naar achteren, de beide armen op de rug, zodat de stok in de hand van achteren neerhing. Hij was noch groot, noch mager te noemen, maar evenmin volstrekt het tegendeel. Zijn kracht, zijn betovering, zijn aantrekkelijkheid... wie geeft mij hier een woord? ... lag in zijn ogen, zoals ik ze sedert nooit weer heb gezien. Men kan ze levendig, tintelend, geniaal noemen; ik voor mij noem ze liever deelnemend. Die ogen spraken van liefde voor alles en allen."

Men kan zeggen, dat met de bekering van de beide Portugese joden da Costa en Capadose het nederlandse Reveil is begonnen. Zeker... de godsdienstige opwekking, die toen in Zwitserland ontstond, heeft ook in ons land zijn invloed gehad. Toch was het Reveil in Nederland in zijn oorspronkelijk karakter nationaal. Willem Bilderdijk heeft er zijn stempel op gedrukt. Da Costa noemde dan ook Bilderdijk de vader van het Reveil. Deze merkwaardige man keerde zich hartstochtelijk en grimmig tegen het oppervlakkig rationalisme van zijn tijd. In het begin was dit de strijd van 'n eenzame. Maar in 1817 veranderde dit. Leidse studenten verzamelden zich toen om Bilderdijk en werden zijn toegewijde leerlingen. Tot deze kring behoorden ook da Costa en Capadose. De Clercq heeft niet zoveel omgang gehad met Bilderdijk. Een keer of vier heeft hij hem bezocht. Eén van die bezoeken beschrijft hij in zijn dagboek: „Een pruikje, sterk sprekende trekken, die met de rimpels ineensmelten, een pet op het hoofd, een pikante, doch geenszins meeslepende toon in zijn onderhoud. Zijn vrouw schonk thee, klein van postuur, eenvoudig gekleed, met weinig uitgewerkte trekken, voegt zij echter bij dit alles een zachte, zilverachtige stem, die haar geheel in haar volle waarde doet kennen. Voorts Lodewijk een zachtaardig jongetje, lispelend van spraak. Ik had genoeg te doen met rond te kijken en Bilderdijk mijn naam mede te delen, waarover hij philosopheerde. Aangenaam was het mij, de séance ditmaal spoedig afgelopen te zien".

Op 20 oktober 1822 werd da Costa met zijn vrouw en Capadose gedoopt. Bij die gelegenheid waren de Clercq, da Costa en Bilderdijk voor het laatst in hun leven samen, 's Avonds na de doopplechtigheid, waren zij bijeen in de woning van Bilderdijk. In zijn dagboek tekent de Clercq aan: „Wij spraken bij Bilderdijk over verschillende onderwerpen. Ik hing, om dus te spreken, aan zijn mond, daar hij over ieder onderwerp zo belangrijk, zo nieuw spreekt..."

Als op 23 december 1831 Bilderdijk wordt begraven, zijn de Clercq en Capadose daarbij aanwezig.

In 1823 gaf da Costa een geschrift uit onder de titel: „Bezwaren tegen de geest der eeuw". Uit dit geschrift blijkt duidelijk de invloed van Bilderdijks conservatisme op da Costa. Fel geeft da Costa af op Nederland, dat Bilderdijk niet waardeert. Nederlandse knieën bogen zich wel voor Byron's glans, voor Goethe's beeld, terwijl zij hadden moeten weten:

„Al waar van dichtkunst spraak mag zijn, Zo roemt niet volk'ren, want Bilderdijk is mijn."

Grote bewondering bracht het verschijnen van de „Bezwaren..." in het verlichte Nederland teweeg. /

Felle verontwaardiging brak tegen de rustverstoorder los! Ja... da Costa werd een uitgestotene! Groen van Prinsterer heeft er later over geschreven: „Wie aan da Costa de hand reikte, werd van samenspanning tegen verlichting en vrijheid verdacht. Dergelijke bijzonderheden kenmerken de toenmalige, thans voor velen ongelofelijke graad van antiphatie tegen ieder die bezwaren had tegen de geest der eeuw."

Tot de weinigen, die de moed hadden zich nog op de stoep van da Costa's woning te vertonen, behoorde Willem de Clercq.

(Wordt vervolgd.)

Bolnes/Ridderkerk. H. Hartman.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Willem de Clercq

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's